LHV: "Positief eindrapport Tabaksblat onderschrijft forse investering in huisartsenzorg"

11 april 2001

De Commissie Toekomstige Financieringsstructuur Huisartsenzorg (kortweg de Commissie Tabaksblat) onderstreept het belang van functie en positie van de huisarts in de Nederlandse gezondheidszorg. Bovendien zegt de commissie overtuigd te zijn van de noodzaak en urgentie van een herijking van praktijkkostenvergoeding en inkomen én dat de beloning van de diensten duidelijk achter blijft. "Met deze combinatie van constateringen onderschrijft de commissie in feite de noodzaak tot het doen van grote investeringen in de huisartsenzorg", aldus de LHV.

Het Dagelijks Bestuur van de LHV presenteerde tijdens een persbijeenkomst op 11 april zijn meer gedetailleerde reactie op de eindrapportage van de Commissie Tabaksblat, die op 5 april wereldkundig werd gemaakt. Een eerste reactie stond al eerder op deze website te lezen. Inmiddels heeft de LHV het rapport uitvoerig kunnen bestuderen.
De commissie heeft zich conform haar opdracht primair gericht op de toekomstige organisatie en financiering van de huisartsenzorg, alhoewel zij ondanks diezelfde opdracht geen indicatie geeft van de kosten die aan de invoering van het één en ander zijn verbonden. Toekomst dus, maar toch maakt de LHV in een eerste analyse van het rapport onderscheid tussen het belang voor 'vandaag' en voor 'morgen'.

BELANG VOOR 'VANDAAG'
Het rapport komt op een belangrijk moment met discussies over de voorjaarsnota, het stelsel (met onder meer huisartsenzorg wel of niet in de basisverzekering), de herijking van het inkomen en de praktijkkostenvergoeding. Belangrijk hierbij is dat de commissie erg positief is over de functie en de positie van de huisarts in de Nederlandse gezondheidszorg. Verder constateert de commissie dat: "zij overtuigd is geraakt van de noodzaak en urgentie van een herijking van praktijkkostenvergoeding en inkomen en dat de beloning van de ANW-zorg (avond-, nacht- en weekendzorg) duidelijk achter blijft." Hiermee onderschrijft de commissie in feite de noodzaak tot het doen van grote investeringen in de huisartsenzorg.
Andere belangrijke opmerkingen van de commissie zijn verder dat de huisarts als "dominante spil van de gezondheidszorg" een beslag legt van niet meer dan circa drie procent van de totale kosten van de gezondheidszorg, dat huisartsenzorg verplicht deel moet uitmaken van het totale basisverzekeringspakket en dat geen enkele organisatievorm moet worden uitgesloten, ook de solopraktijk niet.

BELANG VOOR 'MORGEN'
De opdracht van minister Borst aan de Commissie Tabaksblat was drieledig:

1. Adviseren over een toekomstbestendige systematiek van financieren van de huisartsenzorg, rekening houdend met het beoogde besturingsconcept in het tweede compartiment.

2. Advies geven over hoe om te gaan met het afnemend aantal solisten en de wijze waarop deze naast de nieuwe financieringssystematiek kunnen worden gefaciliteerd. Het is noodzakelijk om ook deze huisartsen een inkomen en praktijkvoering op adequaat niveau te garanderen.

3. Het geven van een indicatie over de kosten welke aan de invoering van een en ander zijn verbonden.
Om verschillende redenen heeft de commissie over het laatste punt geen oordeel gegeven.

Tabaksblat stelt in zijn eindrapportage aan de minister voor een systeem met boxen te hanteren, waarbij er een scheiding komt tussen praktijkkosten en inkomen van de huisarts. Bovendien dient er een scheiding te komen tussen financiering van zorg tijdens kantooruren en ANW-zorg (avond-, nacht- en weekendzorg). In het kort schetst de commissie de boxen als volgt:

Box 1: Financiering van de huisartsvoorziening

- omslagbedrag per ingeschreven patiënt voor praktijkkosten
- op basis van praktijkplan

