Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

http://www.minvrom.nl

MIN VROM: Rapport keuze architectenbureau Rijksmuseum (1)

Rapport keuze architectenbureau renovatie Rijksmuseum

Inleiding
Op grond van de huidige regelgeving is de Rijksbouwmeester gehouden voor het project 'Het Nieuwe Rijksmuseum' een architect te kiezen door middel van een Europese aanbestedingsprocedure. Vanwege het specifieke monumentale karakter van het gebouw is gekozen voor de benoeming van twee architecten: een hoofdarchitect die een totaalvisie ontwikkelt voor het complex en de nieuwe interventies vorm geeft, en een restauratiearchitect die zich zal bezig houden met de specifieke restauratieaspecten. De restauratiearchitect werkt onder verantwoordelijkheid van de hoofdarchitect. De selectie van beide architecten vindt achtereenvolgens plaats; eerst wordt een hoofdarchitect gekozen en vervolgens een restauratiearchitect. Aangezien beide architecten nauw zullen moeten samenwerken is een goede relatie een voorwaarde. Om die reden wordt de gekozen hoofdarchitect toegevoegd aan de beoordelingscommissie bij de keuze van de restauratiearchitect.
Voor de gunningsfase zijn zeven architecten uitgenodigd om een visie te geven op het Nieuwe Rijksmuseum. Daarnaast zijn vijf restauratiearchitecten uitgenodigd, waarvan twee hebben aangegeven gezamenlijk een presentatie te zullen geven.

Er is een Beoordelingscommissie samengesteld welke bestaat uit: Prof. ir. Jo Coenen, Rijksbouwmeester, voorzitter Prof. drs. Ronald de Leeuw, hoofddirecteur Rijksmuseum Prof. A.A.L.M. (Fons) Asselbergs, namens de Staatssecretaris van Cultuur
Mr. Schelto Patijn, oud-burgemeester van Amsterdam Max van Rooy, publicist
Secretariële ondersteuning werd verzorgd door ir. Rob Apell van het Bureau Rijksbouwmeester.
De Beoordelingscommissie wordt geadviseerd door een Technische Commissie onder voorzitterschap van ir. Peter van Hulten van de Directie Ontwerp en Techniek van de Rijksgebouwendienst.

De presentaties van de hoofdarchitecten zijn vastgesteld op 21 maart 2001, die van de restauratiearchitecten op 12 april 2001. De presentaties worden gehouden in het Atelier van de Rijksbouwmeester in Den Haag. Daar was ook het ingezonden materiaal zoals tekeningen en maquettes opgeslagen. Dit kon uitsluitend geraadpleegd worden door leden van de beoordelingscommissie, de Technische Commissie en andere direct betrokkenen van OCW, RMA en RGD.
Voor alle architecten, dus hoofdarchitecten en de restauratiearchitecten, zijn twee briefings gehouden, op 12 december 2000 en op 16 januari 2001. Tijdens deze briefings, die beide door alle architecten werden bijgewoond, werd een nadere toelichting op het project gegeven en konden de architecten vragen stellen en het gebouw bekijken. Tevens is er naast het basispakket extra informatiemateriaal verstrekt.
Ten behoeve van een gefundeerde keuze van een hoofdarchitect is een meervoudige studieopdracht georganiseerd. Het studiegebied omvat het complex Rijksmuseum en omringende tuinen, bestaande uit het hoofdgebouw, de Zuidvleugel, de Villa, de Teekenschool, het recentelijk toegevoegde ondergrondse depot-complex en het Veiligheidsinstituut. Dit laatste onderdeel bevat het nieuwe 'werkgebouw' waarin kantoorfuncties, restauratieateliers voor het Rijksmuseum en ateliers voor het Instituut Collectie Nederland (ICN) zullen worden gehuisvest. Aan de architecten is gevraagd een visie op deze gebouwen in hun onderlinge samenhang en de omgeving te geven tegen de achtergrond van het totale project Het Nieuwe Rijksmuseum.

Opdracht aan de architecten
De hoofdarchitecten hebben in de opdrachtbrief de volgende uitgangspunten voor het project meegekregen:

1. het herstellen van de ruimtelijke structuur van het museum naar het concept van Cuypers met tegelijkertijd een eigentijdse uitstraling.

2. het verbeteren van de toegankelijkheid van en het verhelderen van de verkeersstructuur in het gebouw alsmede een heldere plaatsing van functies in het gebouw.

3. het terugbrengen van de oorspronkelijke interieurafwerking voor zo ver wenselijk in relatie tot de publieke functies.
4. het ontwikkelen van een visie op de tuin en op de verankering van het complex in de omgeving.
De architecten is gevraagd op deze uitgangspunten hun visie te geven. De vraagstelling daarbij is in de opdrachtbrief als volgt geformuleerd:
In het kader van de meervoudige studie-opdracht wordt gevraagd een visie te ontwikkelen voor de aanpak van het Rijksmuseum met inachtneming van de bovengenoemde uitgangspunten. In de visie dient een nadere interpretatie gegeven te worden van het uitgangspunt 'terug naar Cuypers', wat in feite vertaald dient te worden met 'Verder met Cuypers', de omgang met nieuwe functies in het bestaande gebouw (de relatie oud vs. nieuw) en het klimaatbeheer. Daarnaast zal gevraagd worden voor enkele onderdelen een ontwerpvisie te leveren. Deze onderdelen zijn:
De samenhang tussen de onderdoorgang en de binnenplaatsen als nieuw entreegebied waaronder de verkeersstromen van voetgangers en fietsen; de verbinding tussen hoofdgebouw en Zuidvleugel; het auditorium en educatieve ruimten, en een 'typische' museumzaal met enkele architectonische détails. Gevraagd zal worden van het entreegebied een schetsmaquette te maken schaal 1 : 200.

Van de architecten worden creatieve oplossingen verwacht voor het omgaan met de gemengde functies van het gebouw. De te presenteren visies hebben tot doel tot een selectie te komen en zullen niet automatisch de grondslag vormen voor de definitieve planvorming.

De visie kan met verschillende visuele middelen worden gepresenteerd: tekeningen, ruimtelijke studies en/of computersimulaties.

Naast een presentatie van de visie op het Rijksmuseum wordt ook een presentatie van het architectenbureau gevraagd, waarin aangegeven wordt wat het bureau op het gebied van vergelijkbare opdrachten heeft gedaan.
De visie-presentatie zal worden beoordeeld door een beoordelingscommissie onder voorzitterschap van de Rijksbouwmeester. Beoordeeld zal worden op basis van de volgende eisen en aandachtspunten:
n Respect voor het Cuypersconcept en de mate van terug brengen van de oorspronkelijke structuur;
n Originaliteit m.b.t. de gekozen oplossingen, eigentijdse uitstraling
n Architectonische kwaliteit
n De inpassing binnen de randvoorwaarden gesteld door het beleid van het RMA
n Afwerkingskwaliteit
n Visie op materiaalgebruik en energiegebruik
n Inpassing in de stad
n De omgang met financiële risico.s binnen een taakstellend budget.

Werkwijze van de commissie
Op 21 maart hebben de zeven genodigde architecten hun visie gepresenteerd ten overstaan van de Rijksbouwmeester, de leden van de Beoordelingscommissie en andere betrokkenen. Aansluitend heeft de Beoordelingscommissie een eerste evaluatie gedaan. Op 28 maart heeft een tweede vergadering plaatsgevonden, waarbij in twee stappen tot een keuze van een architect is gekomen. De beoordelingscommissie is daarbij geadviseerd door de Technische Commissie, die de inzendingen heeft getoetst aan enkele technische en programmatische aspecten. Nadrukkelijk zij hierbij nog vermeld dat geen technisch uitgewerkte plannen zijn gevraagd. Dat sommige architecten dat wel gedaan hebben doet daar niets aan af. De visie-presentatie is bedoeld om een architect te kiezen op grond van zijn visie op de opgave. Uitgewerkte ideeën zijn slechts opgevat als ondersteuning van de visie, met uitzondering van de gevraagde ontwerp-visies.

De commissie heeft de inzendingen getoetst aan de gestelde vragen in de opdrachtbrief. Zij heeft kennis genomen van de bevindingen van de Technische Commissie, en is in een reeks van drie sessies tot haar oordeel gekomen.

