Titel: Beantwoording Kamervragen voortgangsrapportage
De Voorzitter van de Tweede Kamer
Plein 2
2511 CR Den Haag
Datum
Uw brief (Kenmerk)
Ons kenmerk
3 april 2001
27 februari 2001
FM 2001-345 U
Onderwerp
Beantwoording Kamervragen voortgangsrapportage informatieverstrekking
Hierbij zend ik u de antwoorden op de kamervragen d.d. 27 februari j.l., die zijn gesteld naar aanleiding van de voortgangsrapportage Informatieverstrekking aan de consument van financiële diensten1.
Geconstateerd kan worden dat de aanvankelijke planning van de
implementatie van de beleidsinitiatieven vertraging heeft
opgelopen. Onduidelijk is hoeveel vertraging inmiddels is
opgelopen en waar deze vertraging aan te wijten is. Kan de
minister hierop een toelichting geven?
Zoals in de brief is aangegeven heeft de aanvankelijke planning van de
implementatie van de beleidsinitiatieven inderdaad vertraging
opgelopen ten opzichte van de planning zoals die medio 1999 werd
voorzien. In mijn brief aan uw Kamer van 6 december 2000 heb ik aan de
hand van het door de Raad van Financiële Toezichthouders (RFT)
opgestelde Tussentijds bericht, mijn oordeel gegeven omtrent de
vorderingen op niet-sectorspecifiek terrein. In die brief wees ik er
onder andere op dat de RFT in de eerste anderhalf jaar van zijn
bestaan heeft geïnvesteerd in de vormgeving van zijn organisatie en
procedures.
Ook aan het creëren van een samenwerkingsstructuur met de
representatieve organisaties van het financiële bedrijfsleven is tijd
besteed.
Voor 2001 wordt de volgende planning gehanteerd. Het
kernpuntendocument (kpd) wordt ingevoerd met ingang van 1 januari 2002
en heeft voor de RFT nu een zeer hoge prioriteit. De werkzaamheden met
betrekking tot de inhoud en vormgeving van het document en de
juridische implementatie ervan liggen op schema.
De RFT stuurt mij binnenkort een tussenrapportage. Op basis van dit
tussentijdse advies wordt een algemene maatregel van bestuur
voorbereid waarop het kpd kan worden gebaseerd. Voor deze algemene
maatregel van bestuur zal een voorhangprocedure worden gevolgd. Als
onderdeel hiervan worden de RIAV 1998 en de Regeling
informatieverstrekking WTN aangepast.
De algemene maatregel van bestuur vormt het kader waarbinnen de
kpd-verplichting wordt geconcretiseerd. De RFT zal mij over deze
concretisering ultimo juni 2001 adviseren, mede naar aanleiding van
het consumentenonderzoek dat tussentijds zal worden gedaan. Dit
onderzoek heeft tot doel om te bezien welk van de standaardmodellen
die de RFT heeft ontwikkeld voor consumenten de meeste duidelijkheid
biedt.
Op verzoek van de representatieve organisaties van de marktpartijen is
besloten ook de nieuwe voorschriften ten aanzien van reclame-uitingen
(de zgn. eenvoudige wijzigingen) per 1 januari 2002 in werking te
laten treden. Hierdoor wordt de administratieve belasting die de
implementatie van de beleidsinitiatieven voor de financiële
instellingen met zich brengt zo beperkt mogelijk gehouden. De
implementatie van de eenvoudige wijzigingen en van het
kernpuntendocument kunnen nu in één keer worden ingevoerd.
In welke mate is de capaciteit van de Raad van Financiële
Toezichthouders (RFT) vergroot? Gaat het hier om medewerkers van
de RFT zelf, of van de toezichthouders?
De RFT kent geen eigen organisatie en ook geen eigen medewerkers. In
het RFT-model zetten de toezichthouders, de Pensioen- en
Verzekeringskamer (PVK), De Nederlandsche Bank (DNB) en de Stichting
toezicht effectenverkeer (STE), hun eigen medewerkers in op diverse
RFT-projecten. De RFT heeft mij verzekerd dat de drie toezichthouders
de benodigde capaciteit inzetten, die nodig is om de implementatie van
het kernpuntendocument er 1 januari 2002 mogelijk te maken.