- onder meer afhankelijk van praktijkomvang, organisatievorm en regio
- onderhandelingen huisartsvoorziening met zorgverzekeraar
Box 2: Financiering van het inkomen van de huisarts Box 2a: Financiering van de beschikbaarheid van de huisarts
- beschikbaarheidsbedrag per ingeschreven patiënt
- op basis van praktijkplan

- afhankelijk van aantal ingeschreven patiënten
- landelijk vastgesteld door Zorgverzekeraars Nederland en LHV, bijvoorbeeld eens per twee jaar

Box 2b: Financiering van de verrichtingen en prestaties van de huisarts

- één normtarief per consult op basis van tijdsduur
- op basis van kerntakenpakket huisartsenzorg
- kerntakenpakket vastgesteld door ZN en LHV, bijvoorbeeld eens per vier jaar

- eventueel aanvullende afspraken tussen huisartsvoorziening en zorgverzekeraar over extra taken

- eventueel aanvullende afspraken tussen huisartsvoorziening en zorgverzekeraar over beloning van doelmatig gedrag

LHV-beoordeling van de voorstellen
Een eerste analyse van het rapport leveren de volgende beoordelingen van het Dagelijks Bestuur van de LHV op:

Uniforme financieringssystematiek voor huisartsenzorg door alle zorgverzekeraars
Het opheffen van het onderscheid tussen ziekenfondsen en particuliere verzekeraars zal veel financieringsproblemen in de huisartsenzorg wegnemen (zoals bij diensten en HBO-praktijkondersteuners) en wordt door de LHV toegejuicht. Hoewel het niet primair tot de opdracht van de commissie behoorde, is het toch teleurstellend dat weinig aandacht is besteed aan de problemen die met de invoering van de voorstellen zullen samenhangen. Ook de oorzaak van het feit dat eerdere voorstellen (waaronder die van de 'Commissie Biesheuvel') niet zijn ingevoerd, blijft onderbelicht. Uniformering van de financieringssystematiek is al jaren een wens van de LHV, maar zal opnieuw een moeizaam onderdeel worden van een stroperige stelseldiscussie. Overigens had de commissie kunnen voorstellen dat particuliere verzekeraars zouden worden aangeraden om, vooruitlopend op de stelseldiscussie, op vrijwillige basis tot een uniformering van de financiering te komen. Dit is echter niet gebeurd.

Scheiding van financieringsstromen voor praktijkkosten en inkomen De scheiding in de financiering van praktijkkosten en inkomen zou een oplossing kunnen bieden voor het probleem dat huisartsen de sterk gestegen praktijkkosten met eigen inkomen moeten financieren. Het onderscheid tussen een vast en een variabel deel in de honorering kan een goede mix bieden tussen het in stand houden van de huisartsenzorg als voorziening (de beschikbaarheid) en het vrije ondernemerschap met loon naar werken. Het voorstel sluit bovendien aan bij eerdere voorstellen van de LHV (de uniform gemengde honorering).

Scheiding financiering zorg tijdens kantooruren en ANW-zorg Dit voorstel maakt de werkbelasting tijdens de diensten en de honorering daarvan inzichtelijk. Het vereenvoudigt de verrekeningen indien huisartsen niet zelf actief zijn in de dienstenstructuur. De LHV heeft een voorkeur voor grootschalige dienstenstructuren, omdat dit de beste garantie biedt op werklastreductie. Positief is echter dat de commissie de mogelijkheid voor een andere dan grootschalige organisatie nadrukkelijk open laat. Ook voor huisartsen die niet mee kunnen doen in een grootschalige structuur moet een adequate vergoeding gelden voor kosten en inkomen.

Flexibiliteit in financiering
Met de voorstellen wordt meer recht gedaan aan onder meer de verschillen in praktijkkosten afhankelijk van regio, organisatievorm en praktijkpopulatie. Wel wordt er meer gevraagd van de huisarts(-praktijk): een deel van de financiering zal immers het gevolg zijn van lokale onderhandelingen en er zal een praktijkplan moeten worden opgesteld. De kosten die dit met zich meebrengt (professionele ondersteuning!) zal in ieder geval onderdeel moeten uitmaken van de financiering (bijvoorbeeld via box 1). Positief is wel dat de hoogte van het tarief voor het kerntakenpakket landelijk wordt vastgesteld, zodat individuele huisartsen daar niet ook nog over hoeven te onderhandelen; een belangrijke aanbeveling gezien de discussies over de toepassing van de Mededingingswet in de zorg.

