Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
http://www.minlnv.nl
MIN LNV: Wijziging compartimentering Nederland MKZ 2001
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
Gelet op Beschikking 2001/223/EG van de Commissie van de Europese
Gemeenschappen van 21 maart 2001 tot vaststelling van beschermende
maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Nederland (PbEG L 82)
en op artikel 10, eerste lid, van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van
de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 inzake veterinaire en
zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in
bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de
totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 224);
Gelet op artikel 17, 30, eerste en vierde lid, en 31 van de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
BESLUIT:
Artikel I
De Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001 wordt
als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.2 komt te luiden:
Artikel 1.2
1. Het verbod, bedoeld in artikel 1.1, is niet van toepassing op het
vervoeren, afvoeren of doen afvoeren van een of meer varkens, die
overeenkomstig de Verordening identificatie en registratie varkens
1998 zijn voorzien van een slachtmerk, van een varkenshouderijbedrijf
rechtstreeks naar een slachthuis gelegen in hetzelfde gebied als het
bedrijf, voorzover deze bestemming blijkt uit het ingevolge de
Verordening identificatie en registratie varkens 1998 voorgeschreven
vervoersdocument, mits voldaan wordt aan artikel 1.2b.
2. Het vervoer, bedoeld in het eerste lid, vindt ten hoogste eenmaal
per vier weken plaats.
3. Het verbod, bedoeld in artikel 1.1 is niet van toepassing op het
vervoeren, afvoeren of doen afvoeren van een of meer varkens die
overeenkomstig de Verordening identificatie en registratie varkens
1998 zijn voorzien van een slachtmerk, van een varkenshouderijbedrijf
gelegen in gebied Zuid 2 rechtstreeks naar een door de Minister
aangewezen slachthuis gelegen in Zuid 3, voorzover deze bestemming
blijkt uit het ingevolge de Verordening identificatie en registratie
varkens 1998 voorgeschreven vervoersdocument, dit vervoer rechtstreeks
geschiedt via snelwegen en hoofdwegen en voldaan wordt aan artikel
1.2b.
B
Na artikel 1.2 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 1.2a
1. In afwijking van artikel 1.1 en in zoverre in afwijking van
artikel 9, tweede lid, van de Regeling varkensleveringen , is het een
A-bedrijf toegestaan een of meer varkens van dat bedrijf te vervoeren,
doen vervoeren, af te voeren of te doen afvoeren, voorzover varkens
worden afgevoerd naar D-bedrijven gelegen in hetzelfde gebied als het
A-bedrijf. De artikelen 16 en 17 van de Regeling varkensleveringen
zijn van toepassing.
2. In afwijking van artikel 1.1 en in zoverre in afwijking van
artikel 10, tweede lid, van de Regeling varkensleveringen, is het de
exploitant van een B-bedrijf toegestaan een of meer varkens van dat
bedrijf te vervoeren, doen vervoeren, af te voeren of te doen
afvoeren, voorzover in een periode van vier weken voorafgaand aan het
vervoer slechts varkens worden afgevoerd naar ten hoogste vier
D-bedrijven gelegen in hetzelfde gebied als het B-bedrijf, en in een
periode van twaalf maanden voorafgaand aan het vervoer slechts varkens
worden afgevoerd naar ten hoogste twaalf D-bedrijven gelegen in
hetzelfde gebied als het B-bedrijf. De artikelen 16 en 17 van de
Regeling varkensleveringen zijn van toepassing.
3. In afwijking van artikel 1.1 en in zoverre in afwijking van
artikel 12 van de Regeling varkensleveringen is het de exploitant van
een D-bedrijf toegestaan een of meer varkens naar dat bedrijf te
vervoeren of te doen vervoeren en op dat bedrijf aan te voeren en te
ontvangen, voorzover in een periode van de zestien weken slechts
varkens worden aangevoerd, afkomstig van ten hoogste drie A-bedrijven
of B-bedrijven gelegen in hetzelfde gebied als het D-bedrijf.
