Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

http://www.minlnv.nl

MIN LNV: Wijziging compartimentering Nederland MKZ 2001

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,

Gelet op Beschikking 2001/223/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 maart 2001 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Nederland (PbEG L 82) en op artikel 10, eerste lid, van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 224); Gelet op artikel 17, 30, eerste en vierde lid, en 31 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

BESLUIT:

Artikel I
De Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.2 komt te luiden:
Artikel 1.2

1. Het verbod, bedoeld in artikel 1.1, is niet van toepassing op het vervoeren, afvoeren of doen afvoeren van een of meer varkens, die overeenkomstig de Verordening identificatie en registratie varkens 1998 zijn voorzien van een slachtmerk, van een varkenshouderijbedrijf rechtstreeks naar een slachthuis gelegen in hetzelfde gebied als het bedrijf, voorzover deze bestemming blijkt uit het ingevolge de Verordening identificatie en registratie varkens 1998 voorgeschreven vervoersdocument, mits voldaan wordt aan artikel 1.2b.
2. Het vervoer, bedoeld in het eerste lid, vindt ten hoogste eenmaal per vier weken plaats.

3. Het verbod, bedoeld in artikel 1.1 is niet van toepassing op het vervoeren, afvoeren of doen afvoeren van een of meer varkens die overeenkomstig de Verordening identificatie en registratie varkens 1998 zijn voorzien van een slachtmerk, van een varkenshouderijbedrijf gelegen in gebied Zuid 2 rechtstreeks naar een door de Minister aangewezen slachthuis gelegen in Zuid 3, voorzover deze bestemming blijkt uit het ingevolge de Verordening identificatie en registratie varkens 1998 voorgeschreven vervoersdocument, dit vervoer rechtstreeks geschiedt via snelwegen en hoofdwegen en voldaan wordt aan artikel
1.2b.


B

Na artikel 1.2 worden twee artikelen ingevoegd, luidende: Artikel 1.2a

1. In afwijking van artikel 1.1 en in zoverre in afwijking van artikel 9, tweede lid, van de Regeling varkensleveringen , is het een A-bedrijf toegestaan een of meer varkens van dat bedrijf te vervoeren, doen vervoeren, af te voeren of te doen afvoeren, voorzover varkens worden afgevoerd naar D-bedrijven gelegen in hetzelfde gebied als het A-bedrijf. De artikelen 16 en 17 van de Regeling varkensleveringen zijn van toepassing.

2. In afwijking van artikel 1.1 en in zoverre in afwijking van artikel 10, tweede lid, van de Regeling varkensleveringen, is het de exploitant van een B-bedrijf toegestaan een of meer varkens van dat bedrijf te vervoeren, doen vervoeren, af te voeren of te doen afvoeren, voorzover in een periode van vier weken voorafgaand aan het vervoer slechts varkens worden afgevoerd naar ten hoogste vier D-bedrijven gelegen in hetzelfde gebied als het B-bedrijf, en in een periode van twaalf maanden voorafgaand aan het vervoer slechts varkens worden afgevoerd naar ten hoogste twaalf D-bedrijven gelegen in hetzelfde gebied als het B-bedrijf. De artikelen 16 en 17 van de Regeling varkensleveringen zijn van toepassing.
3. In afwijking van artikel 1.1 en in zoverre in afwijking van artikel 12 van de Regeling varkensleveringen is het de exploitant van een D-bedrijf toegestaan een of meer varkens naar dat bedrijf te vervoeren of te doen vervoeren en op dat bedrijf aan te voeren en te ontvangen, voorzover in een periode van de zestien weken slechts varkens worden aangevoerd, afkomstig van ten hoogste drie A-bedrijven of B-bedrijven gelegen in hetzelfde gebied als het D-bedrijf.
4. Het afvoeren van varkens van een A-bedrijf of B-bedrijf overeenkomstig het eerste of tweede lid is slechts toegestaan voor op het A-bedrijf of B-bedrijf geboren varkens met een gewicht van ten hoogste 40 kg.

5. Vervoer van varkens vanaf een A-bedrijf of B-bedrijf, bedoeld in het eerste of tweede lid, vindt plaats ten hoogste eenmaal per twee weken.

