Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Lezing minister Van Boxtel: "Tussen integratie en apartheid, dé uitdaging van de 21e eeuw" QBDBD, Juridische Faculteitsvereniging aan de Vrije Universiteit Amsterdam
Een toespraak bij het onderwerp Integratie
9 april 2001
Een goed hek maakt goede buren. Deze zegswijze haalt Marcel ten Hooven aan in het boek De lege tolerantie. Hij brengt hiermee de mores van de verdraagzaamheid uit het hoogtij van de verzuiling onder woorden.
Verzuiling is een goed Nederlands begrip uit onze vaderlandse geschiedenis. Leden van de verschillende politieke en religieuze gezindten hadden eigen politieke partijen en culturele organisaties, eigen scholen en eigen media. Mensen richtten hun leven in volgens de lijnen van de eigen zuil, en benadrukten daarmee de eigenheid van de groep waartoe zij als individu, of vaker: als familie, behoorden.
Verzuiling betekende ook emancipatie, en vrijheid. Soevereiniteit in eigen kring, om met Abraham Kuyper te spreken. Daarmee respecteerden de verschillende groepen elkaars autonomie, zij het binnen bepaalde grenzen.
Of negatief geformuleerd: men zat elkaar zo min mogelijk dwars. We dachten even dat verzuild Nederland door de toenemende individualisering, emancipatie en gedeeltelijke secularisering sinds de jaren zestig was verdwenen. Maar het begrip duikt weer regelmatig op in de annalen, nu in verband met onze multi-etnische samenleving.
Verschijnselen als islamitische scholen roepen de geur van weleer op. Sommigen, zoals politicoloog Jos de Beus, zien het oprichten van een eigen zuil door verschillende etnische groepen voor hen als een manier om hun plek in de Nederlandse samenleving op te eisen.
We zullen het later hebben over de wenselijkheid van dergelijke ontwikkelingen.
Staan integratie en verzuiling lijnrecht tegenover elkaar? Is de verzuiling, zoals de socioloog Jacques van Doorn het ziet, de meest monumentale belichaming van een segregatiecultuur? De term apartheid, die voorkomt in de titel van deze bijeenkomst, zult u vanavond niet uit mijn mond horen. Hoewel ook bij apartheid sprake is van segregatie, hebben we met apartheid te maken met een historisch zeer belaste term die duidt op ten eerste: rassenscheiding, en ten tweede: onderdrukking. In Zuid-Afrika destijds bij wet geregeld.
Ik zie bij het woord apartheid geen keuzevrijheid van groepen mensen om hun leven te bouwen rond eigen instituties, geen ruimte voor emancipatie, geen fundamentele gelijkwaardigheid van rassen, ed.
Ik zou deze bijeenkomst dan ook graag anders willen betitelen, namelijk "Tussen integratie en segregatie". Daarmee houden we ruimte voor een bewuste keuze van mensen om zich via eigen kanalen te ontwikkelen.
Dan blijft de vraag of segregatieverschijnselen, of dat nu islamitische scholen of zwarte wijken zijn, bevorderlijk zijn voor het integratieproces, of integratie juist in de weg staan. Integratie betekent immers dat etnische minderheden worden opgenomen in een maatschappij, dat zij onderdeel uitmaken van die maatschappij, en dat zij ook actief deelnemen aan die maatschappij. Dat vraagt om contact en interactie. We streven met het integratieproces naar een samenleving waarin we kunnen spreken van een volwaardig burgerschap van mensen, van etnische minderheden én autochtone Nederlanders. Hoe realiseer je dat alle etnische groepen volwaardig burgerschap kunnen uitoefenen, dat iedere inwoner van Nederland tot zijn of haar recht kan komen? En wat is hierin je taak als overheid? Anno 2001 hebben we het over ruim 16 miljoen mensen. We hebben het dan over vele miljoenen autochtone Nederlanders - Hollanders, zoals Eildert Mulder ze noemt in zijn boek over de Schilderswijk.
