Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
IZ. 2001/1212
datum
04-07-2001

onderwerp
Verslag Landbouwraad19 juni 2001 te Luxemburg
TRC 2001/6683 doorkiesnummer

bijlagen
1

Geachte Voorzitter,

Op dinsdag 19 juni jl. vond in Luxemburg een vergadering plaats van de ministers van Landbouw van de Europese Unie. Het was de laatste Landbouwraad onder Zweeds Voorzitterschap. Een groot aantal agendapunten werd besproken. Over veel onderwerpen is een politiek akkoord bereikt. Onder het punt diversen heeft Nederland aandacht gevraagd voor de veeverzamelplaatsen in het licht van de recente MKZ-crisis en het risico op de verspreiding van dierziekten.

up

datum
04-07-2001

kenmerk
IZ. 2001/1212

bijlage

Bovine Spongiforme Encefalopathie (BSE)

De Commissaris vatte samen dat zich langzamerhand een totaalbeeld aftekent van de ontwikkeling van BSE. 60% van de BSE-incidenties doen zich voor bij zieke dieren, hierbij doen zich echter wel grote verschillen voor tussen lidstaten onderling.

De heer Byrne gaf een toelichting op een tweetal voorstellen die onlangs in het Permanent Veterinaire Comite (PVC) zijn aangenomen: * het verlagen van de testleeftijd van alle risicodieren van 30 maanden naar 24 maanden. Hiermee wordt een 'early warning system' nagestreefd. Lidstaten kunnen op deze manier beter inspelen op de bezorgdheid die leeft onder de consumenten; * de invoering vanaf 1 januari 2002 van steekproefsgewijze post-mortem-testen op schapen en geiten ouder dan 18 maanden (betreft gezonde dieren en dieren die op het bedrijf zijn gestorven).

Een tweetal andere voorstellen hebben geen meerderheid gehaald in het PVC. Deze voorstellen liggen als één pakket ter bespreking voor in de Raad, waarmee het ene voorstel niet los gezien kan worden van het andere. Het betreft:
* het voorstel om bij een BSE-geval het ruimen van het geboorte- en voedercohort verplicht te stellen. Het ruimen van alle dieren op het bedrijf is niet meer verplicht maar kan op vrijwillige basis door de lidstaat worden besloten. Met de voorgestelde wijziging wordt de regelgeving (de nieuwe TSE-verordening) meer in overeenstemming gebracht met het advies van het Scientific Steering Committee;
* de verlenging van het diermeelverbod.

Uit het debat dat volgde bleek dat de meningen uiteenliepen, de discussie was feitelijk een herhaling van de beraadslagingen in het PVC.

Ik heb mijn steun uitgesproken voor het voorstel voor een verordening van de Commissie voor een aanpassing van het ruimingsbeleid bij BSE. Ingevolge deze verordening kunnen lidstaten sinds 1 juli gebruik maken van de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden van traceerbaarheid en epidemiologische status de ruiming van runderen op een bedrijf met BSE te beperken tot de groep van laatste nakomelingen, het geboortecohort en het voedercohort van het BSE-rund.

Voor wat betreft het verlengen van het diermeelverbod heb ik ingebracht dat voor Nederland een permanent verbod niet aan de orde is, omdat Nederland de veevoederketens goed gescheiden heeft. Ondanks dat Nederland de veevoederketens kan scheiden, ben ik van mening dat Nederland zich zou isoleren als we erop zouden blijven hameren het gebruik van diermeel in voeders voor niet-herkauwers reeds op korte termijn toe te staan. Dit zou mogelijk ook consequenties hebben voor de exportpositie. Daarnaast heb ik er bij de Commissie op aangedrongen om het vervoederen van vismeel van uit zee gevangen vis aan kweekvis toe te blijven staan. Bij vissen is namelijk nooit aangetoond dat hier gezondheidsrisico's aan verbonden zouden zijn.