6. Vervoer van varkens naar een D-bedrijf, bedoeld in het derde lid, vindt plaats ten hoogste eenmaal per twee weken.
7. Het vervoer van varkens als bedoeld in het eerste tot en met zesde lid geschiedt met inachtneming van artikel 1, tweede lid, van beschikking 2001/263/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 april 2001 tot vaststelling van beperkende maatregelen met betrekking tot verplaatsingen van dieren van voor mond- en klauwzeer gevoelige soorten in alle lidstaten en houdende vijfde wijziging van Beschikking 2001/172/EG (PbEG L 93).
8. Overeenkomstig artikel 5 van de Regeling varkensleveringen kan de Minister de aanwijzing als A-bedrijf of B-bedrijf schorsen of intrekken, indien de exploitant van het A-bedrijf of een B-bedrijf meer dan eenmaal varkens van het varkenshouderijbedrijf afvoert of doet afvoeren, dan wel op het varkenshouderijbedrijf ontvangt of aanvoert, zonder dat wordt voldaan aan het eerste, tweede, vierde en vijfde lid.

Artikel 1.2b

1. De vervoerder van varkens of de bestuurder van een vervoermiddel, bestemd of kennelijk bestemd voor het vervoer van varkens is verplicht:
a. ervoor zorg te dragen dat na ieder bezoek aan een bedrijf waar evenhoevigen worden gehouden, de wielkasten van dat vervoermiddel alsmede andere voorwerpen, voordat het vervoermiddel het bedrijf verlaat, worden gereinigd en ontsmet, overeenkomstig bijlage II van de Regeling inzake hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten 2000. b. een inzichtelijke registratie bij te houden en ten minste 24 uur op het vervoermiddel voorhanden te hebben en daarna tot nader order te bewaren, waarin in elk geval de volgende gegevens worden opgenomen:
- adres en plaats van de bezochte bedrijven;
- de hoeveelheid en soort vervoerde varkens;
- de gereden route, en

- datum en tijdstip van het vervoer.

2. Het vervoermiddel waarin biggen zijn vervoerd wordt voorts, in zoverre in afwijking van artikel 10, vierde lid, van de Regeling inzake hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten 2000, na elk bezoek aan een bedrijf waar evenhoevigen worden gehouden, gereinigd en ontsmet op een op grond van artikel 23, eerste lid, van de Regeling inzake hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten 2000, geregistreerde reinigings- en ontsmettingsplaats.

C

Artikel 3.1 komt te luiden:
Artikel 3.1

1. Het vervoer, waaronder begrepen het vervoer door leidingen, van mest van vee en pluimvee is verboden.

2. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor het vervoer van mest van pluimvee en paarden binnen en tussen de gebieden, bedoeld in bijlage I, indien voornoemde mest afkomstig is van bedrijven waar geen evenhoevigen worden gehouden en voldaan wordt aan het vierde en vijfde lid.

3. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor het vervoer van mest van vee en pluimvee binnen de afzonderlijke gebieden, bedoeld in bijlage I, mits voldaan wordt aan het vierde en vijfde lid.
4. De vervoerder van mest of de bestuurder van een vervoermiddel, bestemd of kennelijk bestemd voor het vervoer van mest, binnen het gebied, bedoeld in bijlage I, is verplicht:
a. vervoermiddelen, bestemd of kennelijk bestemd voor het vervoer van mest van vee of pluimvee, en de daarbij behorende voorwerpen, voordat zij een erf van een bedrijf verlaten, te reinigen en ontsmetten bij een installatie die water levert van voldoende druk voor een uit oogpunt van voorkoming van verspreiding van mond- en klauwzeer deugdelijke en efficiënte reiniging en ontsmetting. b. een inzichtelijke registratie bij te houden en die ten minste 24 uur op het vervoermiddel voorhanden te hebben en daarna tot nader order te bewaren, waarin in elk geval de volgende gegevens worden opgenomen:

- adres en plaats van de bezochte bedrijven;
- de hoeveelheid vervoerde mest;

- de gereden route, en

- datum en tijdstip van het vervoer.

5. De in het derde lid, onderdeel a, bedoelde reiniging en ontsmetting geschiedt overeenkomstig bijlage II van de Regeling inzake hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten 2000 .

D

In artikel 3.2, tweede lid, wordt de zinsnede .vaste pluimveemest en vaste paardenmest. vervangen door .vaste mest van vee en pluimvee..

E

Artikel 3.3 komt te luiden:
Artikel 3.3

1. Het is verboden vervoermiddelen, waarmee mest van vee en pluimvee wordt vervoerd, aan te wenden voor het vervoer van andere producten dan mest van vee en pluimvee.

2. Het is verboden vervoermiddelen, die uitsluitend worden gebruikt voor het vervoer van mest van vee en pluimvee, binnen gebied Noord 2, bedoeld in bijlage I, te verplaatsen zonder een op ieder vervoerseenheid aangebracht en duidelijk zichtbaar kenteken als bedoeld in bijlage III, behorende bij gebied Noord 2, bedoeld in bijlage I.