Kerntakenpakket huisartsenzorg
De commissie spreekt van een kerntakenpakket huisartsenzorg. Het betreft de taken die de kern vormen van het beroep huisarts en bij voorkeur niet door andere zorgverleners worden uitgevoerd. ZN en LHV zouden bijvoorbeeld eens per vier jaar moeten onderhandelen over de samenstelling van het pakket en over de hoogte van het normtarief voor de diensten die ertoe behoren. Het 'kerntakenpakket' zou kunnen worden afgeleid van de 'functieomschrijving' zoals die momenteel door de LHV samen met het NHG wordt opgesteld. Ook zou het een integraal onderdeel moeten zijn van het door de overheid vast te stellen 'basisverzekeringspakket voor de huisartsenzorg'. Het kerntakenpakket moet echter niet `bij voorkeur' huisartsenzorg betreffen; het betreft hier taken die uitsluitend door de huisarts (of eventueel onder verantwoordelijkheid van de huisarts) mogen worden uitgevoerd.
Het is de vraag of de samenstelling van een kerntakenpakket onderdeel zou moeten zijn van onderhandelingen tussen ZN en LHV. Enerzijds is er wat voor te zeggen dat 'hij die betaalt, bepaalt'. Anderzijds zou het zuiverder zijn als de beroepsgroep zelf het kerntakenpakket zou samenstellen en 'hij die betaalt, bepaalt wat hij daarvan wil afnemen'. Wat tot het kerntakenpakket behoort, kan in eerste instantie tot de verantwoordelijkheid van de professie worden gerekend. Dat de financier niet alles wil of kan betalen, wordt dan ook beter zichtbaar gemaakt.

Inschrijvingsplicht bij een vaste huisarts
Voorgesteld wordt om het verzekeren voor huisartsenzorg en het inschrijven bij een vaste huisarts verplicht te laten worden. De verplichte verzekering voor huisartsenzorg is zowel uit oogpunt van kwaliteits- als doelmatigheid zeer gewenst!
Wel zou de inschrijvingsplicht ook op naam van de praktijk (in plaats van de individuele huisarts) kunnen. Dit geeft patiënten meer keuzevrijheid en geeft ook meer flexibiliteit bij parttime werkende huisartsen of bij langere openstellingen van praktijken.

Capaciteit van de huisartsenzorg
De commissie stelt dat er een 'mismatch' bestaat tussen behoefte aan en aanbod van huisartsenzorg. Daarbij constateert zij een getalsmatig overschot, maar tevens een lokaal tekort. Deels is dit overschot slechts schijn, omdat het ten dele waarnemers betreft die gewoon nodig zijn. Deels heeft de commissie misschien gelijk en maakt het huidige financieringssysteem het voor een praktijkzoekende huisarts onaantrekkelijk om een leegstaande praktijk over te nemen (zoals solopraktijk, hoge opstartkosten voor huisvesting en lage beloning voor achterstandswijken).
De suggestie in de media dat er slechts sprake is van een mobiliteitsprobleem is niet nieuw, maar is absoluut onjuist! Deels betreft het een wisselende groep, maar het zijn vooral waarnemers die hard nodig zijn voor de kortdurende waarneming. Wel kan een efficiëntere praktijkorganisatie ontstaan door meer ondersteunend personeel en door de mogelijkheid taken uit te besteden aan derden. Daar moet dan wel adequate financiering tegenover staan.

Huisartsen buiten de WTG
Tabaksblat stelt voor om huisartsen buiten de Wet Tarieven Gezondheidszorg (WTG) te plaatsen. Tarieven moeten het gevolg zijn van landelijke of regionale onderhandelingen. Dit betreft een thema waarover de politiek momenteel spreekt in het kader van het stelsel alsook de mededinging en concurrentie in de zorg. De LHV meent in ieder geval dat het knellende kader van de WTG moet worden verruimd en dat de WTG niet langer als kostenbeheersinginstrument moet worden ingezet. De juistheid van de tarieven dient weer het uitgangspunt te worden.

© copyright LHV 2001