Bij de eerste sessie van de commissie op 21 maart is getracht tot een eerste schifting te komen. In deze ronde zijn drie architecten afgevallen.
De tweede sessie, het eerste deel van de vergadering van 18 maart, bestond uit het nogmaals doornemen van de inzendingen en een toelichting door de voorzitter van de Technische Commissie. De derde sessie -het tweede deel- was een besloten beraad, waarbij uit de vier overgebleven kandidaten een keuze van de voor te dragen architect is gemaakt.

Algemene bevindingen
Zoals zo vaak blijkt ook bij dit project dat ontwerpen gelijk is aan onderzoeken. De waardering voor het bouw van Cuypers is algemeen, maar kent verschillende gradaties. De een bestempelt het als mooi en knap, de ander als intelligent en uitmuntend. Uit hun onderzoek blijkt een eenduidige waardering voor de oorspronkelijke gebouwtypologie. De onderdoorgang wordt hogelijk gewaardeerd als een zeldzaam stedelijk element, dat uniek genoemd mag worden. Een rode draad bij de getoonde visies is de voorgestelde verbinding tussen de oostelijke en de westelijke binnenhoven middels een ondergrondse verbinding en de te benoemen ruimtelijke relatie van de nieuwe binnenhoven met de omringende zalen. Dit thema is door vijf van de zeven architecten in verschillende varianten uitgewerkt. Maar ook de anderen zoeken een groot deel van de oplossingen onder het maaiveld. De meeste architecten zien de onderdoorgang als de natuurlijke locatie voor de ingang van het gebouw.
Alle architecten handhaven de onderdoorgang als route voor fietsers, in de meeste gevallen in combinatie met de entreefunctie voor voetgangers. De Beoordelingscommissie stelt vragen bij de veiligheid in de onderdoorgang als deze het centrale entreegebied zou worden en honderdduizenden bezoekers hier te voet het museum zullen binnen gaan. Zij vraagt zich in dit verband af of het handhaven van de fietsroute onder het museum haalbaar is en of deze niet via de tuin van het museum zou moeten worden omgeleid. Dit te meer daar aan de zuidzijde van het Rijksmuseum geen doorgaande fietsverbinding meer is. De inzendingen zijn zonder uitzondering van een hoog niveau en beantwoorden, elk op hun eigen wijze, aan de gestelde vragen in de opdracht. Er zijn fraaie maquettes geleverd die een goed inzicht geven in de voorgestelde visies.
Een aantal architecten heeft de tuin aan de kant van de Stadhouderskade opgeofferd ten gunste van een stedelijk plein, een tweetal zelfs ten gunste van een entree aldaar onder maaiveld.

Bevindingen van de Technische Commissie
De Technische Commissie heeft de visies beoordeeld op een aantal programmatische en technische aspecten, bijvoorbeeld ten aanzien van het ondergrondse bouwen. Nadrukkelijk dient opgemerkt te worden dat de architecten nog niet gevraagd werd uitgewerkte technische plannen aan te leveren (zie opdracht, pag. 2), zodat de commissie naar eigen inzichten heeft geadviseerd aan de hand van de geleverde tekeningen en de maquettes. Daarom is bij eventuele kritische punten bezien in hoeverre aanpassing mogelijk is zonder de crux van het concept aan te tasten.

Uit de analyse van de Technische Commissie blijkt, hetgeen tevoren in de briefing reeds meegedeeld was, dat in alle visies op één na het museum te klein is om de collectie in haar huidige omvang geheel te kunnen tonen. De verschillende oppervlakten en wandlengten liggen, op één uitzondering na, bij alle plannen onder het gevraagde museale oppervlak. De verschillen zijn zodanig gering dat ze niet als onderscheidend zijn gehanteerd.
Dit verschil ontstaat onder andere doordat de binnenhoven worden leeg gehaald en de publieksruimten worden opgewaardeerd. Het Rijksmuseum stelt echter de kwaliteit van de ruimten, met name de lichtinval, boven de kwantiteit van de te realiseren oppervlakken.

De visies van de architecten
Hieronder volgen de beschrijvingen van de gepresenteerde visies (in volgorde van presenteren) in een korte karakteristiek met daar aan toegevoegd de opmerkingen van de beoordelingscommissie, waarin de kanttekeningen van de technische commissie zijn verwerkt:


1. Cruz & Ortiz, Sevilla, Spanje
Dit Bureau analyseert de dubbelrol van de typologie: gebouw én poort. In hun analyse wijzen zij op de oorspronkelijke situering, waarbij de middenpijler van de zuidelijke poort het snijpunt was van drie assen in de vorm van een 'patte d.oie'. Allereerst werd deze met de bouw van de Zuidvleugel verstoord, en recentelijk door de aanleg van het nieuwe Museumplein omdat nu ook de middenas is vervaagd. Tenslotte concluderen zij dat de hoofdverdieping in de bestaande toestand de enige verdieping is die over het hele gebouw doorloopt. De koppeling tussen de oost- en de westvleugel wordt in hun visie gelegd middels een nieuwe verbindingsruimte onder de onderdoorgang. Deze wordt betreden via (rol)trappen vanuit de onderdoorgang, die dus feitelijk als ingangszone gaat fungeren. Bij het verticale transport wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de bestaande trappenhuizen. De binnenplaatsen worden oriëntatiepunten voor de bezoekers. De Aziatische Kunst wordt in een nieuw paviljoen in de tuin geprojecteerd in de oksel van het Hoofdgebouw en de Zuidvleugel. Fietsers kunnen, afhankelijk van het jaargetijde (d.w.z. bij mooi weer), gebruik blijven maken van de onderdoorgang. Een alternatief is een route door de tuin. Aan de voorzijde van het museum (Stadhouderskade) projecteren zij een ver uitstekende luifel boven de ingang van de onderdoorgang en de beide flankerende torens.
De architecten stellen voor de decoraties en beschilderingen in het interieur 'verzwakt', in een fletse uitvoering, weer te geven. De vloeren van mozaïek en terrazzo hebben huns inziens een slechte invloed op het akoestische klimaat; voorgesteld wordt deze te 'vertalen' in vloerbedekking.

Opmerkingen
De commissie heeft waardering voor het heldere concept. De logistieke problemen zijn goed opgelost. De voorgestelde entree is helder. De oplossing voor het paviljoen voor Aziatische Kunst wordt een goede vondst geacht. Er zijn kritische kanttekeningen geplaatst bij de tapijten die uit een oogpunt van museaal gebruik niet wenselijk zijn (te veel stof) en bij de voorgestelde luifel, aangezien een dergelijke grote luifel bouwtechnische problemen zal opleveren. Deze punten kunnen echter aangepast worden zonder het concept en de visie aan te tasten.


2. Bureau Wouda, ir. E. Knippers, Utrecht NL In de visie van Knippers wordt als meest opvallende onderdeel een stalen brug door de onderdoorgang gelegd van Stadhouderskade naar Museumplein. Het loopvlak van de brug is deels uitgevoerd in gekleurde glazen vlakken, ontleend aan de glas-in-lood motieven van Cuypers. De ingang wordt op het kelderniveau gelegd door de tuin aan de voorzijde uit te graven. De bezoekers dienen een 'omtrekkende' beweging maken om op het ingangsniveau te komen. Na in het midden binnengekomen te zijn wordt de oostelijke binnenplaats betreden. In beide binnenhoven worden trappen langs de gevels gelegd. Tegen de oostelijke en westelijke vleugels worden stijgpunten gelegd d.m.v. liften. Op de zolderverdieping situeert Knippers kantoorruimten. Binnen het gebouw is de routing voor museumbezoekers op doordachte wijze uitgewerkt. In de expositiezalen stelt Knippers loopbruggen voor, die de mogelijkheid bieden kunstwerken ook op een hoger niveau (dus in twee lagen) aan de wanden te exposeren. Ook in de hoven worden diverse plateaus, verbindingsbruggen en trappen toegevoegd. De installatietechniek is goed geanalyseerd; Knippers stelt voor zo veel mogelijk gebruik te maken van bestaande leidingschachten en van de bestaande spouwen op de hoofdverdieping.

Opmerkingen
De commissie waardeert de aanpak vanwege de zorgvuldige bescheidenheid. De 'verborgen entree' wordt echter als een nadeel aangemerkt, vooral om psychologische redenen: het wordt niet bij het karakter van het museumbezoek als gepast geacht om het gebouw via een onderingang te betreden. Tevens wordt gewezen op de starre staalconstructie van de brug in relatie tot het enigszins flexibele bakstenen gebouw. Ook de andere toevoegingen in de hoven en expositiezalen overtuigen te weinig. De kantoorruimten op de zolderverdieping zijn niet noodzakelijk als deze functie verplaatst wordt naar het Veiligheidsinstituut.

van bovenstaand bericht.