Loopt het gebruik door consumenten van de Toezichtslijn volgens
verwachting? Is het bestaan van deze Toezichtslijn voldoende
bekend bij de consument? Kan meer inzicht worden gegeven in de
opzet van de publiciteitscampagne?
De Toezichtslijn is in november voor het publiek geopend en wordt
sindsdien frequent geraadpleegd. De bekendheid van het publiek met de
Toezichtslijnen is nog niet optimaal aangezien een substantieel aantal
personen met vragen over toezicht nog de algemene telefoonnummers van
de toezichthouders benadert. Door verwijzing in reclame-uitingen van
instellingen onder toezicht naar de relevante Toezichtslijn
(implementatie eenvoudige wijzigingen) en tevens door herhaalde
publiciteitcampagnes van de RFT, zal de bekendheid sterk toenemen. De
publiciteitscampagne over Toezichtslijnen is erop gericht het publiek
te informeren en zich te laten realiseren dat men op het moment dat er
vragen rijzen, de link legt naar de Toezichtslijnen. Voor uw
informatie sluit ik een brochure bij die momenteel door de RFT wordt
verspreid.
Wat wordt de waarschuwende boodschap voor beleggen met geleend geld?
Over de tekst die het meest geschikt is om te worden voorgeschreven
vindt nog overleg plaats met de betrokken marktpartijen.
5. Waarom wordt een onderscheid gemaakt tussen beleggen met geleend
geld en beleggen met eigen geld? Deelt de minister de mening dat
de voorschriften met betrekking tot het waarschuwen voor de
risicos van beleggen met eigen geld eveneens aangescherpt dienen
te worden?
Bij beleggen met geleend geld bestaat het extra risico, dat aan het
einde van de beleggingsperiode een schuld resteert. Dit is uiteraard
niet het geval bij beleggingen met eigen geld.
Voor beleggingen geldt in zijn algemeenheid nu al dat in
reclame-uitingen de welbekende zin moet worden opgenomen: Rendementen
uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst.
6. Kan worden toegelicht wat wordt bedoeld met producten die bestaan
uit meerdere op elkaar inwerkende delen? Indien mogelijk graag
enkele voorbeelden.
Met het begrip meerdere op elkaar inwerkende delen wordt bedoeld een
product dat is opgebouwd uit meerdere (los verkrijgbare) delen. Een
voorbeeld hiervan is een levensverzekering met een
beleggingscomponent. Hier is sprake van de combinatie van een
beleggingsproduct en een verzekering. Beide delen werken op elkaar in.
Wanneer het rendement op het beleggingsdeel bijvoorbeeld tegenvalt
heeft dit directe gevolgen voor de uitbetaling van de verzekering.
7. Het doel is een kernpuntendocument in vergelijkbare en begrijpbare
termen. Waarom wordt het de aanbieders dan mogelijk slechts in
algemene bewoordingen het product toe te lichten? In welke mate
worden standaarden gesteld voor inhoud en presentatie van de
informatie die in het kernpuntendocument worden aangeboden ten
behoeve van de transparantie voor de consument?
Hier is sprake van een spanningsveld tussen de lengte en
begrijpelijkheid van het kernpuntendocument en de volledigheid ervan.
Het risico is groot dat de consument het kernpuntendocument niet leest
wanneer het kernpuntendocument te omvangrijk wordt. Uitgangspunt is
dat de onderlinge vergelijkbaarheid van de complexe financiële
producten cross-sectoraal wordt bevorderd. Een standaardisering van
inhoud en presentatie kan hier dienstig zijn. Zoals vermeld onder
vraag 1 adviseert de RFT in juni van dit jaar over de mate waarin
standaardisering praktisch uitvoerbaar is.
8. De crosssector consistentie is van zeer groot belang voor de
vergelijkbaarheid bij financiële diensten. De kostenopbouw van
verschillende aanbieders is echter dermate ingewikkeld en
intransparant dat een deugdelijke vergelijking onmogelijk is. Hoe
wordt daar in het licht van het kernpuntendocument mee omgegaan?