4. Het afvoeren van varkens van een A-bedrijf of B-bedrijf
overeenkomstig het eerste of tweede lid is slechts toegestaan voor op
het A-bedrijf of B-bedrijf geboren varkens met een gewicht van ten
hoogste 40 kg.
5. Vervoer van varkens vanaf een A-bedrijf of B-bedrijf, bedoeld in
het eerste of tweede lid, vindt plaats ten hoogste eenmaal per twee
weken.
6. Vervoer van varkens naar een D-bedrijf, bedoeld in het derde lid,
vindt plaats ten hoogste eenmaal per twee weken.
7. Het vervoer van varkens als bedoeld in het eerste tot en met zesde
lid geschiedt met inachtneming van artikel 1, tweede lid, van
beschikking 2001/263/EG van de Commissie van de Europese
Gemeenschappen van 2 april 2001 tot vaststelling van beperkende
maatregelen met betrekking tot verplaatsingen van dieren van voor
mond- en klauwzeer gevoelige soorten in alle lidstaten en houdende
vijfde wijziging van Beschikking 2001/172/EG (PbEG L 93).
8. Overeenkomstig artikel 5 van de Regeling varkensleveringen kan de
Minister de aanwijzing als A-bedrijf of B-bedrijf schorsen of
intrekken, indien de exploitant van het A-bedrijf of een B-bedrijf
meer dan eenmaal varkens van het varkenshouderijbedrijf afvoert of
doet afvoeren, dan wel op het varkenshouderijbedrijf ontvangt of
aanvoert, zonder dat wordt voldaan aan het eerste, tweede, vierde en
vijfde lid.
Artikel 1.2b
1. De vervoerder van varkens of de bestuurder van een vervoermiddel,
bestemd of kennelijk bestemd voor het vervoer van varkens is
verplicht:
a. ervoor zorg te dragen dat na ieder bezoek aan een bedrijf waar
evenhoevigen worden gehouden, de wielkasten van dat vervoermiddel
alsmede andere voorwerpen, voordat het vervoermiddel het bedrijf
verlaat, worden gereinigd en ontsmet, overeenkomstig bijlage II van de
Regeling inzake hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten 2000.
b. een inzichtelijke registratie bij te houden en ten minste 24 uur
op het vervoermiddel voorhanden te hebben en daarna tot nader order te
bewaren, waarin in elk geval de volgende gegevens worden opgenomen:
- adres en plaats van de bezochte bedrijven;
- de hoeveelheid en soort vervoerde varkens;
- de gereden route, en
- datum en tijdstip van het vervoer.
2. Het vervoermiddel waarin biggen zijn vervoerd wordt voorts, in
zoverre in afwijking van artikel 10, vierde lid, van de Regeling
inzake hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten 2000, na elk
bezoek aan een bedrijf waar evenhoevigen worden gehouden, gereinigd en
ontsmet op een op grond van artikel 23, eerste lid, van de Regeling
inzake hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten 2000,
geregistreerde reinigings- en ontsmettingsplaats.
C
Artikel 3.1 komt te luiden:
Artikel 3.1
1. Het vervoer, waaronder begrepen het vervoer door leidingen, van
mest van vee en pluimvee is verboden.
2. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor het vervoer
van mest van pluimvee en paarden binnen en tussen de gebieden, bedoeld
in bijlage I, indien voornoemde mest afkomstig is van bedrijven waar
geen evenhoevigen worden gehouden en voldaan wordt aan het vierde en
vijfde lid.
3. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor het vervoer
van mest van vee en pluimvee binnen de afzonderlijke gebieden, bedoeld
in bijlage I, mits voldaan wordt aan het vierde en vijfde lid.