En over ruim 300 duizend Turken, over ruim 300 duizend Surinamers, over ruim 250 duizend Marokkanen en over ruim 100 duizend Antillianen en Arubanen.
Naast deze immigranten van weleer zijn er inmiddels ook nieuwe etnische groepen ontstaan: ruim 30 duizend Irakezen, bijna 30 duizend Somaliërs, Afghanen, Ethiopiërs, Ghanezen, Vietnamezen, Sri Lankanen, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Ik zie het integratieproces als een proces van de hele samenleving. Alle inwoners van ons land kunnen in het private en tot op zekere hoogte in het publieke domein vanuit hun eigen achtergrond vorm geven aan hun eigen bestaan.
Maar als burger maken wij tevens deel uit van een gemeenschap. Wat vrijheid voor de één is, kan vrijheidsbelemmering voor de ander zijn. Rechten raken in de knel.
We moeten dus grenzen afbakenen, regels en wetten stellen. In het schemergebied, daar waar in concrete gevallen vrijheden en rechten botsen, ligt een taak voor de rechtelijke macht om scheidslijnen aan te brengen. Daar waar een veranderende samenleving haar normen en waarden mogelijk niet meer herkent in wetgeving, ligt een taak voor democratisch gekozen vertegenwoordigers om tot een gewogen beslissing te komen om wetgeving al dan niet aan te passen. Via de democratische spelregels dus.
Iedere burger kan invloed uitoefenen. Zelfs vreemdelingen hebben op lokaal niveau actief en passief kiesrecht waarmee zij invloed kunnen uitoefenen op directe woonomgeving.
We mogen hiervoor als samenleving wat terugvragen. Willen etnische minderheden zich kunnen ontplooien, of invloed kunnen uitoefenen, dan vraagt dat om een aantal vaardigheden, zoals beheersing van de Nederlandse taal, en om de erkenning van de Nederlandse wet- en regelgeving.
Sinds 1998 is het realiseren van het volwaardig burgerschap de basis van het integratiebeleid. Het is van belang dat leden van de verschillende etnische groepen zelfredzame en zelfbewuste burgers worden. Burgers die zich oriënteren op de Nederlandse samenleving én die verantwoordelijkheid nemen voor de ontwikkeling van het land. Rechten, maar ook plichten.
Voor het uitoefenen van dit burgerschap is het onontbeerlijk dat mensen de Nederlandse taal machtig zijn, en de Nederlandse maatschappij en instituties kennen. Vaardigheden die nodig zijn voor minderheden om hun weg te vinden in Nederland, en die naar ik hoop bijdragen aan de acceptatie door anderen van hun aanwezigheid.
Voor nieuwe migranten voorzien we er met de Wet Inburgering Nieuwkomers in dat zij hierbij via een inburgeringscursus de eerste stappen zetten. We trekken hier jaarlijks ongeveer 300 miljoen gulden voor uit.
Ik zei net al dat wij als burgers deel uit maken van een gemeenschap. Kennis van de gangbare taal en van die gemeenschap zelf vormen het cement van de samenleving. Ook in de hoogtijdagen van de verzuiling berustte de verscheidenheid op een fundament van een gedeelde taal, geschiedenis, cultuur en rechtstraditie. Ten Hooven maakt daarbij een begrijpelijk onderscheid met de huidige multi-etnische samenleving, met een soms Babylonische spraakverwarring en culturele misverstanden, waar de eenduidigheid van het fundament minder vanzelfsprekend is.
Een ander aspect waarop ik me met het integratiebeleid richt, is de interculturalisering van de samenleving, van bedrijven, overheden en andere instellingen.
Dat geldt ook voor de rechterlijke macht. Uitspraken van rechters in zaken waarbij eerwraak in het spel was, zoals bijvoorbeeld de schietpartij in Veghel, geven de tendens weer dat bij dergelijk zware delicten de culturele achtergrond niet als verzachtende omstandigheid wordt gezien. Ik ben het daar mee eens. Ik heb dan ook binnen het Landelijk Overleg Minderheden benadrukt dat we mensen dit echt duidelijk moeten maken. Samen met het Inspraak Orgaan Turken heb ik een heel traject opgezet om te bereiken dat deze boodschap tot in de haarvaten van de Turkse gemeenschap in Nederland doordringt.