De Commissaris deelde mee voor vismeel geen uitzondering te willen maken. Dit zou namelijk de controle aanzienlijk verzwaren. Wanneer alles op orde is en de nieuwe testen beschikbaar zijn, zijn er wellicht mogelijkheden om op dit onderwerp het voorstel te herzien.

Er kon geen gekwalificeerde meerderheid in de Raad over de twee voorstellen van de Commissie die in één pakket besproken werden, worden verkregen zodat - zoals in de Commissieprocedure is voorzien - de Commissie alsnog haar oorspronkelijke voorstellen kon vaststellen.

Dierlijke bijproducten

In dit voorstel worden onder andere de condities vastgesteld waaronder diermeel in diervoeder verwerkt mag worden. Het is een kaderregeling voor alle dierlijke producten die niet bestemd zijn voor menselijke consumptie en bevat daarmee de toekomstige criteria voor het toestaan van dierlijke eiwitten in veevoeding. De belangrijkste condities waaraan diermeel voor gebruik in veevoeders volgens dit voorstel moet voldoen, betreffen een hittebehandeling, productie in totaal gescheiden ketens en voorkomen van kannibalisme. Deze laatste eis houdt tevens in het splitsen van de afvalstroom voor varkens en pluimvee in twee gescheiden stromen. Momenteel bestaan er in Nederland reeds gescheiden ketens voor herkauwers en andere diersoorten. Toevoeging van een extra splitsing in de voerstroom zal een forse extra uitvoerings- en handhavingsinspanning vergen. Het voorkomen van kannibalisme betekent de facto een verbod op swill.

De heer Byrne lichtte toe dat de verordening voor dierlijke bijproducten bezien moet worden in samenhang met de reeds aangenomen TSE-verordening. De aanscherpingen voor het gebruik van dierlijke bijproducten moet een nog betere bescherming bieden voor het voedsel bestemd voor dierlijke consumptie. Er bleek al een ruime mate van overeenstemming te bestaan tussen de Commissie en het Europese Parlement. De Commissie kan instemmen met de compromistekst van het Voorzitterschap.

Mevrouw Winberg legde uit dat het voorstel een belangrijke bijdrage levert aan het op een gecontroleerde manier omgaan met dierlijke producten. Bepaalde producten mogen als meststof worden gebruikt na bewerking. Andere mogen worden benut als veevoer, uiteraard onder strikte voorwaarden. Daarmee bereikt dit voorstel een verhoogde garantie voor wat betreft gezondheid en milieu. De Voorzitter stelde tevreden vast dat de voorschriften ten aanzien van kruisbesmetting naar aanleiding van de discussie met het Europese Parlement zijn versterkt.

Naar aanleiding van het debat bleek een grote mate van overeenstemming. Enkele lidstaten pleitten nog wel voor een uitzondering voor swill, andere lidstaten daarentegen juist voor een expliciet verbod op swill.

Ook ik heb mijn steun gegeven aan het compromis van het Voorzitterschap. Voor wat betreft swill heb ik mijn collega's voorgehouden dat dit bezien moet worden in samenhang met het beleid ter beperking van dierziekten. Swill wordt immers algemeen gezien als de oorzaak van de MKZ-uitbraak die in het Vereningd Koninkrijk begon.

De Voorzitter stelde vast dat er een gekwalificeerde meerderheid voor het voorstel is. De uitkomst van de discussie zal uitgewerkt worden in een gemeenschappelijk standpunt. Dat standpunt van de Raad wordt vervolgens aan het Europees Parlement voorgelegd.

Welzijn varkens

Het voorstel van de Commissie om het welzijn van varkens te verbeteren is met name gericht op zeugen. De belangrijkste verbeteringsvoorstellen ten opzichte van de oude richtlijn zijn: * een verbod op individuele huisvesting en aanbinden van zeugen en gelten;
* het vergroten van de leefruimte van zeugen en gelten; * eisen aan vloeruitvoering (% roostervloer, % dichte vloer); * eisen aan voeding, omgang met dieren en vakbekwaamheid van de ondernemer.