Algemene lijn is dat bij de kostenweergave alle kosten moeten worden
vermeld. In hoeverre alle verschillende kostensoorten apart moeten
worden vermeld, beraadt de RFT zich nog. Ook hier geldt dat een
spanningsveld bestaat tussen de lengte en begrijpelijkheid van het
kernpuntendocument en de volledigheid ervan. De wijze waarop kosten
het beste kunnen worden weergegeven, maakt ook onderdeel uit van het
onder vraag 1 genoemde consumentenonderzoek.
In hoeverre bestaat de mogelijkheid om het kernpuntendocument bij te
stellen indien blijkt dat deze in de praktijk niet aan de
doelstellingen voldoet? Op welke punten zal het kernpuntendocument
worden geëvalueerd?
Voor de juridische vormgeving van de kpd-verplichting wordt een
structuur gekozen die het mogelijk maakt om snel te reageren op
signalen dat het kernpuntendocument niet naar behoren functioneert.
Indien dergelijke signalen zich voordoen kan, door middel van het
wijzigen van de regels die door de toezichthouder moeten worden
opgesteld, voortvarend worden opgetreden.
Daarnaast zal meer systematisch twee jaar na de invoering van het
kernpuntendocument worden bezien in hoeverre de dan ontwikkelde vorm
goed functioneert en of er zich problemen voordoen voor wat betreft de
lengte, volledigheid, begrijpelijkheid, vergelijkbaarheid en
betrouwbaarheid. Bijstellingen kunnen daarna worden doorgevoerd.
In de brief van de minister wordt omschreven wanneer een
verplichting tot een kernpuntendocument ontstaat. Deze formulering
geeft ruimte tot interpretatieverschillen. Kan dit worden vermeden
door het verplicht stellen van een kernpuntendocument voor alle
financiële producten?
Het is expliciet de bedoeling om het kernpuntendocument alleen dan ter
beschikking te stellen wanneer dit de consument extra inzicht en
informatie verschaft die hem in staat stelt om producten aan te
schaffen die aansluiten op zijn behoeften. De toegevoegde waarde van
het ter beschikking stellen van een kernpuntendocument neemt dan ook
af naarmate het product minder complex is. Bij aanschaf van een
relatief eenvoudig product (bijvoorbeeld een reisverzekering), biedt
een kernpuntendocument weinig extra inzicht en informatie. Het ter
beschikking stellen van het kernpuntendocument brengt in een dergelijk
geval wel administratieve lasten met zich voor de aanbieders van de
producten. Derhalve wordt gezocht naar een formulering die een goede
balans oplevert tussen de administratieve lasten van de aanbieders en
de informatievoorziening aan de consument, zodat voor alle producten
waarvoor de balans op een meerwaarde voor een kernpuntendocument
duidt, ook daadwerkelijk een kpd-plicht zal gelden. In dat verband
bestaat voorts het voornemen om aan de toezichthouders de bevoegdheid
te verlenen om de algemene definitie verder te preciseren.
Bij de evaluatie van het kernpuntendocument, twee jaar na de
invoering, zal ook aandacht worden besteed aan dit aspect.
Welke aanbieders van financiële diensten zijn er die niet onder
toezicht staan?
De passage over aanbieders die niet onder toezicht staan heeft in de
eerste plaats betrekking op aanbieders van contracten voor individueel
vermogensbeheer waarbij de gelden niet worden belegd in effecten. Deze
contracten vallen niet onder de Wet toezicht beleggingsinstellingen
omdat geen sprake is van collectief beleggen, en niet onder de Wet
toezicht effectenverkeer 1995, omdat niet belegd wordt in effecten.
Het betreft bijvoorbeeld contracten waarbij belegd wordt in zaken als
teakhout, diamanten en struisvogels.
Voorts geldt dat bepaalde verstrekkers van hypothecair krediet niet
onder toezicht staan. Het gaat hierbij om hypotheekverstrekking door
instellingen die, in tegenstelling tot kredietinstellingen, niet onder
de werking van de Wet toezicht kredietwezen 1992 vallen aangezien ze
geen gelden van het publiek aantrekken. Dit zijn onder meer
financieringsmaatschappijen.
Als niet onder toezicht staande aanbieders gebonden worden aan
reclamevoorschriften ligt het dan niet voor de hand hen ook onder
toezicht te stellen?