Maar om tot weloverwogen besluiten te komen moeten rechters de verschillende culturele achtergronden wel kennen. Niet alleen voor de strafbepaling, maar bijvoorbeeld ook voor communicatie in de rechtszaal, en de overweging welke uitwerking een bepaalde straf op iemand heeft. De jurist Sadik Harchaoui onderstreepte een tijd geleden in een interview met De Volkskrant het belang dat minderheden zich in het rechtsstelsel herkennen. Ik vind het een zorgelijke zaak als leden van etnische groepen ons rechtssysteem niet zouden respecteren.
Ook de interculturalisering van de instellingen is dus een voorwaarde om als multi-etnische samenleving te kunnen functioneren.
Ik wil hier meteen een belangrijke beperking van de rol van de overheid aanbrengen: het geloof dat de maatschappij maakbaar is door een alregelende overheid is obsoleet. Natuurlijk moet de overheid gelijke kansen creëren, obstakels zoveel mogelijk wegnemen.
Maar zoiets als een harmonieuze en respectvolle maatschappij kan niet worden bereikt door overheidshandelen alleen. Wanneer mensen vanuit verschillende culturen een beroep doen op hun rechten, kunnen rechten botsen.
Als aankomend jurist zult u zeggen dat de vrijheden en de grenzen daaraan duidelijk zijn aangegeven: de Grondwet is maatgevend. Ik zeg dat ook altijd. Niet alleen omdat ik ook een jurist ben. Onze grondwaarden zijn in de Grondwet verankerd: de democratische rechtsorde, de gelijkwaardigheid van man en vrouw, het verbod van discriminatie. Bepalingen daarover staan in onze Grondwet. Niet alleen omdat ze zijn vastgelegd in universele verdragen die wij hebben geratificeerd. Maar vooral omdat we ze als onmisbare voorwaarde zien voor ieder individu in onze maatschappij om invulling te kunnen geven aan dat begrip volwaardig burgerschap. Dat betekent niet dat er geen ruimte is voor discussie. We leven immers in een democratie waar veranderingen, ook in onze wetgeving, via meerderheidsbesluiten verlopen. Maar deze grondwaarden zijn producten van decennia, soms wel eeuwen van maatschappelijke en politieke discussies. Ze worden gezien als een belangrijke maatschappelijke vooruitgang.
Tegelijkertijd zien we dat er spanningen bestaan tussen en rond sommige van de in de Grondwet neergelegde grondwaarden en de grenzen ervan, bijvoorbeeld het recht op onaantastbaarheid van het lichaam, de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, de gelijkwaardigheid van vrouw en man, de onderwijsvrijheid, de vrijheid van meningsuiting.
De Grondwet hanteert op een aantal plaatsen weliswaar de toverformule "behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet" of "behoudens bij de wet gestelde beperkingen en uitzonderingen". Maar u weet net als ik hoe moeilijk het dan nog is om dat vervolgens eenduidig in te vullen.
De maatschappelijke en politieke discussies bijvoorbeeld over abortus en euthanasie hebben lang geduurd en zijn vaak heftig en emotioneel geweest. Juist omdat het niet iets technisch of juridisch is maar feitelijk ethische vraagstukken betreft. Vaak moet de rechter de grenzen nog verder duiden in concrete gevallen. De uiteindelijk in ons land bereikte oplossingen worden ook nu nog niet door iedereen onderschreven en het buitenland bekijkt ze voor een deel met verwondering, maar gelukkig voor een belangrijk deel ook met bewondering.