4. De vervoerder van mest of de bestuurder van een vervoermiddel,
bestemd of kennelijk bestemd voor het vervoer van mest, binnen het
gebied, bedoeld in bijlage I, is verplicht:
a. vervoermiddelen, bestemd of kennelijk bestemd voor het vervoer van
mest van vee of pluimvee, en de daarbij behorende voorwerpen, voordat
zij een erf van een bedrijf verlaten, te reinigen en ontsmetten bij
een installatie die water levert van voldoende druk voor een uit
oogpunt van voorkoming van verspreiding van mond- en klauwzeer
deugdelijke en efficiënte reiniging en ontsmetting.
b. een inzichtelijke registratie bij te houden en die ten minste 24
uur op het vervoermiddel voorhanden te hebben en daarna tot nader
order te bewaren, waarin in elk geval de volgende gegevens worden
opgenomen:
- adres en plaats van de bezochte bedrijven;
- de hoeveelheid vervoerde mest;
- de gereden route, en
- datum en tijdstip van het vervoer.
5. De in het derde lid, onderdeel a, bedoelde reiniging en
ontsmetting geschiedt overeenkomstig bijlage II van de Regeling inzake
hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten 2000 .
D
In artikel 3.2, tweede lid, wordt de zinsnede .vaste pluimveemest en
vaste paardenmest. vervangen door .vaste mest van vee en pluimvee..
E
Artikel 3.3 komt te luiden:
Artikel 3.3
1. Het is verboden vervoermiddelen, waarmee mest van vee en pluimvee
wordt vervoerd, aan te wenden voor het vervoer van andere producten
dan mest van vee en pluimvee.
2. Het is verboden vervoermiddelen, die uitsluitend worden gebruikt
voor het vervoer van mest van vee en pluimvee, binnen gebied Noord 2,
bedoeld in bijlage I, te verplaatsen zonder een op ieder
vervoerseenheid aangebracht en duidelijk zichtbaar kenteken als
bedoeld in bijlage III, behorende bij gebied Noord 2, bedoeld in
bijlage I.
3. De in het eerste en tweede lid bedoelde verboden zijn van
toepassing op vervoermiddelen ten aanzien waarvan op grond van artikel
36 van de Wegenverkeerswet 1994 een kentekenbewijs, dan wel een
registratiebewijs is afgegeven.
F
In artikel 5.1, derde lid, wordt .mengvoederbedrijf. vervangen door:
bedrijf.
G
In artikel 6.1, zesde lid, wordt .destructiemateriaal, als bedoeld in
artikel 1, onderdeel b. vervangen door: destructiemateriaal, als
bedoeld in artikel 1, onderdeel d.
H
Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen f tot en met l worden verletterd g tot en met m.
2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
f. personen, die pluimvee inenten tegen pseudovogelpest;
3. Onderdeel l komt te luiden:
l. toezichthoudende ambtenaren, aangewezen op grond van de
Plantenziektenwet, de Zaaizaad- en Plantgoedwet, de
Landbouwkwaliteitswet, de Bestrijdingsmiddelenwet en de Warenwet;
I
Artikel 8.4 komt te vervallen.
Artikel II
1. Tot twee dagen na inwerkingtreding van deze regeling wordt het
vervoer van varkens, bedoeld in artikel 1.2a, eerste en tweede lid,
van de Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001
door de exploitant van het A-bedrijf of het B-bedrijf voorafgaand
schriftelijk gemeld door middel van een formulier als bedoeld in
bijlage II van de Regeling compartimentering Nederland mond- en
klauwzeer 2001 aan de directeur van de Rijksdienst voor de keuring van
Vee en Vlees.
2. Tot twee dagen na inwerkingtreding van deze regeling zijn de
artikelen 16 en 17 van de Regeling varkensleveringen niet van
toepassing op het vervoer van varkens, bedoeld in artikel 1.2a, eerste
en tweede lid, van de Regeling compartimentering Nederland mond- en
klauwzeer 2001.