De heer Byrne lichtte toe dat de voorstellen om het welzijn van varkens te verbeteren ingegeven zijn door het rapport dat het Wetenschappelijk Veterinaire Comité in 1997 heeft gepresenteerd. Een aanvullende reden is de wens van consumenten om tot verhoogde normen voor dierenwelzijn te komen. De Commissaris was van mening dat in de afgelopen 10 jaar bepaalde praktijken tot onnodig lijden van dieren hebben geleid. Verbeteringen ten aanzien van dierenwelzijn kosten geld maar vertalen zich ook in een betere productie. De Commissaris voorzag slechts een geringe kostprijsstijging per kilogram varkensvlees. Daarnaast is in het voorstel een overgangstermijn opgenomen van 10 jaar.

Tussen de EU en handelspartners ontstaan concurrentieverschillen als gevolg van de EU-welzijnseisen voor het houden van dieren. De Commissie zegde toe druk uit te zullen oefenen om welzijnsverbeteringen ten behoeve van dieren erkend te krijgen in de WTO als een non-trade concern. Het streven is erop gericht om ook op internationaal niveau welzijnsverbeteringen te bereiken.

De meeste lidstaten konden het voorstel van de Commissie steunen. Een aantal vond de verbeteringsvoorstellen niet ver genoeg gaan maar concludeerde dat dit momenteel het meest haalbare is.

Van Nederlandse zijde heb ik ingebracht het te betreuren dat nagenoeg geen verbeteringsvoorstellen zijn gedaan voor vleesvarkens. Aanvullend heb ik nadrukkelijk gepleit om het onderwerp castratie van biggen concreter in het voorstel op te nemen dan slechts het aankondigen van studies naar dit onderwerp. Castratie van biggen is mij een doorn in het oog. Aangezien een EU-brede oplossing niet mogelijk bleek, heb ik aangegeven te willen trachten dit onderwerp in bilaterale overeenkomsten zijn beslag te doen krijgen. Ondanks mijn reserves ten aanzien van deze punten en de lange invoeringstermijn heb ik uiteindelijk ingestemd met het voorstel van de Commissie. Per saldo betekent het immers op EU-niveau wel een verbetering van het dierenwelzijn. Een tegenstem van Nederland zou daarentegen betekenen dat het voorstel geen meerderheid zou halen en de verbeteringen daarmee nog langer op zich zouden laten wachten.

De Voorzitter concludeerde dat er een gekwalificeerde meerderheid voor het voorstel bestond.

Dierenwelzijn tijdens transport

Ten behoeve van de bescherming van dieren tijdens transport is een ontwerp-resolutie opgesteld. De Commissie wordt door de Raad aangespoord met een voorstel te komen om de veterinaire risico's en de welzijnsproblemen bij het transport van levende dieren over lange afstand te verminderen.

Aanleiding van de resolutie is het rapport van de Commissie dat op 19 december 2000 is aangenomen over de implementatie van bestaande EG-regelgeving inzake de bescherming van dieren tijdens vervoer. De evaluatie heeft geleid tot een zorgwekkend beeld betreffende de handhaving en controle van deze wetgeving door de lidstaten. De Commissie heeft medegedeeld dat nog in 2001 een voorstel ter zake gepresenteerd zal worden.

Een aantal lidstaten toonde zich verrast over een paragraaf in de nieuwe ontwerp-resolutie waarin de nadruk wordt gelegd op economische afwegingen naast de argumenten voor dierenwelzijn.