Eén van de conclusies van de Nota Informatieverstrekking aan de
consument van financiële diensten is dat de consument geïnformeerd
dient te worden over de vraag of en bij wie een instelling onder
toezicht staat. Dit is ook van belang als de betrokken aanbieder niet
onder toezicht staat. De hier bedoelde reclamevoorschriften hebben tot
doel de informatiepositie van de consument voorafgaand aan de aanschaf
van een product te verbeteren. De vraag of er aanleiding is naast deze
reclamevoorschriften verder gaande toezichtsregels vast te stellen
voor aanbieders van contracten voor individueel vermogensbeheer anders
dan in effecten, dient op eigen merites te worden bezien. Het in de
brief van 5 januari jl. vermelde onderzoek van het Onderzoekcentrum
Onderneming en Recht kan hiervoor mede als basis dienen. Voor
hypotheekverstrekking zal in de Wet op het consumentenkrediet een
basis worden gecreëerd om voor alle instellingen die hypothecaire
leningen verstrekken informatieregels te kunnen stellen. Deze
wettelijke basis zal onder meer worden gebruikt voor de invoering van
het kernpuntendocument voor (complexe) vormen van hypotheken. Beoogd
wordt om het wetsvoorstel hiertoe op korte termijn voor advies bij de
Raad van State in te dienen.
Wanneer zal het gebruik van de kernpuntendocumenten geïmplementeerd
zijn?
De implementatie van het kernpuntendocument vindt per 1 januari 2002
plaats.
Wanneer vindt het overleg plaats tussen Raad van Financiële
Toezichthouders (RFT) en het Ministerie van Financiën hoe op een
uniforme en eenvoudige wijze inzicht dient te worden geboden in
het risico, het rendement en de kosten van een financieel product?
Kan de minister de Tweede Kamer op de hoogte houden van de
resultaten van dit overleg?
De Commissie Consumentenzaken van de RFT heeft onder andere een Task
Force Rendement en Kosten en een Task Force Risico-indicator
ingesteld. Het Ministerie van Financiën neemt als waarnemer aan deze
Taskforces deel. Binnen deze Task Forces zijn verschillende
standaardmodellen voor het kernpuntendocument ontwikkeld die zullen
worden onderworpen aan een consumententoets. De uitkomsten van het
onderzoek worden vervolgens meegenomen in het advies dat de RFT in
juni aan mij zal uitbrengen. Ik zal de Kamer vervolgens informeren
over de uitkomsten van het advies.
Wat betreft de inventarisatie en analyse van de financiële sector
bestaande klachten- en geschillenregelingen zou begin 2001 advies
worden uitgebracht aan de minister van Financiën. Is dit advies
inmiddels uitgebracht? Zo ja, hoe luidt dit advies? Zo neen,
wanneer zal dit advies worden uitgebracht?
Het advies aangaande de inventarisatie en analyse van klachtregelingen
in de financiële sector is nog niet uitgebracht. De RFT verwacht
ultimo juni 2001 een eerste advies uit te kunnnen brengen over dit
onderwerp.
Wordt de Consumentenbond betrokken bij het ontwerpen van het
kernpuntendocument? Zo neen, waarom niet?
De Consumentenbond wordt vanwege de belangrijke rol op het gebied van
consumentenvoorlichting betrokken bij de ontwikkeling van het
kernpuntendocument. Ook is met de Consumentenbond overlegd over het
onderwerp rendement en kosten. De RFT heeft aangegeven dat de
Consumentenbond ook in het kader van het consumentenonderzoek wordt
geconsulteerd.
Zijn er uitkomsten bekend van het overleg met representatieve
organisaties en de Consumentenbond? Zo ja, wat zijn de reacties
vanuit het veld? Zo neen, wanneer vindt dit overleg plaats?
In het najaar van 2000 zijn van het Verbond van Verzekeraars, de Nederlandse Vereniging van Banken, instellingen uit het Technisch Overleg met Beleggingsinstellingen, de Vereniging van Commissionairs in Effecten en de Vereniging van Vermogensbeheerders schriftelijke reacties ontvangen op een aantal conceptnotities in verband met het kernpuntendocument. De reacties zijn over het algemeen positief. Wel maken enkele organisaties opmerkingen over de hoeveelheid verplichte informatie die bij sommige financiële producten aan consumenten ter beschikking zal moeten worden gesteld, de gelijke behandeling van aanbieders van buiten Nederland en ook over de effectiviteit van het kernpuntendocument zelf. Door een aantal organisaties is aangedrongen op onderzoek via een lezerspanel. Deze suggestie is door de RFT overgenomen. Dit onderzoek wordt in april 2001 gestart.