Dergelijke discussies doen zich ook voor tussen de culturen die onze samenleving rijk is. Vorige week verhaalde John Jansen van Galen in het Parool nog van een moslimmeisje uit Weert dat op haar katholieke basisschool geen hoofddoek mocht dragen. Toen de ouders hun dochter bij deze school aanmeldden, zouden ze te horen hebben gekregen dat ze daarmee kozen voor katholiek onderwijs, met de 'eigen normen en waarden'. Toch is er een probleem, ondanks dat er volgens de directeur op de school 'intercultureel godsdienstonderwijs' wordt gegeven, ondanks dat de school contact zou hebben met een imam.
Maar ook bij dit laatste was er sprake van een richtingenstrijd, geloof ik.
Het integratiebeleid is er op gericht obstakels in regelgeving en gedragsregels die participatie van minderheden in de weg staan, weg te ruimen. Overheden en instellingen moeten
interculturaliseren, moeten zich aanpassen aan de samenstelling van de hedendaagse en toekomstige bevolking. De katholieke school kan aan de hand van de multiculturele godsdienstlessen beweren aan dit streven mee te werken. Maar toch is er nog steeds een botsing mogelijk tussen rechten en vrijheden.
Een mogelijk gevolg van deze Weertse kwestie is dat de ouders alsnog besluiten hun dochter op de islamitische school in Helmond te doen. Volgens het artikel voelt de vader hier overigens niet voor. Maar zij kúnnen hiertoe over gaan, om verder gedonder te voorkomen, of omdat zij daar meer mogelijkheden zien de eigenheid van de cultuur te bewaren.
Iedereen heeft het recht aan zijn eigen culturele identiteit vast te houden, zolang dat niet tot conflicten leidt met de in Nederland geldende regelgeving. Wij streven niet naar assimilatie. Mensen zijn derhalve ook vrij ervoor te kiezen zoveel mogelijk alleen met personen van dezelfde culturele of religieuze achtergrond om te gaan.
Dit draagt wel het risico van segregatie in zich. Het is echter de vraag of vrijwillige segregatie altijd alleen maar negatieve effecten heeft. Omdat emancipatie van groepen altijd gepaard gaat met een zekere mate van strijd, want de gevestigde orde geeft zijn voorsprong niet zondermeer weg. Het kan daarom best nuttig zijn dat mensen die in hetzelfde schuitje zitten aan elkaar steun ontlenen om zelfbewust de buitenwereld tegemoet te kunnen treden.
Er zijn in Nederland ontwikkelingen die duiden op enige segregatie. Dit neemt in vergelijking met de ons omringende landen geen dramatische vormen aan. De lijnen waarlangs de scheidingen lopen, zijn overigens niet uniform. Het is niet alleen een kwestie van religie, of een bepaalde etnische afkomst. Het meest spreken we nog van segregatie wanneer we het hebben over veel verschillende etnische groepen. Moeten we dat dan stellen tegenover een 'blanke zuil'?
Zo spreken we de laatste tijd van zwarte en witte scholen. Los van de kwaliteitsdiscussie kun je je vanuit het integratiebeleid afvragen of leerlingen van een zwarte school geen achterstand oplopen in het integratieproces. Hetzelfde kun je je afvragen bij bijvoorbeeld leerlingen van islamitische scholen. Segregatie verkleint hier kansen van jonge mensen om in deze verkennende en vormende fase gezamenlijk op te trekken.
Het maakt echter ook verschil of ouders hun kinderen naar een zwarte school sturen omdat zij in een achterstandswijk wonen en eigenlijk geen alternatief hebben, of dat ouders heel bewust kiezen voor een school op islamitische of hindoeïstische grondslag, of voor een internaat.
De Vishnu-basisschool in Den Haag, bijvoorbeeld, boekt hele goede resultaten voor wat betreft de doorstroom naar het voortgezet onderwijs.
Vrijheid van onderwijs: de erkenning van de culturele eigenheid was al in de 19e eeuw de inzet van de schoolstrijd. Sinds 1917 kennen we een gelijkberechtiging van bijzonder en openbaar onderwijs. De onderwijspacificatie bevestigde de pluriformiteit van de Nederlandse samenleving.