04 apr 01 10:32

MINISTERIE VROM
http://www.minvrom.nl

MIN VROM: Rapport keuze architectenbureau Rijksmuseum (1)

Dit is een origineel persbericht.

Rapport keuze architectenbureau renovatie Rijksmuseum

Inleiding
Op grond van de huidige regelgeving is de Rijksbouwmeester gehouden voor het project 'Het Nieuwe Rijksmuseum' een architect te kiezen door middel van een Europese aanbestedingsprocedure. Vanwege het specifieke monumentale karakter van het gebouw is gekozen voor de benoeming van twee architecten: een hoofdarchitect die een totaalvisie ontwikkelt voor het complex en de nieuwe interventies vorm geeft, en een restauratiearchitect die zich zal bezig houden met de specifieke restauratieaspecten. De restauratiearchitect werkt onder verantwoordelijkheid van de hoofdarchitect. De selectie van beide architecten vindt achtereenvolgens plaats; eerst wordt een hoofdarchitect gekozen en vervolgens een restauratiearchitect. Aangezien beide architecten nauw zullen moeten samenwerken is een goede relatie een voorwaarde. Om die reden wordt de gekozen hoofdarchitect toegevoegd aan de beoordelingscommissie bij de keuze van de restauratiearchitect.
Voor de gunningsfase zijn zeven architecten uitgenodigd om een visie te geven op het Nieuwe Rijksmuseum. Daarnaast zijn vijf restauratiearchitecten uitgenodigd, waarvan twee hebben aangegeven gezamenlijk een presentatie te zullen geven.

Er is een Beoordelingscommissie samengesteld welke bestaat uit: Prof. ir. Jo Coenen, Rijksbouwmeester, voorzitter Prof. drs. Ronald de Leeuw, hoofddirecteur Rijksmuseum Prof. A.A.L.M. (Fons) Asselbergs, namens de Staatssecretaris van Cultuur
Mr. Schelto Patijn, oud-burgemeester van Amsterdam Max van Rooy, publicist
Secretariële ondersteuning werd verzorgd door ir. Rob Apell van het Bureau Rijksbouwmeester.
De Beoordelingscommissie wordt geadviseerd door een Technische Commissie onder voorzitterschap van ir. Peter van Hulten van de Directie Ontwerp en Techniek van de Rijksgebouwendienst.

De presentaties van de hoofdarchitecten zijn vastgesteld op 21 maart 2001, die van de restauratiearchitecten op 12 april 2001. De presentaties worden gehouden in het Atelier van de Rijksbouwmeester in Den Haag. Daar was ook het ingezonden materiaal zoals tekeningen en maquettes opgeslagen. Dit kon uitsluitend geraadpleegd worden door leden van de beoordelingscommissie, de Technische Commissie en andere direct betrokkenen van OCW, RMA en RGD.
Voor alle architecten, dus hoofdarchitecten en de restauratiearchitecten, zijn twee briefings gehouden, op 12 december 2000 en op 16 januari 2001. Tijdens deze briefings, die beide door alle architecten werden bijgewoond, werd een nadere toelichting op het project gegeven en konden de architecten vragen stellen en het gebouw bekijken. Tevens is er naast het basispakket extra informatiemateriaal verstrekt.
Ten behoeve van een gefundeerde keuze van een hoofdarchitect is een meervoudige studieopdracht georganiseerd. Het studiegebied omvat het complex Rijksmuseum en omringende tuinen, bestaande uit het hoofdgebouw, de Zuidvleugel, de Villa, de Teekenschool, het recentelijk toegevoegde ondergrondse depot-complex en het Veiligheidsinstituut. Dit laatste onderdeel bevat het nieuwe 'werkgebouw' waarin kantoorfuncties, restauratieateliers voor het Rijksmuseum en ateliers voor het Instituut Collectie Nederland (ICN) zullen worden gehuisvest. Aan de architecten is gevraagd een visie op deze gebouwen in hun onderlinge samenhang en de omgeving te geven tegen de achtergrond van het totale project Het Nieuwe Rijksmuseum.

Opdracht aan de architecten
De hoofdarchitecten hebben in de opdrachtbrief de volgende uitgangspunten voor het project meegekregen:

1. het herstellen van de ruimtelijke structuur van het museum naar het concept van Cuypers met tegelijkertijd een eigentijdse uitstraling.

2. het verbeteren van de toegankelijkheid van en het verhelderen van de verkeersstructuur in het gebouw alsmede een heldere plaatsing van functies in het gebouw.

3. het terugbrengen van de oorspronkelijke interieurafwerking voor zo ver wenselijk in relatie tot de publieke functies.
4. het ontwikkelen van een visie op de tuin en op de verankering van het complex in de omgeving.
De architecten is gevraagd op deze uitgangspunten hun visie te geven. De vraagstelling daarbij is in de opdrachtbrief als volgt geformuleerd:
In het kader van de meervoudige studie-opdracht wordt gevraagd een visie te ontwikkelen voor de aanpak van het Rijksmuseum met inachtneming van de bovengenoemde uitgangspunten. In de visie dient een nadere interpretatie gegeven te worden van het uitgangspunt 'terug naar Cuypers', wat in feite vertaald dient te worden met 'Verder met Cuypers', de omgang met nieuwe functies in het bestaande gebouw (de relatie oud vs. nieuw) en het klimaatbeheer. Daarnaast zal gevraagd worden voor enkele onderdelen een ontwerpvisie te leveren. Deze onderdelen zijn:
De samenhang tussen de onderdoorgang en de binnenplaatsen als nieuw entreegebied waaronder de verkeersstromen van voetgangers en fietsen; de verbinding tussen hoofdgebouw en Zuidvleugel; het auditorium en educatieve ruimten, en een 'typische' museumzaal met enkele architectonische détails. Gevraagd zal worden van het entreegebied een schetsmaquette te maken schaal 1 : 200.

Van de architecten worden creatieve oplossingen verwacht voor het omgaan met de gemengde functies van het gebouw. De te presenteren visies hebben tot doel tot een selectie te komen en zullen niet automatisch de grondslag vormen voor de definitieve planvorming.

De visie kan met verschillende visuele middelen worden gepresenteerd: tekeningen, ruimtelijke studies en/of computersimulaties.

Naast een presentatie van de visie op het Rijksmuseum wordt ook een presentatie van het architectenbureau gevraagd, waarin aangegeven wordt wat het bureau op het gebied van vergelijkbare opdrachten heeft gedaan.
De visie-presentatie zal worden beoordeeld door een beoordelingscommissie onder voorzitterschap van de Rijksbouwmeester. Beoordeeld zal worden op basis van de volgende eisen en aandachtspunten:
n Respect voor het Cuypersconcept en de mate van terug brengen van de oorspronkelijke structuur;
n Originaliteit m.b.t. de gekozen oplossingen, eigentijdse uitstraling
n Architectonische kwaliteit
n De inpassing binnen de randvoorwaarden gesteld door het beleid van het RMA
n Afwerkingskwaliteit
n Visie op materiaalgebruik en energiegebruik
n Inpassing in de stad
n De omgang met financiële risico.s binnen een taakstellend budget.

Werkwijze van de commissie
Op 21 maart hebben de zeven genodigde architecten hun visie gepresenteerd ten overstaan van de Rijksbouwmeester, de leden van de Beoordelingscommissie en andere betrokkenen. Aansluitend heeft de Beoordelingscommissie een eerste evaluatie gedaan. Op 28 maart heeft een tweede vergadering plaatsgevonden, waarbij in twee stappen tot een keuze van een architect is gekomen. De beoordelingscommissie is daarbij geadviseerd door de Technische Commissie, die de inzendingen heeft getoetst aan enkele technische en programmatische aspecten. Nadrukkelijk zij hierbij nog vermeld dat geen technisch uitgewerkte plannen zijn gevraagd. Dat sommige architecten dat wel gedaan hebben doet daar niets aan af. De visie-presentatie is bedoeld om een architect te kiezen op grond van zijn visie op de opgave. Uitgewerkte ideeën zijn slechts opgevat als ondersteuning van de visie, met uitzondering van de gevraagde ontwerp-visies.

De commissie heeft de inzendingen getoetst aan de gestelde vragen in de opdrachtbrief. Zij heeft kennis genomen van de bevindingen van de Technische Commissie, en is in een reeks van drie sessies tot haar oordeel gekomen.