Artikel III
Deze regeling wordt op 11 april 2001 om 18.30 uur bekendgemaakt aan de
media en treedt onmiddellijk daarna in werking.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden
geplaatst.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER
EN VISSERIJ,
overeenkomstig het door de Minister genomen besluit,
DE DIRECTEUR-GENERAAL
ir. J.F. de Leeuw
Toelichting voor de Staatscourant
Onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling
compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001. In deze wijziging
zijn de volgende zaken opgenomen:
. Afvoer van slachtvarkens en biggen
Het vervoersverbod voor vee, dat is ingesteld naar aanleiding van de
mond- en klauwzeeruitbraken in Nederland, heeft geleid tot
dierenwelzijnsproblemen in met name de varkenssector. Onlangs is door
de vaststelling van de Regeling compartimentering Nederland mond- en
klauwzeer 2001 (Stcrt. 69) de mogelijkheid opengesteld om
slachtvarkens af te voeren naar het slachthuis en om biggen eenmalig
af te voeren van vermeerderaars naar vleesvarkenbedrijven. Dit regime
wordt aangepast, teneinde beter aan te sluiten bij het systeem van de
Regeling varkensleveringen (RVL). Duidelijkheidshalve volgt
hieromtrent een artikelsgewijze toelichting.
Artikel 1.2
Het eerste lid komt overeen met artikel 8, onderdeel a, van de
Regeling varkensleveringen. In afwijking van de RVL is alleen
rechtstreeks vervoer naar het slachthuis mogelijk en niet via een
verzamelcentrum. Het vervoer is slechts toegestaan naar slachthuizen
in het gebied waar ook het varkensbedrijf is gelegen. Op grond van het
tweede lid mag een varkenshouderijbedrijf slechts eenmaal in vier
weken varkens naar het slachthuis afvoeren. In het derde lid wordt een
voorziening getroffen voor gebied Zuid 2, waar na de brand in een
grote slachterij te Boxtel een gebrek aan slachtcapaciteit voor
varkens is ontstaan. Varkens uit gebied Zuid 2 mogen naar gebied Zuid
3, indien een door de Minister vastgesteld route wordt gevolgd.
Hierbij zal zo veel mogelijk gebruik worden gemaakt van hoofdwegen en
snelwegen. De route zal zo spoedig mogelijk worden bekendgemaakt.
Artikel 1.2a
In dit artikel wordt ter voorkoming van welzijnsproblemen het vervoer
van biggen geregeld. Voor de regeling wordt zoveel mogelijk
aangesloten bij de RVL. Het vervoer van A-bedrijven naar B-bedrijven
en C-bedrijven en het vervoer vanaf C-bedrijven levert geen
aanvullende bijdrage aan het voorkomen van welzijnsproblemen. Daarom
blijft uit veterinair oogpunt dit type vervoer verboden.
In het eerste lid wordt toegestaan dat varkenshouderijbedrijven die
zijn aangewezen als A-bedrijven in de zin van de RVL varkens leveren
aan D-bedrijven in hetzelfde gebied als het A-bedrijf is gelegen.
Indien de expoitant van het A-bedrijf hiervoor kiest, worden de
varkens daarmee mestvarken, omdat het D-bedrijf op grond van de RVL
alleen varkens aan een slachthuis mag afleveren. Op grond van het
vierde lid van dit artikel mogen alleen biggen tot 40 kg naar een
D-bedrijf worden vervoerd. Het vervoer van biggen van een A-bedrijf
naar een C-bedrijf blijft op grond van artikel 1.1 van deze regeling
nog verboden.
In het tweede lid wordt toegestaan dat varkenshouderijbedrijven die
zijn aangewezen als B-bedrijven in de zin van de RVL varkens leveren
aan D-bedrijven in hetzelfde gebied als het B-bedrijf is gelegen. Aan
deze leveringen zijn dezelfde beperkingen verbonden als in artikel 10,
tweede lid, van de RVL, te weten het B-bedrijf mag maar aan vier
D-bedrijven in vier weken en twaalf D-bedrijven in twaalf maanden
leveren. Op grond van de gekozen formulering tellen voor het
vaststellen van het aantal toegestane leveringen niet de leveringen
mee aan een D-bedrijf buiten het gebied die hebben plaatsgevonden in
de periode voorafgaand aan inwerkingtreding van deze regeling. Wel
dient de levering overeenkomstig artikel 16 van de RVL twee dagen
voorafgaand aan de levering te worden gemeld bij het bureau I&RVL te
Deventer. De aldus terugontvangen bevestiging van deze melding dient
overeenkomstig artikel 17 bij het vervoer aanwezig te zijn. In verband
met de tijd die nodig is om de computers van het bureau I&RVL aan te
passen, kan het zijn dat op de bevestiging van de melding is
aangegeven dat de levering op grond van de RVL niet is toegestaan,
omdat het aantal contacten van artikel 10, tweede lid, wordt
overschreden. Indien het vervoer plaatsvindt tussen twee bedrijven
binnen één gebied zal bij controle het vervoer niet worden
tegengehouden. Als de bevestigde melding van artikel 17 RVL ontbreekt,
zal voortzetting van het transport echter worden verhinderd.