De vroegere strijd van katholieken en protestanten vormden de basis voor andere etnische groepen om scholen te stichten op eigen religieuze grondslag.
Maar binnen de vrijheid van onderwijs kan de vrijheid van godsdienst de vrijheid van een andere godsdienst in de weg staan. Of het recht op gelijke behandeling. In het verleden hebben we op verschillende terreinen te maken gehad met botsing van rechten en vrijheden. Bijvoorbeeld homoseksuele leraren die worden geweigerd bij streng-religieuze scholen, ook christelijke. Dit kabinet respecteert het recht op vrijheid van onderwijs. Het is aan de rechter om de vrijheid van onderwijs te toetsen wanneer dat botst met andere rechten. Dus moeten we als overheid accepteren dat het bisdom Den Bosch de leraar Asim Alici, een moslim, een aanstelling op het katholieke Mill Hill-college in Goirle ontzegt, zoals we afgelopen zaterdag in De Volkskrant konden lezen.
Het Algemeen Reglement Katholiek Onderwijs bepaalt immers dat het bisdom zijn goedkeuring moet geven aan aanstellingen op katholieke scholen.
Alici, nu docent aan een andere katholieke school in Breda, heeft overigens alle recht om naar de rechter te stappen. Al stelt de vrijheid van onderwijs grenzen aan de overheidsinterventie, de overheid kan wel bepaalde leerdoelen voorschrijven. Ook moeten scholen aan dezelfde voorwaarden voldoen voor wat betreft het curriculum. Zij worden gecontroleerd door de Onderwijsinspectie.
Zo stelt de overheid op verschillende manieren voorwaarden. Denk aan de imams. Twee weken geleden kreeg ik tijdens een college in Leiden de vraag waarom ik niet toesta dat imams in Turkije worden 'ingeburgerd'. 'Geen sprake van', heb ik geantwoord. De Nederlandse overheid kan niet bepalen wie wel of niet imam wordt, maar imams die uit het buitenland worden gehaald vallen straks onder de WIN en worden in Nederland ingeburgerd. Vanuit een moskee uit Izmir naar een moskee in Rotterdam, zonder de Nederlandse taal machtig te zijn, zonder enige kennis van deze samenleving, vind ik niet bevorderlijk voor het integratieproces.
Dit is uiteraard ingegeven vanuit de gedachte dat geestelijke bedienaren een zeer belangrijke rol kunnen vervullen in het integratieproces. Zij doen namelijk veel meer dan alleen schriftuitleg.
Een tweede segregatieverschijnsel is het ontstaan van zwarte wijken. Nu is 'zwart' hier alles behalve homogeen, in wijken als de Haagse Schilderswijk gaat het om zo'n vijftig verschillende nationaliteiten. Bij het woord integratie denken velen te vaak aan aanpassing van buitenlanders aan de Nederlandse samenleving. Eildert Mulder merkt in zijn boek terecht op dat er ook nog een andere integratie is, namelijk de aanpassing van al de verschillende migrantengroepen aan elkaar. Hier mogen we, nee moeten we, veel meer bij stilstaan.
Ik vind segregatie een slechte ontwikkeling wanneer het voortkomt uit een gebrek aan keuzemogelijkheden, of uit angst. In sommige wijken zijn bepaalde etnische groepen in zodanige aantallen aanwezig dat zij hun eigen economie ontwikkelen, een eigen gemeenschap vormen en via de satelliet televisiebeelden uit hun herkomstland kunnen ontvangen.
Onderzoek heeft echter uitgewezen dat veel allochtone bewoners van achterstandswijken zouden verhuizen naar andere wijken wanneer zij daarvoor voldoende financiële middelen zouden hebben. Het feit dat vrienden, familie en moskee in hun woonwijk allemaal onder handbereik zijn, weerhoudt hen niet van verhuizing zodra de mogelijkheden zich voordoen. Anderen kiezen juist bewust voor een carrière binnen de eigen wijk. Zoals de Turkse zakenman Alkilic in de Schilderswijk blijft.