Ik heb aangegeven het hoogst ongelukkig te vinden dat het erop lijkt dat wederom meer belang wordt gehecht aan economische motieven dan aan dierenwelzijn. We dienen ons opnieuw te oriënteren op onze omgang met dieren. Daarbij dienen we vooraf de keuze te maken of we door willen gaan met het huidige systeem van diertransport of nu voor een systeem kiezen waar dierenwelzijn de boventoon voert. Een ontwerp-resolutie zonder de politieke wil daadwerkelijk een stap voorwaarts te zetten om het dierenwelzijn op een hoger plan te tillen krijgt niet mijn steun, zo heb ik betoogd. Mede naar aanleiding van mijn interventie heeft het Voorzitterschap een tekstaanpassing gemaakt waarmee ik heb ingestemd. Deze aanpassing kwam tegemoet aan mijn wens een meer ambitieus standpunt in te nemen ten aanzien van dierenwelzijn.

Na de gedachtewisseling stelde de Voorzitter vast dat de ontwerp-resolutie met eenparigheid van stemmen aangenomen kon worden. De Resolutie zal gepubliceerd worden in het publicatieblad.

Maatregelen ter bestrijding van Klassieke Varkenspest

De Commissaris gaf een uiteenzetting over de nieuwe bepalingen voor de bestrijding van de klassieke varkenspest. Deze bepalingen zijn opgesteld op basis van het advies van het Wetenschappelijk Veterinaire Comité en de meest recente ervaringen in de EU met varkenspest.

De belangrijkste elementen uit het Commissievoorstel zijn: * varkensdichte gebieden zijn gedefinieerd waarin extra maatregelen kunnen worden genomen;
* het voorstel voorziet in de mogelijkheid onder strikte voorwaarden een markervaccin te gebruiken bij een uitbraak van klassieke varkenspest;
* het voorstel voorziet in de mogelijkheid al in de verdenkingsfase van de ziekte preventieve maatregelen te treffen; * de mogelijkheid blijft aanwezig om vlees dat voorzien is van een kruisstempel op de nationale markt af te zetten; * expliciete maatregelen zijn opgenomen in het geval er varkenspest mocht uitbreken onder wilde zwijnen;
* de vermelde maatregelen zijn minimummaatregelen, lidstaten mogen aanvullende maatregelen treffen.

Een groot aantal delegaties laat weten in te kunnen stemmen met het voorstel van de Commissie. Hierbij wordt door een delegatie wel benadrukt dat de mogelijkheid om een markervaccin toe te passen geen afbreuk mag doen aan het non-vaccinatiebeleid in de EU. De Commissie dient er zorg voor te dragen dat dit goed wordt gecommuniceerd naar derde landen.

De Spaanse minister maakte van de gelegenheid gebruik een toelichting te geven over de stand van zaken bij de recente uitbraak van varkenspest in Spanje en de maatregelen die hij inmiddels getroffen heeft. In Spanje zijn inmiddels 4 haarden vastgesteld; van 2 haarden bestaat alleen een vermoeden op basis van klinische verschijnselen.

Ik heb mijn waardering uitgesproken over het voorstel van de Commissie tot wijziging van de oude richtlijn inzake bestrijding van de klassieke varkenspest. Zoals ik in de brief aan uw Kamer heb laten weten (kenmerk IZ.2001/1082) komt het nieuwe voorstel van de Commissie in belangrijke mate voort uit de ervaringen die in Nederland zijn opgedaan ten tijde van de varkenspest in 1997/1998. Veel aanbevelingen van Nederland aan de Commissie zijn in de nieuwe richtlijn verwerkt. Tijdens mijn inbreng heb ik verder gezegd het te betreuren dat het instellen van bufferzones niet opgenomen is in de richtlijn.

De Commissaris lichtte toe dat het toestaan van het gebruik van een marker-vaccin ten tijde van een varkenspestuitbraak moet worden geregeld middels een procedure via het Permanent Veterinaire Comité. Over de bufferzones, het onderwerp dat Nederland aanhaalde, was de Commissie van mening dat het voorstel voldoende flexibel is om daar op in te spelen.

De Voorzitter stelde vast dat er een gekwalificeerde meerderheid voor het voorstel bestond, waarmee het werd aangenomen.