Bij de eerste sessie van de commissie op 21 maart is getracht tot een eerste schifting te komen. In deze ronde zijn drie architecten afgevallen.
De tweede sessie, het eerste deel van de vergadering van 18 maart, bestond uit het nogmaals doornemen van de inzendingen en een toelichting door de voorzitter van de Technische Commissie. De derde sessie -het tweede deel- was een besloten beraad, waarbij uit de vier overgebleven kandidaten een keuze van de voor te dragen architect is gemaakt.

Algemene bevindingen
Zoals zo vaak blijkt ook bij dit project dat ontwerpen gelijk is aan onderzoeken. De waardering voor het bouw van Cuypers is algemeen, maar kent verschillende gradaties. De een bestempelt het als mooi en knap, de ander als intelligent en uitmuntend. Uit hun onderzoek blijkt een eenduidige waardering voor de oorspronkelijke gebouwtypologie. De onderdoorgang wordt hogelijk gewaardeerd als een zeldzaam stedelijk element, dat uniek genoemd mag worden. Een rode draad bij de getoonde visies is de voorgestelde verbinding tussen de oostelijke en de westelijke binnenhoven middels een ondergrondse verbinding en de te benoemen ruimtelijke relatie van de nieuwe binnenhoven met de omringende zalen. Dit thema is door vijf van de zeven architecten in verschillende varianten uitgewerkt. Maar ook de anderen zoeken een groot deel van de oplossingen onder het maaiveld. De meeste architecten zien de onderdoorgang als de natuurlijke locatie voor de ingang van het gebouw.
Alle architecten handhaven de onderdoorgang als route voor fietsers, in de meeste gevallen in combinatie met de entreefunctie voor voetgangers. De Beoordelingscommissie stelt vragen bij de veiligheid in de onderdoorgang als deze het centrale entreegebied zou worden en honderdduizenden bezoekers hier te voet het museum zullen binnen gaan. Zij vraagt zich in dit verband af of het handhaven van de fietsroute onder het museum haalbaar is en of deze niet via de tuin van het museum zou moeten worden omgeleid. Dit te meer daar aan de zuidzijde van het Rijksmuseum geen doorgaande fietsverbinding meer is. De inzendingen zijn zonder uitzondering van een hoog niveau en beantwoorden, elk op hun eigen wijze, aan de gestelde vragen in de opdracht. Er zijn fraaie maquettes geleverd die een goed inzicht geven in de voorgestelde visies.
Een aantal architecten heeft de tuin aan de kant van de Stadhouderskade opgeofferd ten gunste van een stedelijk plein, een tweetal zelfs ten gunste van een entree aldaar onder maaiveld.

Bevindingen van de Technische Commissie
De Technische Commissie heeft de visies beoordeeld op een aantal programmatische en technische aspecten, bijvoorbeeld ten aanzien van het ondergrondse bouwen. Nadrukkelijk dient opgemerkt te worden dat de architecten nog niet gevraagd werd uitgewerkte technische plannen aan te leveren (zie opdracht, pag. 2), zodat de commissie naar eigen inzichten heeft geadviseerd aan de hand van de geleverde tekeningen en de maquettes. Daarom is bij eventuele kritische punten bezien in hoeverre aanpassing mogelijk is zonder de crux van het concept aan te tasten.

Uit de analyse van de Technische Commissie blijkt, hetgeen tevoren in de briefing reeds meegedeeld was, dat in alle visies op één na het museum te klein is om de collectie in haar huidige omvang geheel te kunnen tonen. De verschillende oppervlakten en wandlengten liggen, op één uitzondering na, bij alle plannen onder het gevraagde museale oppervlak. De verschillen zijn zodanig gering dat ze niet als onderscheidend zijn gehanteerd.
Dit verschil ontstaat onder andere doordat de binnenhoven worden leeg gehaald en de publieksruimten worden opgewaardeerd. Het Rijksmuseum stelt echter de kwaliteit van de ruimten, met name de lichtinval, boven de kwantiteit van de te realiseren oppervlakken.

De visies van de architecten
Hieronder volgen de beschrijvingen van de gepresenteerde visies (in volgorde van presenteren) in een korte karakteristiek met daar aan toegevoegd de opmerkingen van de beoordelingscommissie, waarin de kanttekeningen van de technische commissie zijn verwerkt:


1. Cruz & Ortiz, Sevilla, Spanje
Dit Bureau analyseert de dubbelrol van de typologie: gebouw én poort. In hun analyse wijzen zij op de oorspronkelijke situering, waarbij de middenpijler van de zuidelijke poort het snijpunt was van drie assen in de vorm van een 'patte d.oie'. Allereerst werd deze met de bouw van de Zuidvleugel verstoord, en recentelijk door de aanleg van het nieuwe Museumplein omdat nu ook de middenas is vervaagd. Tenslotte concluderen zij dat de hoofdverdieping in de bestaande toestand de enige verdieping is die over het hele gebouw doorloopt. De koppeling tussen de oost- en de westvleugel wordt in hun visie gelegd middels een nieuwe verbindingsruimte onder de onderdoorgang. Deze wordt betreden via (rol)trappen vanuit de onderdoorgang, die dus feitelijk als ingangszone gaat fungeren. Bij het verticale transport wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de bestaande trappenhuizen. De binnenplaatsen worden oriëntatiepunten voor de bezoekers. De Aziatische Kunst wordt in een nieuw paviljoen in de tuin geprojecteerd in de oksel van het Hoofdgebouw en de Zuidvleugel. Fietsers kunnen, afhankelijk van het jaargetijde (d.w.z. bij mooi weer), gebruik blijven maken van de onderdoorgang. Een alternatief is een route door de tuin. Aan de voorzijde van het museum (Stadhouderskade) projecteren zij een ver uitstekende luifel boven de ingang van de onderdoorgang en de beide flankerende torens.
De architecten stellen voor de decoraties en beschilderingen in het interieur 'verzwakt', in een fletse uitvoering, weer te geven. De vloeren van mozaïek en terrazzo hebben huns inziens een slechte invloed op het akoestische klimaat; voorgesteld wordt deze te 'vertalen' in vloerbedekking.

Opmerkingen
De commissie heeft waardering voor het heldere concept. De logistieke problemen zijn goed opgelost. De voorgestelde entree is helder. De oplossing voor het paviljoen voor Aziatische Kunst wordt een goede vondst geacht. Er zijn kritische kanttekeningen geplaatst bij de tapijten die uit een oogpunt van museaal gebruik niet wenselijk zijn (te veel stof) en bij de voorgestelde luifel, aangezien een dergelijke grote luifel bouwtechnische problemen zal opleveren. Deze punten kunnen echter aangepast worden zonder het concept en de visie aan te tasten.


2. Bureau Wouda, ir. E. Knippers, Utrecht NL In de visie van Knippers wordt als meest opvallende onderdeel een stalen brug door de onderdoorgang gelegd van Stadhouderskade naar Museumplein. Het loopvlak van de brug is deels uitgevoerd in gekleurde glazen vlakken, ontleend aan de glas-in-lood motieven van Cuypers. De ingang wordt op het kelderniveau gelegd door de tuin aan de voorzijde uit te graven. De bezoekers dienen een 'omtrekkende' beweging maken om op het ingangsniveau te komen. Na in het midden binnengekomen te zijn wordt de oostelijke binnenplaats betreden. In beide binnenhoven worden trappen langs de gevels gelegd. Tegen de oostelijke en westelijke vleugels worden stijgpunten gelegd d.m.v. liften. Op de zolderverdieping situeert Knippers kantoorruimten. Binnen het gebouw is de routing voor museumbezoekers op doordachte wijze uitgewerkt. In de expositiezalen stelt Knippers loopbruggen voor, die de mogelijkheid bieden kunstwerken ook op een hoger niveau (dus in twee lagen) aan de wanden te exposeren. Ook in de hoven worden diverse plateaus, verbindingsbruggen en trappen toegevoegd. De installatietechniek is goed geanalyseerd; Knippers stelt voor zo veel mogelijk gebruik te maken van bestaande leidingschachten en van de bestaande spouwen op de hoofdverdieping.