Moeders in Deventer kwamen enige tijd geleden in opstand tegen moeilijkheden om hun kinderen naar een wittere school te sturen. Hun kinderen spraken slechter Nederlands dan zij zelf, omdat zij voortdurend in een omgeving verkeerden waar amper Nederlands werd gesproken. Op zon moment zie je hoe betrokken zij toch zijn bij de toekomstmogelijkheden voor hun kinderen. Zij accepteren niet dat hun kinderen bij voorbaat al buitenspel worden gezet. Zij zien de noodzaak om te integreren, maar komen daarbij obstakels tegen. Moeten we aan het recht op vrije vestiging gaan tornen om segregatie tegen te gaan? Moeten we over gaan tot een gedwongen spreidingsbeleid?
Mensen trekken niet alleen naar bepaalde wijken op zoek naar vertrouwdheid, omdat andere leden uit dezelfde groep er ook wonen, omdat ze daar hun instellingen treffen. Net zo vaak is het simpelweg een keuze uit sociale noodzaak. In achterstandswijken staan vaker betaalbare huizen.
Maar daarmee zijn achterstandswijken ook een concentratie van sociaal zwakkere groepen, een concentratie van problemen. We kunnen met gevarieerde bouw proberen meer koopkrachtige mensen naar deze wijk te halen, dat de wijk kan versterken. Maar bovenal moeten we er voor proberen te zorgen dat de plek waar mensen wonen geen belemmering vormt voor hun toekomst. Dat de jonge Marokkaan uit een achterstandswijk net zo goed onderwijs krijgt als iemand uit een rijke wijk, dat ook hij in aanraking komt met kennis, met internet. Zodat ook hij, als hij dat wil, naar een HBO-opleiding kan. Dit proberen we te bereiken met een samenhangend integratie- en grotestedenbeleid.
Is feitelijke segregatie een belemmering voor het integratieproces?
Ik kan daar geen eenduidig antwoord op geven. In de regel ja, zou ik zeggen.
De ontwikkelingen van verschillende etnische groepen, van mensen binnen die etnische groepen, van jongeren en ouderen, schieten echter alle kanten op. Waar de ene zoon van laaggeschoolde ouders zelf afhaakt op school, in de kassen gaat werken, zijn toekomstige vrouw op het Turkse platteland zoekt, maakt de andere zoon van laaggeschoolde Turkse ouders zijn opleiding af, gaat naar de universiteit, en trouwt met een Nederlandse vrouw. Of een hindoestaanse.
Dit heeft overigens ook gevolgen voor het integratiebeleid. De diversiteit binnen en tussen etnische groepen, binnen en tussen generaties van een etnische groep nemen toe. Het integratiebeleid is nu nog gebaseerd op de klassieke doelgroepenbenadering. Terwijl de contouren van die doelgroepen vervagen.
We werken nu aan een nota waar deze benadering zal worden verlaten en meer zal worden ingestoken op een probleem-georiënteerde benadering.
Ik zie niet graag dat de moslimvader uit Weert straks besluit zijn dochter toch maar op de islamitische school te doen, omdat hij tot de pijnlijke conclusie is gekomen dat hij alleen daar zijn normen en waarden kan overbrengen op zijn dochter. Ik hoop dat de ouders en de school er op een andere manier uitkomen.
Het kan zijn dat segregatie de integratie van groepen etnische minderheden vertraagt. We moeten er rekening mee houden dat hier soms welbewuste keuzes achter zitten.