In april 2001 begint een tweede consultatie bij de hierboven genoemde
organisaties. De planning voorziet in het toesturen van een nieuw
concept voor het kernpuntendocument in april en de resultaten van het
lezerspanel in mei van dit jaar. De consultatie van de organisaties
zal eind mei moeten zijn afgerond. De organisaties zijn van deze
planning op de hoogte gebracht.
Nog bekeken wordt in hoeverre er sprake kan zijn van zelfregulering.
Worden daarbij alleen onderdelen van de inhoud door zelfregulering
bepaald of heeft dit ook betrekking op de hoofdlijnen? Om welke
onderdelen gaat het in dit geval?
In hoeverre sprake kan zijn van zelfregulering wordt inderdaad nog
bekeken. De nadere invulling van de kpd-verplichting zal met name
plaatsvinden door regelgeving die door de toezichthouder wordt
opgesteld. Of het wenselijk is om in aanvulling daarop onderdelen van
deze nadere invulling over te laten aan zelfregulering, wordt door de
RFT overwogen. Voorstellen tot zelfregulering zullen vervolgens worden
getoetst aan de uitgangspunten van het kernpuntendocument (het
bevorderen van het begrip van de consument en de onderlinge
vergelijkbaarheid van producten).
Volgens de rapportage liggen er een aantal knelpunten ten aanzien
van de flexibiliteit. Welke problemen liggen ten grondslag aan de
mate waarin de consument in staat is van aanbieder te wisselen op
de financiële markten? Kan een nadere uiteenzetting worden gegeven
op welke wijze het kernpuntendocument hierbij uitkomsten biedt?
Belemmeringen in de mogelijkheden voor de consument om van aanbieder te wisselen liggen voor een deel in de onbekendheid met de mogelijkheden om een overeenkomst op te zeggen en de daaraan verbonden consequenties. Het kernpuntendocument zal expliciet voorzien in de verplichting om over dit onderwerp de consument heldere informatie te bieden. Van deze informatie kan worden verwacht dat het de mogelijkheden om van aanbieder te veranderen vergroot. Toetsing van het kernpuntendocument vindt achteraf plaats. Welke instantie is verantwoordelijk voor het toezicht of de geleverde informatie juist is? Welk instrument staat deze instantie ter beschikking indien hier geen sprake van is?
De financiële instellingen zijn zelf verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van door hen verstrekte informatie. PVK, DNB, en de STE zien toe op de naleving van de wettelijke regels daaromtrent. De RFT heeft hierbij een coördinerende rol. Het standaard toezichtinstrumentarium, met boetes-dwangsommen, aanwijzingen etc., kan bij dit toezicht door de toezichthouders worden ingezet.
Niet alleen het toezicht, waarbij overigens ook de informatie verkregen via klachten en vragen via de Toezichtslijnen betrokken zal worden, zal een correctie-mechanisme zijn om te voorkomen dat onjuiste informatie wordt verstrekt of om te bewerkstelligen dat deze wordt gecorrigeerd. Daarnaast kan de consument zich altijd wenden tot de geschillencommissies/ombudsmannen en de civiele rechter. Aanbieders van financiële producten moeten zelf bepalen of een product op basis van de richtlijnen binnen de productomschrijving valt en dus een kernpuntendocument noodzakelijk is. Werkt dit geen creativiteit in de hand bij de productontwikkeling?
Zie ook het antwoord op vraag 10. Van belang is dat een goede
omschrijving wordt gegeven van het type product dat binnen de
kpd-plicht moeten komen te vallen. Er wordt gedacht aan een algemene
definitie met de mogelijkheid om in door de toezichthouder vast te
stellen regels specifieke productsoorten aan te wijzen. Hierdoor
ontstaat een flexibel en slagvaardig systeem, waarbij het door u
genoemde risico zo goed mogelijk kan worden ondervangen.
