Partij van de Arbeid

GESPROKEN WOORD GELDT!!

Den Haag, 3 juli 2001

BIJDRAGE VAN PVDA-FRACTIEVOORZITTER AD MELKERT AAN DE VERENIGDE VERGADERING OVER DE TOESTEMMINGSWET

De democratische staat is in de verschijningsvorm van zijn instituties uitdrukking van de algemene opvatting van de staatsburgers. De vorm en beleving van de democratie zijn een product van strijd, traditie en evolutie. Geschiedenis en actualiteit vloeien samen in de wijze waarop steeds opnieuw staatsrecht wordt geschreven en herschreven. Het is een teken van worteling en kracht wanneer het mogelijk blijkt de enorme veranderingen die zich in het dagelijks leven voltrekken te verzoenen met feiten en gebruiken die voortkomen uit de cruciale momenten die de oorsprong van de Nederlandse staat hebben bepaald.

De ontworsteling aan de Spaanse dwingelandij, de Franse overheersing en de Duitse bezetting was steeds ten nauwste verbonden met de bindende rol van het Huis van Oranje als symbool van eenheid en onafhankelijkheid. De Grondwet van 1848 heeft de grondslag gelegd voor de erkenning van het primaat van de democratie zonder hiermee de wortels van de staatsevolutie door te snijden. Daarmee houdt onvermijdelijk verband dat voortdurend aandacht en soms ook kritische aandacht wordt gegeven aan de voorwaarden waaronder het koningschap fungeert.

De natuurlijke spanning tussen erfopvolging en democratie is ondervangen in een steeds weer blijkend breed maatschappelijk draagvlak voor de plaats van het koningschap, dat zich met de tijd aanpast en vernieuwt onder ministeriele verantwoordelijkheid.

Dat draagvlak is er, omdat mensen voelen dat maatschappelijke voorspoed gediend is bij overeenstemming over de fundamenten van onze gemeenschappelijke orde en dat daarin de plaats van het Koninklijk Huis symbool staat voor vrijheid in verbondenheid. Dat maakt 2 februari 2002 een nieuw moment van bevestiging van de vitaliteit van ons staatsbestel.

De Partij van de Arbeid wil haar verantwoordelijkheid nemen voor de aanvaarding van de voorgelegde Toestemmingswet. Enkele leden van mijn fractie zijn tot een andere afweging gekomen. Ik wil in het navolgende toelichten door welke overwegingen wij zijn geleid.

De voorbereiding heeft veel discussie en emotie teweeggebracht. De bijzondere wijze waarop het voornemen tot het indienen van de voorliggende Toestemmingswet moest worden aangekondigd onderstreept dat permanente aandacht nodig is voor het noodzakelijke evenwicht om het wezen van het koningschap naar algemeen aanvaarde maatstaven te dienen. Ook in de toekomst zal dit niet anders zijn. Met de steeds verder gaande integratie binnen de Europese Unie weegt ook de opgave zwaarder het uniek Nederlandse van onze staatsvorm in deze ontwikkeling te verankeren. Juist om vertrouwen te vestigen in de weg naar die nog onbekende toekomst is het van groot belang de waarden uit de gezamenlijke geschiedenis die in onze instellingen zijn belichaamd recht te blijven doen.

De regering heeft er blijk van gegeven het noodzakelijk evenwicht tussen het staatsbelang en de persoonlijke kanten verbonden aan het huwelijksvoornemen op juiste waarde te schatten. Het debat op 5 april jl. heeft opheldering verschaft op alle hoofdzaken die van belang waren om te kunnen beoordelen of uiteindelijk het brede draagvlak voor de toestemming verworven zou kunnen worden dat aansluit bij de tradities en vereisten.

De uitkomst van dat debat heeft hierover geen twijfel laten bestaan, met inachtneming van de ruimte voor een uiteindelijke individuele afweging door ieder van de leden. Door allen is diepgaand en vaak in grote emotionele beleving gesproken over de plotselinge hernieuwde confrontatie met het ook door veel Argentijnen nog niet verwerkte verleden.

Daarin zijn ook de waarden opnieuw bevestigd die ons het diepst raken: de overtuiging dat democratie en mensenrechten boven alles gaan, dat er geen gescheiden werelden bestaan.

In het waardevolle en waardige debat op 5 april is tussen regering en Kamer de overeenstemming bereikt die nu het kader voor aanvaarding van de Toestemmingwet bepaalt.

In verband hiermee is te begrijpen dat de regering nu niets meer toe te voegen acht aan hetgeen op 5 april is geantwoord over in de toekomst gelegen momenten waarop de kwestie van aanwezigheid van de heer Zorreguieta actueel zou kunnen zijn. Mijn fractie beschouwt dat als een bevestiging van de mededelingen die toen zijn gedaan. Voorop blijft staan dat een kind niet met de verantwoordelijkheid voor de daden of opvattingen van zijn of haar ouders mag worden belast. Daarom kan de toestemming worden verleend in het vertrouwen dat de wijsheid die door alle direct betrokkenen in maart is opgebracht ook voor de toekomst zal gelden.

Sta mij toe nog in te gaan op een tweetal aspecten die meer het dagelijks leven raken. Het eerste betreft de vraag die voor iedereen telt: hoe word je genoemd. De regering heeft het zichzelf niet makkelijk gemaakt door de staatsrechtelijke redenering los te willen koppelen van het gevoel hoe de praktijk zijn eigen weg wijst.

Op de redenering dat de titel Prins of Prinses van Oranje toekomt aan de vermoedelijke troonopvolger valt niets af te dingen. De aanspreektitel van de echtgenoot of echtgenote behoeft dan niet per se een andere te zijn. Wat ons betreft mag Máxima na het huwelijk als Prinses van Oranje worden aangesproken, volgens het algemeen geldende maatschappelijk gebruik. De Partij van de Arbeid fractie is ook van mening dat hetzelfde gebruik van toepassing mag zijn op het moment van troonopvolging door de kroonprins: dan zal zijn echtgenote worden aangesproken als Koningin Máxima.

Het tweede aspect betreft de inburgering. Dat is iets om even bij stil te staan in een samenleving die nog te vaak zichtbaar worstelt met haar multiculturele samenstelling. Een familielijn van Spanje naar Latijns-Amerika en nu weer terug naar Europa voegt zich bij de waarlijk internationale stamboom van het Huis van Oranje. De eerste ervaringen in de afgelopen tijd geven alle aanleiding te kunnen vertrouwen op een snelle en overtuigde inburgering van Máxima in onze samenleving.

Het is begrijpelijk dat de op zichzelf correcte wijze waarop in dit geval de wet is toegepast tot reacties heeft geleid omdat veel mensen nogal eens tegen onnodige problemen oplopen als het gaat om inburgering en naturalisatie. Laat daarom het warme welkom aan Máxima een aansporing zijn om vanuit dezelfde gezindheid eenieder in onze kring op te nemen die aanspraak kan maken op burgerschap in Nederland.

Tenslotte is mijn fractie van mening dat met de keuze van Amsterdam voor de huwelijksvoltrekking de vanzelfsprekende keuze is gedaan die past bij de positie van de hoofdstad.

De Partij van de Arbeid wenst kroonprins Willem-Alexander en Máxima wijsheid in zaken van openbaar belang en veel persoonlijk geluk toe.