Opmerkingen
De commissie waardeert de aanpak vanwege de zorgvuldige bescheidenheid. De 'verborgen entree' wordt echter als een nadeel aangemerkt, vooral om psychologische redenen: het wordt niet bij het karakter van het museumbezoek als gepast geacht om het gebouw via een onderingang te betreden. Tevens wordt gewezen op de starre staalconstructie van de brug in relatie tot het enigszins flexibele bakstenen gebouw. Ook de andere toevoegingen in de hoven en expositiezalen overtuigen te weinig. De kantoorruimten op de zolderverdieping zijn niet noodzakelijk als deze functie verplaatst wordt naar het Veiligheidsinstituut.

Dit is een origineel persbericht.

Rapport keuze architectenbureau renovatie Rijksmuseum

Inleiding
Op grond van de huidige regelgeving is de Rijksbouwmeester gehouden voor het project 'Het Nieuwe Rijksmuseum' een architect te kiezen door middel van een Europese aanbestedingsprocedure. Vanwege het specifieke monumentale karakter van het gebouw is gekozen voor de benoeming van twee architecten: een hoofdarchitect die een totaalvisie ontwikkelt voor het complex en de nieuwe interventies vorm geeft, en een restauratiearchitect die zich zal bezig houden met de specifieke restauratieaspecten. De restauratiearchitect werkt onder verantwoordelijkheid van de hoofdarchitect. De selectie van beide architecten vindt achtereenvolgens plaats; eerst wordt een hoofdarchitect gekozen en vervolgens een restauratiearchitect. Aangezien beide architecten nauw zullen moeten samenwerken is een goede relatie een voorwaarde. Om die reden wordt de gekozen hoofdarchitect toegevoegd aan de beoordelingscommissie bij de keuze van de restauratiearchitect.
Voor de gunningsfase zijn zeven architecten uitgenodigd om een visie te geven op het Nieuwe Rijksmuseum. Daarnaast zijn vijf restauratiearchitecten uitgenodigd, waarvan twee hebben aangegeven gezamenlijk een presentatie te zullen geven.

Er is een Beoordelingscommissie samengesteld welke bestaat uit: Prof. ir. Jo Coenen, Rijksbouwmeester, voorzitter Prof. drs. Ronald de Leeuw, hoofddirecteur Rijksmuseum Prof. A.A.L.M. (Fons) Asselbergs, namens de Staatssecretaris van Cultuur
Mr. Schelto Patijn, oud-burgemeester van Amsterdam Max van Rooy, publicist
Secretariële ondersteuning werd verzorgd door ir. Rob Apell van het Bureau Rijksbouwmeester.
De Beoordelingscommissie wordt geadviseerd door een Technische Commissie onder voorzitterschap van ir. Peter van Hulten van de Directie Ontwerp en Techniek van de Rijksgebouwendienst.

De presentaties van de hoofdarchitecten zijn vastgesteld op 21 maart 2001, die van de restauratiearchitecten op 12 april 2001. De presentaties worden gehouden in het Atelier van de Rijksbouwmeester in Den Haag. Daar was ook het ingezonden materiaal zoals tekeningen en maquettes opgeslagen. Dit kon uitsluitend geraadpleegd worden door leden van de beoordelingscommissie, de Technische Commissie en andere direct betrokkenen van OCW, RMA en RGD.
Voor alle architecten, dus hoofdarchitecten en de restauratiearchitecten, zijn twee briefings gehouden, op 12 december 2000 en op 16 januari 2001. Tijdens deze briefings, die beide door alle architecten werden bijgewoond, werd een nadere toelichting op het project gegeven en konden de architecten vragen stellen en het gebouw bekijken. Tevens is er naast het basispakket extra informatiemateriaal verstrekt.
Ten behoeve van een gefundeerde keuze van een hoofdarchitect is een meervoudige studieopdracht georganiseerd. Het studiegebied omvat het complex Rijksmuseum en omringende tuinen, bestaande uit het hoofdgebouw, de Zuidvleugel, de Villa, de Teekenschool, het recentelijk toegevoegde ondergrondse depot-complex en het Veiligheidsinstituut. Dit laatste onderdeel bevat het nieuwe 'werkgebouw' waarin kantoorfuncties, restauratieateliers voor het Rijksmuseum en ateliers voor het Instituut Collectie Nederland (ICN) zullen worden gehuisvest. Aan de architecten is gevraagd een visie op deze gebouwen in hun onderlinge samenhang en de omgeving te geven tegen de achtergrond van het totale project Het Nieuwe Rijksmuseum.

Opdracht aan de architecten
De hoofdarchitecten hebben in de opdrachtbrief de volgende uitgangspunten voor het project meegekregen:

1. het herstellen van de ruimtelijke structuur van het museum naar het concept van Cuypers met tegelijkertijd een eigentijdse uitstraling.

2. het verbeteren van de toegankelijkheid van en het verhelderen van de verkeersstructuur in het gebouw alsmede een heldere plaatsing van functies in het gebouw.

3. het terugbrengen van de oorspronkelijke interieurafwerking voor zo ver wenselijk in relatie tot de publieke functies.
4. het ontwikkelen van een visie op de tuin en op de verankering van het complex in de omgeving.
De architecten is gevraagd op deze uitgangspunten hun visie te geven. De vraagstelling daarbij is in de opdrachtbrief als volgt geformuleerd:
In het kader van de meervoudige studie-opdracht wordt gevraagd een visie te ontwikkelen voor de aanpak van het Rijksmuseum met inachtneming van de bovengenoemde uitgangspunten. In de visie dient een nadere interpretatie gegeven te worden van het uitgangspunt 'terug naar Cuypers', wat in feite vertaald dient te worden met 'Verder met Cuypers', de omgang met nieuwe functies in het bestaande gebouw (de relatie oud vs. nieuw) en het klimaatbeheer. Daarnaast zal gevraagd worden voor enkele onderdelen een ontwerpvisie te leveren. Deze onderdelen zijn:
De samenhang tussen de onderdoorgang en de binnenplaatsen als nieuw entreegebied waaronder de verkeersstromen van voetgangers en fietsen; de verbinding tussen hoofdgebouw en Zuidvleugel; het auditorium en educatieve ruimten, en een 'typische' museumzaal met enkele architectonische détails. Gevraagd zal worden van het entreegebied een schetsmaquette te maken schaal 1 : 200.

Van de architecten worden creatieve oplossingen verwacht voor het omgaan met de gemengde functies van het gebouw. De te presenteren visies hebben tot doel tot een selectie te komen en zullen niet automatisch de grondslag vormen voor de definitieve planvorming.

De visie kan met verschillende visuele middelen worden gepresenteerd: tekeningen, ruimtelijke studies en/of computersimulaties.

Naast een presentatie van de visie op het Rijksmuseum wordt ook een presentatie van het architectenbureau gevraagd, waarin aangegeven wordt wat het bureau op het gebied van vergelijkbare opdrachten heeft gedaan.
De visie-presentatie zal worden beoordeeld door een beoordelingscommissie onder voorzitterschap van de Rijksbouwmeester. Beoordeeld zal worden op basis van de volgende eisen en aandachtspunten:
n Respect voor het Cuypersconcept en de mate van terug brengen van de oorspronkelijke structuur;
n Originaliteit m.b.t. de gekozen oplossingen, eigentijdse uitstraling
n Architectonische kwaliteit
n De inpassing binnen de randvoorwaarden gesteld door het beleid van het RMA
n Afwerkingskwaliteit
n Visie op materiaalgebruik en energiegebruik
n Inpassing in de stad
n De omgang met financiële risico.s binnen een taakstellend budget.

Werkwijze van de commissie
Op 21 maart hebben de zeven genodigde architecten hun visie gepresenteerd ten overstaan van de Rijksbouwmeester, de leden van de Beoordelingscommissie en andere betrokkenen. Aansluitend heeft de Beoordelingscommissie een eerste evaluatie gedaan. Op 28 maart heeft een tweede vergadering plaatsgevonden, waarbij in twee stappen tot een keuze van een architect is gekomen. De beoordelingscommissie is daarbij geadviseerd door de Technische Commissie, die de inzendingen heeft getoetst aan enkele technische en programmatische aspecten. Nadrukkelijk zij hierbij nog vermeld dat geen technisch uitgewerkte plannen zijn gevraagd. Dat sommige architecten dat wel gedaan hebben doet daar niets aan af. De visie-presentatie is bedoeld om een architect te kiezen op grond van zijn visie op de opgave. Uitgewerkte ideeën zijn slechts opgevat als ondersteuning van de visie, met uitzondering van de gevraagde ontwerp-visies.