3. De in het eerste en tweede lid bedoelde verboden zijn van toepassing op vervoermiddelen ten aanzien waarvan op grond van artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 een kentekenbewijs, dan wel een registratiebewijs is afgegeven.

F

In artikel 5.1, derde lid, wordt .mengvoederbedrijf. vervangen door: bedrijf.

G

In artikel 6.1, zesde lid, wordt .destructiemateriaal, als bedoeld in artikel 1, onderdeel b. vervangen door: destructiemateriaal, als bedoeld in artikel 1, onderdeel d.

H

Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen f tot en met l worden verletterd g tot en met m.
2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende: f. personen, die pluimvee inenten tegen pseudovogelpest;
3. Onderdeel l komt te luiden:
l. toezichthoudende ambtenaren, aangewezen op grond van de Plantenziektenwet, de Zaaizaad- en Plantgoedwet, de Landbouwkwaliteitswet, de Bestrijdingsmiddelenwet en de Warenwet;

I

Artikel 8.4 komt te vervallen.

Artikel II

1. Tot twee dagen na inwerkingtreding van deze regeling wordt het vervoer van varkens, bedoeld in artikel 1.2a, eerste en tweede lid, van de Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001 door de exploitant van het A-bedrijf of het B-bedrijf voorafgaand schriftelijk gemeld door middel van een formulier als bedoeld in bijlage II van de Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001 aan de directeur van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees.

2. Tot twee dagen na inwerkingtreding van deze regeling zijn de artikelen 16 en 17 van de Regeling varkensleveringen niet van toepassing op het vervoer van varkens, bedoeld in artikel 1.2a, eerste en tweede lid, van de Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001.

Artikel III
Deze regeling wordt op 11 april 2001 om 18.30 uur bekendgemaakt aan de media en treedt onmiddellijk daarna in werking.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER
EN VISSERIJ,
overeenkomstig het door de Minister genomen besluit, DE DIRECTEUR-GENERAAL
ir. J.F. de Leeuw

Toelichting voor de Staatscourant
Onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001. In deze wijziging zijn de volgende zaken opgenomen:

. Afvoer van slachtvarkens en biggen
Het vervoersverbod voor vee, dat is ingesteld naar aanleiding van de mond- en klauwzeeruitbraken in Nederland, heeft geleid tot dierenwelzijnsproblemen in met name de varkenssector. Onlangs is door de vaststelling van de Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001 (Stcrt. 69) de mogelijkheid opengesteld om slachtvarkens af te voeren naar het slachthuis en om biggen eenmalig af te voeren van vermeerderaars naar vleesvarkenbedrijven. Dit regime wordt aangepast, teneinde beter aan te sluiten bij het systeem van de Regeling varkensleveringen (RVL). Duidelijkheidshalve volgt hieromtrent een artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1.2
Het eerste lid komt overeen met artikel 8, onderdeel a, van de Regeling varkensleveringen. In afwijking van de RVL is alleen rechtstreeks vervoer naar het slachthuis mogelijk en niet via een verzamelcentrum. Het vervoer is slechts toegestaan naar slachthuizen in het gebied waar ook het varkensbedrijf is gelegen. Op grond van het tweede lid mag een varkenshouderijbedrijf slechts eenmaal in vier weken varkens naar het slachthuis afvoeren. In het derde lid wordt een voorziening getroffen voor gebied Zuid 2, waar na de brand in een grote slachterij te Boxtel een gebrek aan slachtcapaciteit voor varkens is ontstaan. Varkens uit gebied Zuid 2 mogen naar gebied Zuid
3, indien een door de Minister vastgesteld route wordt gevolgd. Hierbij zal zo veel mogelijk gebruik worden gemaakt van hoofdwegen en snelwegen. De route zal zo spoedig mogelijk worden bekendgemaakt.

Artikel 1.2a
In dit artikel wordt ter voorkoming van welzijnsproblemen het vervoer van biggen geregeld. Voor de regeling wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de RVL. Het vervoer van A-bedrijven naar B-bedrijven en C-bedrijven en het vervoer vanaf C-bedrijven levert geen aanvullende bijdrage aan het voorkomen van welzijnsproblemen. Daarom blijft uit veterinair oogpunt dit type vervoer verboden.

In het eerste lid wordt toegestaan dat varkenshouderijbedrijven die zijn aangewezen als A-bedrijven in de zin van de RVL varkens leveren aan D-bedrijven in hetzelfde gebied als het A-bedrijf is gelegen. Indien de expoitant van het A-bedrijf hiervoor kiest, worden de varkens daarmee mestvarken, omdat het D-bedrijf op grond van de RVL alleen varkens aan een slachthuis mag afleveren. Op grond van het vierde lid van dit artikel mogen alleen biggen tot 40 kg naar een D-bedrijf worden vervoerd. Het vervoer van biggen van een A-bedrijf naar een C-bedrijf blijft op grond van artikel 1.1 van deze regeling nog verboden.