Ik denk aan de derde generatie Molukkers, waar Veenman spreekt van een noodzakelijke 'selectieve integratie'. De integratie van de derde generatie Molukkers ten opzichte van de tweede generatie stokt. Volgens Veenman weegt de derde generatie de voordelen van een carrière af tegen het belang van een eigen identiteit. Het kan ook zijn dat bij sommigen van de derde generatie Turken en Marokkanen de integratie stokt. Omdat zij hun leven in de eigen kring leiden, omdat zij alleen naar de Turkse of Marokkaanse tv kijken, alleen Turkse of Arabische kranten lezen. Ik ben daar niet onverdeeld blij mee, tenminste als ik merk dat zij hiermee hun kansen in Nederland beperken. Maar moet ik schotelantennes laten verbieden? Moet ik mensen het recht op vrije vestiging ontzeggen? Op welke houdbare, niet-discriminerende juridische gronden?
Met andere woorden: is de feitelijke segregatie zo zorgwekkend dat we aan grondrechten moeten gaan tornen?
Ik vind onze grondrechten zeer belangrijk.
Trouw-journalist Marcel Ten Hooven ziet een dreigend gevaar dat, ik citeer: "onder het regime van het relativisme verdraagzaamheid zal zijn teruggebracht tot een moreel inhoudsloze, procedurele regeling voor het ongestoord naast elkaar bestaan van individuen." Hij zegt dat vooral D66 een dergelijk instrumenteel-politieke benadering voorstaat". We kunnen de waarheid niet kennen, waardoor we geen principieel standpunt kunnen innemen, zo zegt hij. Ik verwerp die kort-door-de-bocht-analyse.
Is durven vertrouwen op rechtsstatelijke procedures, en daarmee op de waarborg van onze vaak fel bevochten rechten en vrijheden niet principieel? De Grondwet beschermt onze vrijheden, en weerspiegelt onze normen.
Bij het opzetten en uitvoeren van het integratiebeleid leven en werken partijen niet langs elkaar heen. Integendeel - het is een voortdurende interactie van overheden, zelforganisaties, instellingen en individuen.
Ik heb geen behoefte aan een nieuwe verzuiling, niet op basis van een historisch sentiment. Daarmee ben ik niet tegen het oprichten van zelforganisaties door etnische minderheden, ook niet als deze op religieuze grondslag gestoeld zijn. Integendeel Het Instituut voor Migratie- en Etnische Studies heeft in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderzoek gedaan naar politieke participatie van etnische minderheden in Amsterdam, Rotterdam, Eindhoven en Zaanstad. Daaruit bleek dat de politieke participatie van etnische minderheden groter is wanneer zij lokaal goed zijn georganiseerd.
Net zoals bij de vrouwenemancipatie is gebeurd, kan deelname aan zelforganisaties de emancipatie van etnische minderheden bevorderen.
Maar dat is wat anders dan terugverlangen naar de oude, vertrouwde verzuiling.
Op de Grondwet moeten we zuinig zijn. Maar zij kan worden aangepast, zeker als de wijzigingen bijdragen aan de interactie tussen groepen en religies.
Onlangs heeft de Ministerraad een voorstel voor wijziging van artikel 23 van de Grondwet naar de Raad van State gestuurd. Dit wijzigingsvoorstel moet ruimte bieden aan samenwerkingsverbanden tussen het openbaar onderwijs en het bijzonder onderwijs. Ik vind dit een doorbraak van Paars.
Over contact gesproken: Kardinaal Simonis is inmiddels op de koffie geweest bij premier Kok. De Kardinaal had het kabinet verweten de rol van de Kerk te marginaliseren. Ik hoop dat hij er inmiddels van overtuigd is dat dit niet het geval is. We praten wel degelijk met religieuze vertegenwoordigers. Ik doe dat ook in het kader van het integratiebeleid. Ik praat met de vereniging Samen Kerk in Nederland, met de Samen op Weg-kerken, met bisschoppen. Ik benadrukte eerder al de belangrijke maatschappelijke en sociale functie van de imams. Een goed geïntegreerde samenleving is in mijn ogen een samenleving van netwerken en interactie, én respect, van verschillende stromingen en groepen binnen de Nederlandse maatschappij. Een samenleving waar mensen respect hebben voor eenieders eigenheid, maar waar mensen niet vrijheid zo rücksichtlos opvatten, dat zij anderen daarmee in de weg zitten.