Wordt bij het streven naar een uniform wettelijk kader overwogen de
informatieverplichtingen onder te brengen in een nieuwe wet?
Wanneer wordt naar verwachting de Tweede Kamer ingelicht over de
uitkomsten van het onderzoek naar een geïntegreerd wettelijk kader
voor informatieverplichtingen aan consumenten van financiële
diensten?
Bij de juridische vormgeving van de voorschriften ten aanzien van
reclame-uitingen en het kernpuntendocument is het beeld bevestigd dat
de bestaande wettelijke systematiek kan worden verbeterd. De huidige
wettelijke systematiek is sectoraal geordend, terwijl de financiële
markten - zowel de instellingen als de producten - zich steeds minder
goed langs deze sectorale lijnen laten indelen. Derhalve zal worden
nagegaan of er alternatieven zijn die het cross sectoraal
implementeren van informatieverplichtingen voor producten kunnen
vereenvoudigen.
Overigens is in dat verband een aanpassing van artikel 85a van de Wet
toezicht kredietwezen 1992 en artikel 26 van de Wet op het
consumentenkrediet wenselijk, teneinde deze bepalingen te stroomlijnen
met de vergelijkbare bepalingen in de andere toezichtswetten. Het
wetsvoorstel waarmee deze stroomlijning kan worden gerealiseerd, zal
binnenkort voor advies bij de Raad van State worden ingediend.
Na afronding van de juridische vormgeving van het kernpuntendocument,
in de zomer van 2001, zal een volledig overzicht bestaan van de
knelpunten die de huidige wettelijke systematiek met zich brengt. Deze
knelpunten dienen vervolgens als input voor een onderzoek naar de
mogelijkheden om voor de informatieverplichtingen een uniform
wettelijk kader te creëren. Een mogelijke uitkomst hiervan kan zijn
dat er voor de informatieverplichtingen een afzonderlijke wet wordt
opgesteld. Naar verwachting zal het onderzoek eind 2001 worden
afgerond. De Tweede Kamer zal dan over de uitkomsten hiervan worden
geïnformeerd.
Deelt de minister de mening dat de aanpassingen van de RIAV 1998 ook
moeten worden doorgevoerd met betrekking tot
uitvaartnaturaverzekeraars, aangezien ook hier sprake is van
langlopende financiële verplichtingen die worden aangegaan?
Zoals aangegeven in de brief van 5 januari 2001 wordt bezien of, en zo
ja in welke mate, de in de RIAV 1998 aan te brengen wijzigingen
eveneens zullen worden aangebracht in de Regeling
informatieverstrekking WTN. Voor wat betreft de voorgenomen
wijzigingen in de RIAV 1998 die voortvloeien uit de evaluatie van die
regeling, lijken er op dit moment geen argumenten voorhanden om
overeenkomende wijzigingen in de Regeling informatieverstrekking WTN
niet aan te brengen. Een definitief standpunt is daarover echter nog
niet bepaald.
Op welke wijze is de relatie tussen verzekeraars en tussenpersonen
vormgegeven? Kan duidelijkheid worden verschaft over de
(financiële) participatie door verzekeraars in tussenpersonen? Hoe
wordt de onafhankelijkheid van tussenpersonen gewaarborgd? Welke
verzekeraars zijn zogenaamde direct writers?
27. Wanneer kan de Tweede Kamer de beleidsanalyse ten aanzien van de
bemiddeling in financiële diensten verwachten?
De relatie tussen verzekeraar en tussenpersoon kan op velerlei wijze
zijn vormgegeven en of daarbij sprake is van onafhankelijkheid is niet
eenduidig te beantwoorden. Tussenpersoon en verzekeraar kunnen
gebonden zijn via onder meer het provisiestelsel,
productie-overeenkomsten, serviceovereenkomsten en aandelenbezit of
andersoortige financiële ondersteuning door een verzekeraar. In de
huidige situatie is transparantie over de relatie tussen verzekeraar
en tussenpersoon vrijwillig. Vooralsnog zijn er om die reden voor de
verzekeringssector als geheel geen cijfers beschikbaar over
participatie van verzekeraars in tussenpersonen.