In het tweede lid wordt toegestaan dat varkenshouderijbedrijven die zijn aangewezen als B-bedrijven in de zin van de RVL varkens leveren aan D-bedrijven in hetzelfde gebied als het B-bedrijf is gelegen. Aan deze leveringen zijn dezelfde beperkingen verbonden als in artikel 10, tweede lid, van de RVL, te weten het B-bedrijf mag maar aan vier D-bedrijven in vier weken en twaalf D-bedrijven in twaalf maanden leveren. Op grond van de gekozen formulering tellen voor het vaststellen van het aantal toegestane leveringen niet de leveringen mee aan een D-bedrijf buiten het gebied die hebben plaatsgevonden in de periode voorafgaand aan inwerkingtreding van deze regeling. Wel dient de levering overeenkomstig artikel 16 van de RVL twee dagen voorafgaand aan de levering te worden gemeld bij het bureau I&RVL te Deventer. De aldus terugontvangen bevestiging van deze melding dient overeenkomstig artikel 17 bij het vervoer aanwezig te zijn. In verband met de tijd die nodig is om de computers van het bureau I&RVL aan te passen, kan het zijn dat op de bevestiging van de melding is aangegeven dat de levering op grond van de RVL niet is toegestaan, omdat het aantal contacten van artikel 10, tweede lid, wordt overschreden. Indien het vervoer plaatsvindt tussen twee bedrijven binnen één gebied zal bij controle het vervoer niet worden tegengehouden. Als de bevestigde melding van artikel 17 RVL ontbreekt, zal voortzetting van het transport echter worden verhinderd.

Het derde lid regelt de ontvangst van de biggen op het D-bedrijf. Ook hier is in afwijking van artikel 12, eerste lid, van de RVL bepaald dat alleen biggen van A-bedrijven of B-bedrijven uit hetzelfde gebied mogen worden aangevoerd. De uitzondering van artikel 12, tweede lid, RVL voor all-in-all-out bedrijven vervalt tijdelijk, omdat in de huidige omstandigheden een aantal van zes aanvoerbedrijven uit veterinair oogpunt te riskant wordt gevonden.

Het vierde lid beperkt het toegestane vervoer van varkens tot biggen. Deze bepaling komt overeen met artikel 10, vijfde lid, RVL.

In het vijfde en zesde lid wordt bepaald dat een bedrijf op grond van deze regeling slechts één keer per twee weken dieren mag afleveren of mag ontvangen. Het is daarbij wel mogelijk om op dezelfde dag van twee of meer bedrijven dieren te ontvangen, voorzover daarmee de aantallen bedrijven waarmee zaken wordt het toegestane aantal niet overschrijdt. Uiteraard dienen de varkens afkomstig van verschillende bedrijven in verschillende vervoermiddelen te worden vervoerd. Dit volgt reeds uit artikel 2 van de Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren
2000.


In het zevende lid is de verplichting opgenomen die strekt tot implementatie van beschikking 2001/263/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 april 2001 tot vaststelling van beperkende maatregelen met betrekking tot verplaatsingen van dieren van voor mond- en klauwzeer gevoelige soorten in alle lidstaten en houdende vijfde wijziging van Beschikking 2001/172/EG (PbEG L 93). Op grond van deze bepaling dienen de dieren ten minste 30 dagen voor afvoer op een bedrijf te hebben gestaan waar in die periode van 30 dagen geen andere voor mond- en klauwzeer vatbare dieren zijn aangevoerd.

In het achtste lid wordt geregeld dat de Minister de aanwijzing als A-bedrijf of B-bedrijf kan schorsen of intrekken overeenkomstig artikel 5 van de RVL. Hiertoe zal worden overgegaan als een exploitant herhaaldelijk varkens afvoert in strijd met deze regeling. Het varkensbedrijf wordt dan van rechtswege D-bedrijf en mag alleen varkens naar het slachthuis afvoeren. De aanwijzing kan op grond van de RVL vanzelfsprekend eveneens worden ingetrokken bij overtredingen van de RVL zelf.

