26 mrt 2001
Nummer 35 26 maart 2001
Kinderen met taalstoornissen hebben vaker gedragsproblemen
Niet rechtstreeks
Ontwijkend gedrag
Zelfbeeld
Ouders informeren
Curriculum vitae
Noot voor de pers
"De helft van de kinderen met een 'specifieke' taalstoornis heeft
gedragsproblemen", concludeert orthopedagoge drs. Francien Coster,
"De taalstoornis is verantwoordelijk voor het probleemgedrag,
terwijl onzekerheid van het kind zelf en van de ouders de kans op
gedragsproblemen verder vergroot." Het probleemgedrag uit zich niet
in de vorm van agressie, maar vooral in het terugtrekken uit, of
angstig reageren op contact met anderen. Bij kinderen zonder
taalstoornis hangt de aard van gedragsproblemen samen met het
temperament van het kind, maar hier speelt aldus Coster toch de
taalstoornis de hoofdrol. Zij promoveert op 4 april 2001 aan de
Rijksuniversiteit Groningen.
De promovendus inventariseerde de omvang en aard van de
gedragsproblematiek en ontwierp een model dat de relatie tussen
taalstoornissen en gedragsproblemen laat zien. Zowel factoren
vanuit het kind als vanuit de ouders zijn van invloed op die
relatie. Coster verrichtte haar onderzoek bij leerlingen in de
midden- en bovenbouw van scholen voor kinderen met spraak- en
taalstoornissen.
Niet rechtstreeks
Kinderen met een taalstoornis hebben zowel moeite met het onder
woorden brengen van hun gedachten in goede zinnen en als met het
begrijpen van gesproken taal. Het is nog onbekend waardoor
taalproblemen ontstaan. Bij een zogeheten 'specifieke taalstoornis'
is de taalstoornis van het kind een op zichzelf staand probleem:
het hangt niet samen met andere problemen zoals bijvoorbeeld
slechthorendheid of een ontwikkelingsachterstand. Coster: "Bij deze
groep konden we dus vaststellen dat de gedragsproblemen die zich
voordoen, samenhangen met de taalstoornis. Mijn model gaat er wel
vanuit dat de gedragsproblemen niet rechtstreeks volgen uit de
taalproblemen. De taalstoornis beïnvloedt het functioneren van het
kind en van de ouders. Hiervan kunnen gedragsproblemen het gevolg
zijn."
Ontwijkend gedrag
De helft van de kinderen in de midden- en bovenbouw van het
speciale onderwijs, vertoont volgens de ouders en de leerkrachten
problematisch gedrag. "Kenmerkend is dat de problemen die zij
noemen vooral internaliserend van aard zijn", zegt de promovendus,
"Dat wil zeggen dat de kinderen angstig zijn en ontwijkgedrag
vertonen. Onafhankelijk van hun karakter blijken kinderen met
taalstoornissen hun frustratie niet in externaliserend gedrag te
uiten, zoals bijvoorbeeld agressie, maar in ontwijkend gedrag.
Zelfbeeld
Vooral de mate waarin het kind zich sociaal geaccepteerd voelt,
blijkt bepalend te zijn voor de ernst van de gedragsproblemen. "We
vroegen de kinderen naar hun zelfbeeld", vertelt Coster, "Hoe
tevreden zijn ze met zichzelf op het terrein van sport, school,
uiterlijk, contact met anderen en hun gedrag. De kinderen bleken
geen lager zelfbeeld te hebben dan andere kinderen. Maar wel is er
een verband tussen de gedragsproblemen en de mate waarin zij zich
sociaal geaccepteerd voelden: hoe negatiever ze daarover zijn, hoe
meer gedragsproblemen ze hebben. De kinderen zijn zich ervan bewust
dat contact maken een probleem is als je niet goed kunt spreken.
Dat bewustzijn is er bij jongere kinderen, tot 7 jaar, nog niet, en
bij hen doen zich dan ook meestal nog geen gedragsproblemen voor."
Ouders informeren
De taalstoornis van het kind lijkt niet te leiden tot grote
opvoedingsproblemen bij de ouders. Coster: "Wat wel samenhangt met
gedragsproblemen is de mate waarin ouders zich onzeker voelen over
de opvoeding en psychische druk die binnen het gezin heerst als
gevolg van de problemen van het kind. Die onzekerheid kun je
ondervangen door de ouders goed te informeren over de taalstoornis.
Al met al weten we nu dat vooral de taalstoornis zelf voor
probleemgedrag zorgt en dat onzekerheid van het kind zelf en van de
ouders de kans op probleemgedrag verder vergroot. Het onderzoek dat
ik nu gedaan heb, moet een begin zijn voor een dieper onderzoek
naar de invloed van de omgeving op het probleemgedrag van kinderen
met taalstoornissen."
Curriculum vitae
Francien Coster (Hattem, 1968) studeerde orthopedagogiek aan de
Rijksuniversiteit Groningen. Ze verrichtte haar promotieonderzoek
binnen de onderzoekschool BCN (Behavioral and Cognitive
Neurosciences) en bij de afdeling KNO van het Academisch Ziekenhuis
Groningen, waaraan zij verbonden blijft als consulent voor kinderen
met spraak- en taalmoeilijkheden en als coördinator voor de
'cochleaire implantaties', waarmee sommige doven weer geluiden
kunnen waarnemen. Het promotieonderzoek is gefinancierd door de
Stichting Nationaal Fonds Het Gehandicapte Kind (STINAFO). Coster
promoveert tot doctor in de medische wetenschappen bij prof.dr.
S.M. Goorhuis-Brouwer, prof.dr. H. Nakken en prof.dr. F.W.J.
Albers. De titel van haar proefschrift luidt Behavioural problems
in children with specific language impairments. Uitgeverij
Stichting Kinderstudies Groningen, ISBN 90-71 000-89-3.
Noot voor de pers