De commissie heeft de inzendingen getoetst aan de gestelde vragen in de opdrachtbrief. Zij heeft kennis genomen van de bevindingen van de Technische Commissie, en is in een reeks van drie sessies tot haar oordeel gekomen.

Bij de eerste sessie van de commissie op 21 maart is getracht tot een eerste schifting te komen. In deze ronde zijn drie architecten afgevallen.
De tweede sessie, het eerste deel van de vergadering van 18 maart, bestond uit het nogmaals doornemen van de inzendingen en een toelichting door de voorzitter van de Technische Commissie. De derde sessie -het tweede deel- was een besloten beraad, waarbij uit de vier overgebleven kandidaten een keuze van de voor te dragen architect is gemaakt.

Algemene bevindingen
Zoals zo vaak blijkt ook bij dit project dat ontwerpen gelijk is aan onderzoeken. De waardering voor het bouw van Cuypers is algemeen, maar kent verschillende gradaties. De een bestempelt het als mooi en knap, de ander als intelligent en uitmuntend. Uit hun onderzoek blijkt een eenduidige waardering voor de oorspronkelijke gebouwtypologie. De onderdoorgang wordt hogelijk gewaardeerd als een zeldzaam stedelijk element, dat uniek genoemd mag worden. Een rode draad bij de getoonde visies is de voorgestelde verbinding tussen de oostelijke en de westelijke binnenhoven middels een ondergrondse verbinding en de te benoemen ruimtelijke relatie van de nieuwe binnenhoven met de omringende zalen. Dit thema is door vijf van de zeven architecten in verschillende varianten uitgewerkt. Maar ook de anderen zoeken een groot deel van de oplossingen onder het maaiveld. De meeste architecten zien de onderdoorgang als de natuurlijke locatie voor de ingang van het gebouw.
Alle architecten handhaven de onderdoorgang als route voor fietsers, in de meeste gevallen in combinatie met de entreefunctie voor voetgangers. De Beoordelingscommissie stelt vragen bij de veiligheid in de onderdoorgang als deze het centrale entreegebied zou worden en honderdduizenden bezoekers hier te voet het museum zullen binnen gaan. Zij vraagt zich in dit verband af of het handhaven van de fietsroute onder het museum haalbaar is en of deze niet via de tuin van het museum zou moeten worden omgeleid. Dit te meer daar aan de zuidzijde van het Rijksmuseum geen doorgaande fietsverbinding meer is. De inzendingen zijn zonder uitzondering van een hoog niveau en beantwoorden, elk op hun eigen wijze, aan de gestelde vragen in de opdracht. Er zijn fraaie maquettes geleverd die een goed inzicht geven in de voorgestelde visies.
Een aantal architecten heeft de tuin aan de kant van de Stadhouderskade opgeofferd ten gunste van een stedelijk plein, een tweetal zelfs ten gunste van een entree aldaar onder maaiveld.

Bevindingen van de Technische Commissie
De Technische Commissie heeft de visies beoordeeld op een aantal programmatische en technische aspecten, bijvoorbeeld ten aanzien van het ondergrondse bouwen. Nadrukkelijk dient opgemerkt te worden dat de architecten nog niet gevraagd werd uitgewerkte technische plannen aan te leveren (zie opdracht, pag. 2), zodat de commissie naar eigen inzichten heeft geadviseerd aan de hand van de geleverde tekeningen en de maquettes. Daarom is bij eventuele kritische punten bezien in hoeverre aanpassing mogelijk is zonder de crux van het concept aan te tasten.

Uit de analyse van de Technische Commissie blijkt, hetgeen tevoren in de briefing reeds meegedeeld was, dat in alle visies op één na het museum te klein is om de collectie in haar huidige omvang geheel te kunnen tonen. De verschillende oppervlakten en wandlengten liggen, op één uitzondering na, bij alle plannen onder het gevraagde museale oppervlak. De verschillen zijn zodanig gering dat ze niet als onderscheidend zijn gehanteerd.
Dit verschil ontstaat onder andere doordat de binnenhoven worden leeg gehaald en de publieksruimten worden opgewaardeerd. Het Rijksmuseum stelt echter de kwaliteit van de ruimten, met name de lichtinval, boven de kwantiteit van de te realiseren oppervlakken.

De visies van de architecten
Hieronder volgen de beschrijvingen van de gepresenteerde visies (in volgorde van presenteren) in een korte karakteristiek met daar aan toegevoegd de opmerkingen van de beoordelingscommissie, waarin de kanttekeningen van de technische commissie zijn verwerkt:


1. Cruz & Ortiz, Sevilla, Spanje
Dit Bureau analyseert de dubbelrol van de typologie: gebouw én poort. In hun analyse wijzen zij op de oorspronkelijke situering, waarbij de middenpijler van de zuidelijke poort het snijpunt was van drie assen in de vorm van een 'patte d.oie'. Allereerst werd deze met de bouw van de Zuidvleugel verstoord, en recentelijk door de aanleg van het nieuwe Museumplein omdat nu ook de middenas is vervaagd. Tenslotte concluderen zij dat de hoofdverdieping in de bestaande toestand de enige verdieping is die over het hele gebouw doorloopt. De koppeling tussen de oost- en de westvleugel wordt in hun visie gelegd middels een nieuwe verbindingsruimte onder de onderdoorgang. Deze wordt betreden via (rol)trappen vanuit de onderdoorgang, die dus feitelijk als ingangszone gaat fungeren. Bij het verticale transport wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de bestaande trappenhuizen. De binnenplaatsen worden oriëntatiepunten voor de bezoekers. De Aziatische Kunst wordt in een nieuw paviljoen in de tuin geprojecteerd in de oksel van het Hoofdgebouw en de Zuidvleugel. Fietsers kunnen, afhankelijk van het jaargetijde (d.w.z. bij mooi weer), gebruik blijven maken van de onderdoorgang. Een alternatief is een route door de tuin. Aan de voorzijde van het museum (Stadhouderskade) projecteren zij een ver uitstekende luifel boven de ingang van de onderdoorgang en de beide flankerende torens.
De architecten stellen voor de decoraties en beschilderingen in het interieur 'verzwakt', in een fletse uitvoering, weer te geven. De vloeren van mozaïek en terrazzo hebben huns inziens een slechte invloed op het akoestische klimaat; voorgesteld wordt deze te 'vertalen' in vloerbedekking.

Opmerkingen
De commissie heeft waardering voor het heldere concept. De logistieke problemen zijn goed opgelost. De voorgestelde entree is helder. De oplossing voor het paviljoen voor Aziatische Kunst wordt een goede vondst geacht. Er zijn kritische kanttekeningen geplaatst bij de tapijten die uit een oogpunt van museaal gebruik niet wenselijk zijn (te veel stof) en bij de voorgestelde luifel, aangezien een dergelijke grote luifel bouwtechnische problemen zal opleveren. Deze punten kunnen echter aangepast worden zonder het concept en de visie aan te tasten.


2. Bureau Wouda, ir. E. Knippers, Utrecht NL In de visie van Knippers wordt als meest opvallende onderdeel een stalen brug door de onderdoorgang gelegd van Stadhouderskade naar Museumplein. Het loopvlak van de brug is deels uitgevoerd in gekleurde glazen vlakken, ontleend aan de glas-in-lood motieven van Cuypers. De ingang wordt op het kelderniveau gelegd door de tuin aan de voorzijde uit te graven. De bezoekers dienen een 'omtrekkende' beweging maken om op het ingangsniveau te komen. Na in het midden binnengekomen te zijn wordt de oostelijke binnenplaats betreden. In beide binnenhoven worden trappen langs de gevels gelegd. Tegen de oostelijke en westelijke vleugels worden stijgpunten gelegd d.m.v. liften. Op de zolderverdieping situeert Knippers kantoorruimten. Binnen het gebouw is de routing voor museumbezoekers op doordachte wijze uitgewerkt. In de expositiezalen stelt Knippers loopbruggen voor, die de mogelijkheid bieden kunstwerken ook op een hoger niveau (dus in twee lagen) aan de wanden te exposeren. Ook in de hoven worden diverse plateaus, verbindingsbruggen en trappen toegevoegd. De installatietechniek is goed geanalyseerd; Knippers stelt voor zo veel mogelijk gebruik te maken van bestaande leidingschachten en van de bestaande spouwen op de hoofdverdieping.