De Grondwet en andere wetten, en de overheid hebben hier elk een eigen functie.
In 1998 heeft het kabinet erkend dat Nederland een immigratieland is. Niet de jure, wel de facto. We zullen dus met het integratiebeleid rekening moeten houden met een voortgaande maar wel beheerste immigratie. Dat betekent ook dat toekomstige nieuwkomers moeten worden ingeburgerd. En het betekent ook dat zij een plek moeten kunnen krijgen in deze maatschappij. Een maatschappij, die intercultureel genoeg is om uitsluiting van groepen mensen te voorkomen.
We hebben de Wet Inburgering Nieuwkomers 30 jaar te laat bedacht en ingevoerd. Ik vind het belangrijk dat nieuwkomers zo snel mogelijk aan hun inburgering kunnen beginnen. We hebben onder de oude Vreemdelingenwet gemerkt dat integratie onder druk kwam door de lange asielprocedure. We hebben bij de nieuwe Vreemdelingenwet dan ook bedongen dat mensen al na het verkrijgen van de tijdelijke verblijfsvergunning beginnen met de inburgering. Nu zijn er rond het thema immigratie verschillende discussies gaande. Sommige publicisten dragen de nieuwe Vreemdelingenwet ten grave voor die eenmaal uit de luiers is.
Zoals Bernadette de Wit, die vorige week in Vrij Nederland pleitte voor een immigratiewet, met quota en met oog voor de behoeften op de arbeidsmarkt.
Afgelopen zaterdag konden we in De Volksrant ook nog een artikel van Chris Keulemans met een dergelijke strekking lezen. Een steeds weer terugkerend element in de berichtgeving is het pleidooi voor een loket voor economische migranten. Om tegemoet te kunnen komen van behoeften van werkgevers, om de nieuwe Vreemdelingenwet een kans te geven doordat we via zo'n loket vervuiling in de asielprocedure kunnen tegengaan. Nergens zie ik in die stukken trouwens de Wet Arbeid Vreemdelingen, die werkgevers de mogelijkheid biedt een aanvraag in te dienen om mensen van buiten de EU naar Nederland te halen, als zij hun vacatures maar niet vervuld krijgen. Is dat geen economisch loket?
Ik zeg: laten we eerst eens een even kijken hoe de immigratie onder de nieuwe Vreemdelingenwet gaat verlopen. Want ook al deze mensen moeten naar de arbeidsmarkt worden toegeleid. Ik betrek het bedrijfsleven al zoveel mogelijk bij het inburgeringstraject, zodat de behoefte aan werk van nieuwkomers en de vraag van werkgevers zo nauw mogelijk op elkaar aansluiten. Zoals het convenant met TPG, dat nu zelf inburgeringscursussen gaat geven. We moeten voorkomen dat in Nederland wonende etnische minderheden aan de zijlijn blijven staan omdat werkgevers ongebreideld in het buitenland gaan werven.
We moeten ook de toekomstige economische ontwikkelingen in de gaten houden. Dezer dagen kijken sommigen wat nerveus naar de beursberichten.
Nogmaals: we moeten niet het kind met het badwater weggooien. Maar als bijvoorbeeld over een jaar echt duidelijk blijkt dat we met de nieuwe Vreemdelingenwet en de Wet Arbeid Vreemdelingen niet kunnen voldoen aan de arbeidsvraag, of als blijkt dat de nieuwe Vreemdelingenwet niet beantwoord aan het doel een betere scheiding aan te brengen tussen échte asielzoekers en economische migranten, dan ben ik bereid te praten over een herijking van onder meer het ter zake zijnde beleid.
Bernadette De Wit vroeg: welke partij durft?
Het is geen kwestie van durven. Dit kabinet is er volop mee bezig. Dit najaar wordt België voorzitter van de Europese Raad. Dan komt de kwestie immigratie en integratie hoog op de Europese agenda te staan. Het Kabinet zal zijn inzet voor dat moment tijdig formuleren.
Ik dank u wel.