Overgangsrecht (artikel II)
Voor het vervoer van biggen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de RVL. Echter, op grond van artikel 16 van de RVL dient twee dagen voorafgaand aan het voorgenomen vervoer van varkens dit vervoer te worden gemeld bij het bureau I&RVL te Deventer. Dat betekent dat pas twee dagen na inwerkingtreding van deze regeling daadwerkelijk biggen zouden kunnen worden vervoerd. De computer van het bureau I&RVL kan eerdere meldingen niet verwerken. Om deze reden wordt de melding met het formulier van Bijlage II bij de Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001 nog twee dagen gehandhaafd. In deze twee dagen moet het vervoer van varkens worden gemeld aan de RVV te Amsterdam. De artikelen 16 en 17 van de RVL zijn zolang niet van toepassing, zodat het vervoer niet hoeft te worden gemeld aan het bureau I&RVL (artikel 16) en de vervoerder niet verplicht is de bevestiging van de melding tijdens het vervoer te kunnen tonen (artikel 17). Gedurende deze periode kunnen geen meldingen per fax worden ingediend bij het bureau I&RVL.

. Mest van gespecialiseerde bedrijven
Paardenmest en pluimveemest, afkomstig van bedrijven waar geen evenhoevigen worden gehouden, vormen een laag risico met betrekking tot de verspreiding van mond- en klauwzeer. Veelal worden deze soorten mest verwerkt in specifieke mestverwerkingsbedrijven (bijvoorbeeld ten behoeve van de champignonkweek en de particuliere tuinen). De compartimentering zorgt voor problemen binnen deze sectoren. Vanwege het te verwaarlozen veterinaire risico op verspreiding van mond- en klauwzeer is besloten om het vervoer van mest van pluimvee en paarden, voorzover afkomstig van bedrijven waar geen evenhoevigen worden gehouden, toe te staan binnen geheel Nederland. De compartimentering is derhalve op deze soorten mest niet van toepassing. Wel dienen de vervoermiddelen gereinigd en ontsmet te worden alvorens zij het erf van bedrijf verlaten.

Tevens wordt in artikel 3.2 voorzien in de mogelijkheid om naast vaste mest van paarden en pluimvee ook vaste mest van ander vee bovengronds worden aangewend.

. Mestwagens
De huidige compartimenteringsregeling leidt binnen de mestsector tot logistieke problemen. Op basis van de bestaande regeling is het niet toegestaan om binnen compartiment Noord 2 vervoermiddelen, bestemd of kennelijk bestemd voor het vervoer van mest, te verplaatsen zonder gele sticker. Binnenkort zullen de vervoermiddelen in de overige compartimenten eveneens voorzien worden van bijbehorende stickers, waarna het niet toegestaan is om zonder bijbehorende sticker binnen een compartiment te rijden. Het vervoer van mest van vee en pluimvee tussen de compartimenten is ten algemene niet toegestaan. Veel mestwagens worden echter naast het vervoer van mest ingezet voor het vervoer van andere producten (zoals zuiveringsslib en water) en dit vervoer vindt in de regel door heel Nederland plaats. Het betreft producten waaraan een uit veterinair oogpunt verwaarloosbaar klein risico op verspreiding van mond- en klauwzeer verbonden is. Teneinde tegemoet te komen aan de problemen die worden voorzien door de sector wordt in deze regeling allereerst een bepaling opgenomen inhoudende een verbod om vervoermiddelen, die mest vervoeren, te bestemmen voor het vervoer van andere producten. Vervolgens dienen de vervoermiddelen die uitsluitend voor het transport van mest worden ingezet voorzien te worden van een sticker. Thans geldt die verplichting alleen nog voor het compartiment Noord 2. De vervoermiddelen die worden ingezet voor het vervoer van andere producten dan mest behoeven niet gestickerd te worden en zijn evenmin verbonden aan de compartimenten. Deze wagens mogen dus geen mest van vee en pluimvee vervoeren.

. Bezoekers
Naar aanleiding van een uitbraak van pseudovogelpest in België is het noodzakelijk dat personen worden toegelaten op bedrijven waar zowel evenhoevigen als pluimvee wordt gehouden teneinde het daar aanwezige pluimvee te kunnen inenten tegen deze besmettelijke vogelziekte. Daartoe wordt in artikel 7.1, eerste lid, een nieuw onderdeel toegevoegd. Tevens wordt het nieuwe onderdeel l aangepast in die zin dat ook toezichthoudende ambtenaren in de zin van de Warenwet hun taken kunnen uitvoeren op bedrijven waar evenhoevigen worden gehouden.

. Overige aanpassingen
Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt enige aanpassingen van technische aard aan te brengen.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER
EN VISSERIJ,
overeenkomstig het door de Minister genomen besluit, DE DIRECTEUR-GENERAAL
ir. J.F. de Leeuw


11 apr 01 18:30