Opmerkingen
De commissie waardeert de aanpak vanwege de zorgvuldige bescheidenheid. De 'verborgen entree' wordt echter als een nadeel aangemerkt, vooral om psychologische redenen: het wordt niet bij het karakter van het museumbezoek als gepast geacht om het gebouw via een onderingang te betreden. Tevens wordt gewezen op de starre staalconstructie van de brug in relatie tot het enigszins flexibele bakstenen gebouw. Ook de andere toevoegingen in de hoven en expositiezalen overtuigen te weinig. De kantoorruimten op de zolderverdieping zijn niet noodzakelijk als deze functie verplaatst wordt naar het Veiligheidsinstituut.


3. Heinz Tesar, Wenen, Oostenrijk
Tesar heeft een uiterst verzorgde presentatie met prachtige maquettes en een kunstzinnige portfolio met tekeningen ter illustratie van zijn visie. Opvallend element was in zijn visie het afbreken van de Zuidvleugel. Op de vrijgekomen plek wordt de tuin hersteld volgens het oorspronkelijke ontwerp van Cuypers, maar dan ingericht als een 'Folly-garden', met de architectuurfragmenten die thans zijn ingemetseld in de Zuidvleugel of ook nu al in de tuin staan opgesteld. Ook hij legt de ingang in het centrum van het gebouw in de onderdoorgang. Ter weerszijden van de middenvleugel worden met glas dicht gezette zijbeuken in de binnenhoven aangebouwd. Deze dienen voor deels verticaal transport, maar ook voor de lichtvang in de onderdoorgang en de ruimte daar onder. De glazen overkappingen worden verwijderd. De helling van het naar het midden van de onderdoorgang oplopende straatniveau wordt waterpas doorgetrokken naar de Stadhouderskade en het Museumplein, waar enkele traptreden ver buiten het gebouw leiden naar het ingangsniveau binnen het gebouw. Naast het depot worden grote expositiezalen toegevoegd en hun functies worden deels verwisseld.
Opmerkingen
Er is grote waardering voor de zorgvuldigheid waarmee de visie is vorm gegeven. De fraaie maquettes geven een goede indruk van de voorgenomen interventies. De filosofie, die ten grondslag ligt aan de ingreep, en die is weergegeven in een bijgevoegde cassette met tekeningen, wordt eveneens gewaardeerd. De grote omvang van de ondergrondse structuur is technisch lastig te realiseren. De routing in het onderdomein wordt als te gedwongen ervaren. Bij het verwijderen van de glazen overkapping worden de gevels van de binnenhoven aan het buitenklimaat bloot gesteld, hetgeen problemen kan opleveren. De Commissie stelt vragen bij het karakter van de interventie naast het filigraine Cuypers-gebouw.

4. Henket Architecten, prof. Ir. H-J. Henket, Esch, NL. In de visie van Henket klinkt zijn grote respect voor het bestaande gebouw van Cuypers door. Kenmerkend voor de negentiende-eeuwse architectuur is in de ogen van Henket de tegenstelling zwaarte-lichtheid. Om het gebouw en de onderdoorgang zo veel mogelijk onaangetast te laten wordt voorgesteld de ingang aan de voorzijde nog onder het sousterrain-niveau te leggen. De tuin en het plein aan deze zijde worden daartoe met ruim 3 meter uitgegraven; het ingangsniveau wordt bereikt via brede trappen.
Hij stelt voor de ontstane verdiepte ruimte te overhuiven met twee vrijstaande glazen overkappingen op slanke betonnen kolommen. Via de ingang worden de binnenhoven betreden. Deze zijn grotendeels openbaar toegankelijk, dus buiten de kaartcontrole gelegen. In een van de binnenhoven is op een verhoogd plateau een café gesitueerd. De afdeling Aziatische Kunst wordt ondergebracht in een vrij geplaatst eivormig object in een de oostelijke binnenplaats. Omdat het klimaat voor de expositie van de kunstobjecten volgens Henket in het gebouw en vooral in het sousterrain niet optimaal te regelen is stelt hij voor 'doos in doos' constructies te maken, en de kunstobjecten in het sousterrain te plaatsen in los opgestelde, geklimatiseerde vitrinekasten in een vormgeving, die een evocatie is van de overwelfde ruimten waarin ze staan.
De onderdoorgang blijft geheel intact; wel worden de zijwanden ter plaatse van de binnenhoven geopend zodat men vanuit de onderdoorgang een blik in de binnenhoven kan werpen. De passant krijgt zo contact met wat er in het museum gebeurt.
In het interieur wordt voorgesteld de eregalerij te reconstrueren inclusief de gordijnen voor de kabinetten, zij het modern vorm gegeven. Het uitgangspunt bij de technische installaties is dat deze niet in het zicht komen.
Opmerkingen
De commissie heeft waardering voor de heldere, logische analyse en het getoonde respect voor de architectuur van Cuypers. Het object voor de Aziatische Kunst levert misschien een goede oplossing voor de beheersing van het museale klimaat, maar relatief weinig expositieruimte op. Ook het architectonische karakter van dit voorstel binnen de Cuyperscontouren roept twijfels op. De entree beneden de onderdoorgang wordt als kunstmatig aangemerkt. De commissie schat de afstand om het niveauverschil van het maaiveld naar het ingangsniveau in de openbare ruimte te overbruggen te kort. Er zijn vragen over de flexibiliteit van de museale ruimten hetgeen opgeroepen wordt door de dominante voorstellen voor de inrichting. De voorgestelde vitrinekasten acht de commissie niet passend; bovendien wordt aan de noodzaak er van getwijfeld.

5. C+H+, Paul Chemetov, Parijs, Frankrijk
Chemetov heeft enkele stellingen uit het Maatschappelijk Debat van 8 februari 2001 verwerkt in zijn visie.
De entree bevindt zich in de onderdoorgang bij de westelijke binnenplaats. Deze is dus zowel vanaf de Stadhouderskade als van het Museumplein te benaderen.
Chemetov stelt zich voor het gebouw te voorzien van nieuwe kwaliteiten, met respect voor de oorspronkelijke lay-out. Zijn ingreep is even simpel als geraffineerd: Een horizontale verbinding tussen de binnenhoven onder het niveau van de onderdoorgang en een verticale verbinding tussen de verschillende etages middels een 'active wall', een glazen aanbouw tegen de westvleugel, waarin de trappen en de liften zijn ondergebracht en van waaruit in een rechte lijn de Zuidvleugel wordt bereikt. Op de active wall worden beelden getoond van actuele exposities en andere onderwerpen.
De nieuwe vloer van de binnenhoven blijft vrij van de gevels; de wanden van de nieuwe kelder staan recht onder de bestaande gevels van de binnenhoven. De glazen kap wordt voorzien van glas, dat het zonlicht filtert d.m.v. een in het glas aangebracht raster. De klimaattechnische voorzieningen in het gebouw worden ondergebracht onder verhoogde vloeren, die vrij van de wanden blijven. Aan de Stadhouderskade is een met bomen beplant plein voorzien. Opmerkingen
De commissie heeft grote waardering voor de helderheid van het concept. Met behulp van een vereenvoudigd model in perspex laat Chemetov zien dat de ingreep twee richtingen kent: een horizontale (het verdiepte ingangsniveau) en een verticale (de active wall). De door hem gewenste onderkeldering van de binnenhoven is op die wijze niet of nauwelijks uitvoerbaar. Indien echter de wanden op enige afstand van de bestaande gevels worden geplaatst, wat technisch wel mogelijk is, wordt daarmee het concept wezenlijk aangetast. De blindnissen in de bovenste strook van de gevels in de binnenhoven worden geopend. De daardoor ontstane architectonische structuur en het erbij behorende gebruik wordt door de commissie zwaar in twijfel getrokken. Bovendien wordt de lichtinval van de daar achter gelegen expositiezalen verstoord. Ook het klimaat in de binnenhoven wordt door deze ingreep problematisch.