Distributie van verzekeringen via het intermediair vindt derhalve door middel van verschillende methoden plaats, waarbij het intermediair niet zonder meer ongebonden is. In algemene zin kan niet worden gesteld dat de ene methode beter zou zijn dan de andere; het is aan de consument om een keuze te maken tussen de verschillende distributiemethoden en verschillende typen aanbieders. Er bestaat dan ook geen wet- en regelgeving die ongebondenheid tracht te waarborgen. Van belang is wel dat de consument afhankelijk van zijn wensen over de inhoud van de dienstverlening, een weloverwogen keuze kan maken tussen de verschillende distributiemethoden. Hiervoor is transparantie belangrijk over de inhoud van de dienstverlening in samenhang met transparantie over de relatie met een verzekeraar. In de beleidsanalyse van de bemiddeling in financiële diensten zullen beleidsvoornemens worden geformuleerd, die bijdragen aan een verbeterde transparantie. Ook de conceptrichtlijn van de EU inzake verzekeringsbemiddeling bevat dergelijke bepalingen.
Het begrip direct writer is niet eenduidig te beschrijven. In praktijk
wordt veelal een onderscheid gemaakt tussen intermediairverzekeraars,
loondienstverzekeraars en direct writers, met als kanttekening dat
verschillende verzekeraars deel kunnen uitmaken van één financiële
groep. Het Verbond van Verzekeraars heeft een lijst met direct writers
opgesteld. Op deze lijst worden onder meer genoemd: Centraal Beheer
Schadeverzekering NV, DELA Natura Uitvaartverzekeringen NV, Univé
Schade b.a., OHRA ziektekostenverzekeringen NV en Axent/Aegon Leven
NV.
De komende maanden zal ik diverse partijen nader consulteren. Voorts
ben ik, mede gegeven de mogelijke reikwijdte van de beleidsanalyse,
voornemens advies aan de Sociaal Economische Raad te vragen. Bij
aanvang van het consultatieproces, naar verwachting in dit voorjaar,
zal ik het consultatiedocument ook aan de Tweede Kamer sturen.
Beleidsvoornemens volgen naar verwachting dit najaar, afhankelijk van
de duur van het consultatieproces.
25. Worden de resultaten van de stroomlijning van de klachten- en
geschillencomissies ter bespreking aan de Tweede Kamer voorgelegd? Kan
een nadere toelichting worden gegeven op de best practices bij de best
werkende klachten- en geschillencommissie?
De resultaten zullen, tegen de tijd dat ze bekend zijn, worden
voorgelegd aan de Tweede Kamer. Ik heb van de RFT nog geen rapportage
over dit onderwerp ontvangen, zoals reeds aangegeven bij het antwoord
op vraag 15.
26. Wanneer kan de Tweede Kamer de beleidsnota over het
betalingsverkeer verwachten?
De beleidsnota betalingsverkeer zal medio dit jaar aan de TK worden
aangeboden. Conform hetgeen eerder is gemeld wordt in de nota op
verschillende facetten van de Nederlandse betaalmarkt ingegaan zoals
het functioneren van de betaalmarkt en de mogelijke consequenties in
de beleids- en toezichtssfeer.
28. Wat is de stand van zaken ten aanzien van de vergroting van de
handhavingscapaciteit voor de Wet op het Consumentenkrediet (WCK)?
De ECD heeft, sinds de inwerkingtreding op 1 februari 2001 van het
wetsvoorstel 26 9712 inzake de toepasselijkheid Besluit
kredietaanbiedingen op krediettransacties boven de vijftigduizend
gulden actievere controle uitgeoefend ten aanzien van advertenties
over consumentenkrediet. Inmiddels zijn 30 processen-verbaal opgemaakt
en heeft de ECD nog verscheidene gevallen in onderzoek. Voor zover
overtreding van de Wck plaatsvindt door kredietaanbieders in bezit van
een Wck vergunning, vindt sanctionering plaats op administratieve
wijze door mijn ambtgenote van Economische Zaken. Naar verwachting zal
per 1 mei 2001 deze taak aan de Minister van Financiën worden
overgedragen, die deze vervolgens aan DNB zal mandateren. Over het
voornemen om DNB te belasten met het toezicht op het
consumentenkrediet werd u bij brief van 17 juli 20003 geïnformeerd.
Met deze overgang naar DNB is een intensivering van het toezicht
beoogd.
De Minister van Financiën,