Partij van de Arbeid

Den Haag, 3 mei 2001

Vragen van het lid Bussemaker (PvdA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid



1. Is U bekend dat de door U vastgestelde mogelijkheden voor werktijdverkorting i.v.m. MKZ, specifieke problemen met zich meebrengen in de uitzendsector?
2. Erkent U dat deze problemen te maken hebben met het feit dat de rol van werkgever in de uitzendsector is gescheiden in die van de inlener en van het uitzendbureau, waarbij in het geval van werktijdverkorting i.v.m. MKZ de inlener wel compensatie krijgt voor vaste werknemers, maar niet voor ingeleende uitzendkrachten, omdat hij voor de laatste groep officieel geen werkgever is?
3. Bent U van mening dat het in beginsel redelijk zou zijn als de inlener ook voor flexwerkers compensatie krijgt? Bent U van mening dat het ook vanuit het oogpunt van gelijke behandeling wenselijk is dat voor vaste medewerkers en flexwerkers dezelfde compensatie wordt gebonden? 4. Welke mogelijkheden geven de bestaande beleidsregels om de inlener te compenseren voor de leegloop van ingeleende uitzendkrachten? 5. Bent U bereid om zonodig aanvullende beleidsregels op te stellen, bijvoorbeeld door bij de beoordeling van verminderde bedrijvigheid uit te gaan van de situatie van de inlener en de inlener in staat te stellen ook voor ingeleende uitzendkrachten ontheffing aan te vragen?



6. Heeft U signalen dat zich in deze bijzondere omstandigheid andere specifieke problemen voordoen t.a.v. uitzendkrachten?