6. Dam, Dam & Partners, Amsterdam, NL
Uitgangspunt voor Dam is de stelling: 'Het hart van de stad moet terug in het Rijksmuseum en het hart van het Rijksmuseum moet weer terug naar de stad'. Om dit te illustreren is een grote maquette gemaakt van het museum in zijn wijde omgeving. Het gebouw krijgt .s avonds letterlijk extra uitstraling door de kappen op de smalle torens ter weerszijden van de onderdoorgang aan de Museumplein-zijde van glas te maken en van binnen uit aan te lichten.
Ook in deze visie wordt de verbinding tussen de binnenhoven gelegd op het niveau onder dat van de onderdoorgang. De entree is vanuit de onderdoorgang. De afdeling voor Aziatische Kunst is in een nieuw ondergronds gebouw aan de zuidzijde, naast het depot, gesitueerd. In de binnenhoven worden rondom glazen galerijen geprojecteerd ter ontsluiting van de zalen op de hogere niveaus. De blindnissen worden met goudmozadek bekleed.
In de visie van Dam & Partners is veel aandacht besteed aan de installatietechniek. Er is een gespecialiseerd bureau bij betrokken, dat een deel van de presentatie verzorgde.
Opmerkingen
Het nieuwe karakter dat Dam aan het museum geeft acht de commissie niet geheel conform aan de geest van het gebouw. De binnenhoven krijgen door alle toevoegingen, als galerijen en glazen schermen, een onstuimig karakter dat niet aansluit bij de functie van het museum. In constructieve zin zijn ze als starre elementen in het gebouw, dat enigszins flexibel is, tegen de gevels van de binnenhoven geprojecteerd. De galerijen zijn echter niet strikt noodzakelijk voor de routing in het gebouw, en bovendien roept de sfeer en de noodzaak van paviljoen, terras met overkapping grote twijfels op. De associatie met een stationshal wordt gelegd.
Ook de aanlegdiepte van de voorgestelde publieksruimten lijkt een riskante onderneming. Overigens wordt in het algemeen veel ondergrondse ruimte toegevoegd. Wijzigen van deze onderdelen zonder het concept aan te tasten lijkt niet mogelijk.

7. Francesco Venezia, Napels, Italië
Deze presentatie wijkt sterk af van de andere. Venezia ziet het nieuwe Museumplein als een 'piece of wasteland', dat in samenhang met het gebouw van het Rijksmuseum aangepakt dient te worden. Hij ziet niet alleen het gebouw, maar ook de stad er omheen als opgave en verwijst daarbij naar de opdracht. Handhaving van de onderdoorgang is uitgangspunt; deze is volgens hem uniek in zijn soort. Venezia constateert een voor Europa unieke dualiteit in de Nederlandse cultuur: enerzijds een sterke oriëntatie op het eigen land en de eigen cultuur, en tegelijkertijd een sterke affiniteit met andere culturen in de wereld, met name de oriëntaalse. Vanuit deze visie heeft Venezia de opgave opgevat als een dualistische: handhaving en optimale restauratie van het bestaande museumgebouw en een 'Grand Palais' voor de Nederlandse geschiedenis en toegepaste kunst in een trapeziumvormige plattegrond, spiegelend boven de wateroppervlakken in het Museumpark. In het hart de gevraagde 'schatkamer' als hoogtepunt van een promenade museale. Het Veiligheidsinstituut laat hij ten behoeve van de kantoorfuncties van het museum in hoofdopzet ongemoeid.
Opmerkingen
Wat voor de een enthousiasme en begeestering inhoudt vanwege de onverwachte benadering blijkt voor de ander reden tot onoverkomelijk bezwaar.
Algemeen wordt ervaren dat hij met het ontwerpen van een nieuwe Museumvleugel als dubbelslag voor ruimteprobleem en culturele visie weliswaar een antwoord geeft op het kwantitatieve probleem, maar zich buiten de opdracht begeeft en daarmee 'hors concours' is. De voorgestelde functie voor de nieuwbouw lijkt niet aan te sluiten bij de wensen van het museum. Vervolgens wordt gewezen op het bezwaar van een zeer lange route met weinig short-cuts die enkel via de Zuidvleugel (in de visie van Venezia voor de Aziatische Kunst) wordt ontsloten.
Het is het enige plan dat in de gevraagde oppervlakten voorziet. In het algemeen wordt ervaren dat door dit voorstel een te ingrijpende herdefiniëring van het gerealiseerde museumparkmodel aan de orde is, welke als onhaalbaar gezien wordt.
Eindoordeel
De architecten hebben de opdracht ruimhartig opgepakt. Er is uitermate veel zorg besteed aan de inzendingen en de architecten hebben zich goed verdiept in het karakter en de potenties van het gebouw en de locatie. De getoonde verscheidenheid aan oplossingen binnen en buiten het Rijksmuseum is bij de beoordeling van grote betekenis geweest. De overwegingen tot de gemaakte keuzen stappen waren in generale termen in volgorde de volgende:

1. Uit alle voordrachten bleek een opmerkelijk grote waardering voor de architectuur van Cuypers. Er was geen spoor van twijfel te bekennen bij de door hun onderzoek geladen architecten over al dan niet behoud van het Rijksmuseum. Zoals ook Ruijssenaars in een eerder stadium concludeerden alle zeven architecten dat het gebouw van Cuypers het best tot zijn recht zal komen indien het teruggebracht wordt tot zijn oorspronkelijke vorm hetgeen niet gestuurd werd door een modieuze hype maar omdat eenieder tot het inzicht kwam dat Cuypers zijn plan uitermate intelligent concipieerde. Met name de afwisseling en het aanbod van ruimte-typologieën gelegd over een strikt basispatroon in relatie tot lichtinval, parcours en oriëntatie naar hoven en omringende tuinen blijkt zeer actueel en is niet te verbeteren: Terug naar Cuypers blijkt geen holle kreet.

2. Vervolgens zocht de commissie naar die visies die met het bovenstaande als leidraad zo zorgvuldig, beheerst en stil mogelijk mct dit beeld ook de voorwaarden voor het actuele functioneren impliceerden. Na een eerste ronde bleken met name de Nederlandse inzendingen op dit punt af te vallen, omdat de mate van hun ingrijpen binnen en buiten de contouren van het gebouw bij ieder lid van commissie als te vergaand casu quo ongepast ervaren werd. Dit gevoel bleek aan het begin van de tweede ronde ook door de plannen van Heinz Tesar uit Wenen opgeroepen te worden.

3. Aldus spitste de afweging zich toe op de keuze voor een voordracht voor de plannen van Chemetov, Cruz& Ortiz en Venezia. Venezia.s visie wierp stof tot grote discussie op. Wat door de een gewaardeerd werd als de moed tot verder kijken viel voor de ander buiten de Amsterdamse realiteit en dus hors concours.
4. Daarom werd in een laatste ronde zeer nauwgezet afgewogen tussen een voordracht van Chemetov en Cruz&Ortiz. De visie van Paul Chemetov welke een gedisciplineerde streng rationele en zeer helder concept opleverde legde het tenslotte af omdat over een aantal interventies en de goede afloop ervan twijfel groeide: het betreft de haalbaarheid van het openen van de blindnissen op niveau 1 en de geopende casu quo verlichte krans tussen het oude gebouw en de nieuwe invulling, maar ook het karakter van het grote mediascherm dat verticaal in de binnenhof geprojecteerd wordt.

5. De elegantie van entreeplein, de geraffineerde en beheerste subtiliteit van hun ingreep en het zeer aansprekende voorstel voor een prachtig paviljoen casu quo vernieuwde aanhaking van de zuidvleugel werd door eenieder omarmd en was zo overtuigend dat unaniem de voorkeur voor Cruz&Ortiz uitgesproken werd.
Samenvatting
De commissie heeft zich na rijp beraad unaniem uitgesproken voor de visie van Cruz & Ortiz. De visie op het gebouw en de plaats in de stad is helder en de geboden oplossing voor de ontsluiting en verdere plattegrondontwikkeling is geraffineerd in zijn eenvoud en elegant. In de andere visies is in mindere mate sprake van deze beheerste helderheid. Bovendien vindt de architectonische kwaliteit, die is aangegeven in de ontwerp-visies en die afgelezen kan worden in de uitgevoerde werken van dit bureau, groot vertrouwen. Verwacht wordt dat deze architectonische kwaliteit en de visie op het materiaalgebruik goed zullen aansluiten bij het karakter en de architectuur van het gebouw van Cuypers. Het niveau en het gepresenteerde concept vormen een goede leidraad voor verdere uitwerking. De commissie wijst nogmaals op haar aanbeveling ten aanzien van een omleiding van de fietsroute.
De Rijksbouwmeester heeft zich na rijp beraad met zijn commissie, die unaniem was in haar voorkeur, uitgesproken voor de voordracht van de architecten Antonio Cruz en Antonio Ortiz.

Prof. Ir. Jo Coenen
Rijksbouwmeester
4 april 2001

ANP Pers Support, het ANP is niet verantwoordelijk voor de inhoud van bovenstaand bericht.

04 apr 01 10:32