Het derde lid regelt de ontvangst van de biggen op het D-bedrijf. Ook
hier is in afwijking van artikel 12, eerste lid, van de RVL bepaald
dat alleen biggen van A-bedrijven of B-bedrijven uit hetzelfde gebied
mogen worden aangevoerd. De uitzondering van artikel 12, tweede lid,
RVL voor all-in-all-out bedrijven vervalt tijdelijk, omdat in de
huidige omstandigheden een aantal van zes aanvoerbedrijven uit
veterinair oogpunt te riskant wordt gevonden.
Het vierde lid beperkt het toegestane vervoer van varkens tot biggen.
Deze bepaling komt overeen met artikel 10, vijfde lid, RVL.
In het vijfde en zesde lid wordt bepaald dat een bedrijf op grond van
deze regeling slechts één keer per twee weken dieren mag afleveren of
mag ontvangen. Het is daarbij wel mogelijk om op dezelfde dag van twee
of meer bedrijven dieren te ontvangen, voorzover daarmee de aantallen
bedrijven waarmee zaken wordt het toegestane aantal niet overschrijdt.
Uiteraard dienen de varkens afkomstig van verschillende bedrijven in
verschillende vervoermiddelen te worden vervoerd. Dit volgt reeds uit
artikel 2 van de Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren
2000.
In het zevende lid is de verplichting opgenomen die strekt tot
implementatie van beschikking 2001/263/EG van de Commissie van de
Europese Gemeenschappen van 2 april 2001 tot vaststelling van
beperkende maatregelen met betrekking tot verplaatsingen van dieren
van voor mond- en klauwzeer gevoelige soorten in alle lidstaten en
houdende vijfde wijziging van Beschikking 2001/172/EG (PbEG L 93). Op
grond van deze bepaling dienen de dieren ten minste 30 dagen voor
afvoer op een bedrijf te hebben gestaan waar in die periode van 30
dagen geen andere voor mond- en klauwzeer vatbare dieren zijn
aangevoerd.
In het achtste lid wordt geregeld dat de Minister de aanwijzing als
A-bedrijf of B-bedrijf kan schorsen of intrekken overeenkomstig
artikel 5 van de RVL. Hiertoe zal worden overgegaan als een exploitant
herhaaldelijk varkens afvoert in strijd met deze regeling. Het
varkensbedrijf wordt dan van rechtswege D-bedrijf en mag alleen
varkens naar het slachthuis afvoeren. De aanwijzing kan op grond van
de RVL vanzelfsprekend eveneens worden ingetrokken bij overtredingen
van de RVL zelf.
Overgangsrecht (artikel II)
Voor het vervoer van biggen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de
RVL. Echter, op grond van artikel 16 van de RVL dient twee dagen
voorafgaand aan het voorgenomen vervoer van varkens dit vervoer te
worden gemeld bij het bureau I&RVL te Deventer. Dat betekent dat pas
twee dagen na inwerkingtreding van deze regeling daadwerkelijk biggen
zouden kunnen worden vervoerd. De computer van het bureau I&RVL kan
eerdere meldingen niet verwerken. Om deze reden wordt de melding met
het formulier van Bijlage II bij de Regeling compartimentering
Nederland mond- en klauwzeer 2001 nog twee dagen gehandhaafd. In deze
twee dagen moet het vervoer van varkens worden gemeld aan de RVV te
Amsterdam. De artikelen 16 en 17 van de RVL zijn zolang niet van
toepassing, zodat het vervoer niet hoeft te worden gemeld aan het
bureau I&RVL (artikel 16) en de vervoerder niet verplicht is de
bevestiging van de melding tijdens het vervoer te kunnen tonen
(artikel 17). Gedurende deze periode kunnen geen meldingen per fax
worden ingediend bij het bureau I&RVL.
. Mest van gespecialiseerde bedrijven
Paardenmest en pluimveemest, afkomstig van bedrijven waar geen
evenhoevigen worden gehouden, vormen een laag risico met betrekking
tot de verspreiding van mond- en klauwzeer. Veelal worden deze soorten
mest verwerkt in specifieke mestverwerkingsbedrijven (bijvoorbeeld ten
behoeve van de champignonkweek en de particuliere tuinen). De
compartimentering zorgt voor problemen binnen deze sectoren. Vanwege
het te verwaarlozen veterinaire risico op verspreiding van mond- en
klauwzeer is besloten om het vervoer van mest van pluimvee en paarden,
voorzover afkomstig van bedrijven waar geen evenhoevigen worden
gehouden, toe te staan binnen geheel Nederland. De compartimentering
is derhalve op deze soorten mest niet van toepassing. Wel dienen de
vervoermiddelen gereinigd en ontsmet te worden alvorens zij het erf
van bedrijf verlaten.
Tevens wordt in artikel 3.2 voorzien in de mogelijkheid om naast vaste
mest van paarden en pluimvee ook vaste mest van ander vee bovengronds
worden aangewend.
. Mestwagens
De huidige compartimenteringsregeling leidt binnen de mestsector tot
logistieke problemen. Op basis van de bestaande regeling is het niet
toegestaan om binnen compartiment Noord 2 vervoermiddelen, bestemd of
kennelijk bestemd voor het vervoer van mest, te verplaatsen zonder
gele sticker. Binnenkort zullen de vervoermiddelen in de overige
compartimenten eveneens voorzien worden van bijbehorende stickers,
waarna het niet toegestaan is om zonder bijbehorende sticker binnen
een compartiment te rijden. Het vervoer van mest van vee en pluimvee
tussen de compartimenten is ten algemene niet toegestaan. Veel
mestwagens worden echter naast het vervoer van mest ingezet voor het
vervoer van andere producten (zoals zuiveringsslib en water) en dit
vervoer vindt in de regel door heel Nederland plaats. Het betreft
producten waaraan een uit veterinair oogpunt verwaarloosbaar klein
risico op verspreiding van mond- en klauwzeer verbonden is. Teneinde
tegemoet te komen aan de problemen die worden voorzien door de sector
wordt in deze regeling allereerst een bepaling opgenomen inhoudende
een verbod om vervoermiddelen, die mest vervoeren, te bestemmen voor
het vervoer van andere producten. Vervolgens dienen de vervoermiddelen
die uitsluitend voor het transport van mest worden ingezet voorzien te
worden van een sticker. Thans geldt die verplichting alleen nog voor
het compartiment Noord 2. De vervoermiddelen die worden ingezet voor
het vervoer van andere producten dan mest behoeven niet gestickerd te
worden en zijn evenmin verbonden aan de compartimenten. Deze wagens
mogen dus geen mest van vee en pluimvee vervoeren.
. Bezoekers
Naar aanleiding van een uitbraak van pseudovogelpest in België is het
noodzakelijk dat personen worden toegelaten op bedrijven waar zowel
evenhoevigen als pluimvee wordt gehouden teneinde het daar aanwezige
pluimvee te kunnen inenten tegen deze besmettelijke vogelziekte.
Daartoe wordt in artikel 7.1, eerste lid, een nieuw onderdeel
toegevoegd. Tevens wordt het nieuwe onderdeel l aangepast in die zin
dat ook toezichthoudende ambtenaren in de zin van de Warenwet hun
taken kunnen uitvoeren op bedrijven waar evenhoevigen worden
gehouden.
. Overige aanpassingen
Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt enige aanpassingen van
technische aard aan te brengen.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER
EN VISSERIJ,
overeenkomstig het door de Minister genomen besluit,
DE DIRECTEUR-GENERAAL
ir. J.F. de Leeuw
11 apr 01 18:30