Controle op diervoeding

De Voorzitter legde uit dat het doel van het voorstel tot wijziging van de diervoedervoorschriften is te komen tot een veiligere voedselketen en betere mogelijkheden te bieden om kordaat op te treden als zich risico's met diervoeding voordoen. Mevrouw Winberg pleitte ervoor het voorstel snel aan te nemen zodat het ook snel in werking kan treden.

De heer Byrne ging in op het voorstel, waarbij hij met name drie onderdelen uit het voorstel noemde die essentieel zijn voor het adequaat functioneren van het voorstel en die de veiligheid van de voedselketen beter waarborgen:
* het hebben van een adequaat nationaal rampenplan voor ernstige problemen met diervoeders;
* het uitwisselen van informatie in noodsituaties over in diervoeding gebruikte producten verloopt via bepaalde voorschriften (Rapid Alert System);
* het voorzien in een rechtsgrondslag voor het treffen van maatregelen in geval van ernstige verontreiniging van diervoeders.

De heer Byrne streeft ernaar om met behulp van deze richtlijn een veiligere diervoeding te bereiken en een betere controle daarop.

Alle lidstaten stemde in met de richtlijn.

De Voorzitter concludeerde dat het aannemen van deze richtlijn met unanimiteit een grote stap voorwaarts is. De uitwerking van de richtlijn komt uiteindelijk de consument ten goede, zo betoogde mevrouw Winberg.

Ongewenste stoffen en producten in diervoeding

Het voorstel over ongewenste stoffen en producten in diervoeding is een vervanging van de oude richtlijn. Het verdunnen (of wegmengen) van diervoeders die een te hoog gehalte ongewenste stoffen bevatten is in het nieuwe voorstel niet meer toegestaan. Tijdens de dioxine-crisis bleek dat het wegmengen van ongewenste stoffen de oorzaak was van een grote crisis in 1999. Het voorstel maakt deel uit van het Witboek Voedselveiligheid.

Dit voorstel voor een nieuwe richtlijn is belangrijk voor de verbetering van de veiligheid van diervoeders. Het vermindert de kans op besmetting in elke schakel van de keten, zo leidde de Commissaris in. Elke schakel eist een veilig product van de vorige schakel. Het voorstel is erop gericht pro-actief in te spelen op het voorkomen van contaminatie. Het Wetenschappelijke Veterinaire Comité is bezig om op onafhankelijk basis op volgorde van prioriteit een lijst met stoffen op te stellen waarvoor het voorstel gaat gelden.

De heer Byrne deelde mee dat de Commissie aanvankelijk voornemens was om een invoeringstermijn van 12 maanden in het voorstel op te nemen. Omwille van het bereiken van een compromis kan de Commissie instemmen met een termijn van 18 maanden.

Het voorstel wordt zonder verdere discussie met eenparigheid van stemmen aangenomen.

Vereenvoudiging van de directe steunverlening aan kleine landbouwers

Het voorstel houdt in dat voor betalingen in de sfeer van directe inkomenssteun de mogelijkheid wordt geboden om voor kleine betalingen te komen tot één, nader te bepalen, jaarbetaling aan de landbouwer. De jaarbetaling is gebaseerd op het gemiddelde van de directe betalingen in de voorafgaande drie jaren.
Het gaat bij de plantaardige productie om areaalbetalingen voor akkerbouwgewassen (met inbegrip van de betalingen voor braaklegging, toeslag en specifieke steun voor durumtarwe en vlas en hennep), zaaddragende leguminosen en rijst.

Wat de dierlijke productie betreft is nu naast de premies voor zoogkoeien, stieren, ossen en schapen ook de extensiveringsregeling opgenomen. Hiermee is de Commissie tegemoet gekomen aan een van de wensen van Nederland.

Het jaarbedrag wordt in een compromis van het Voorzitterschap aan een maximum gebonden van 1250 Euro. In een eerder stadium was dit bedrag nog op 1000 Euro gesteld. De regeling is facultatief voor zowel de lidstaten als de landbouwer.
Een dergelijke regeling draagt bij aan een vereenvoudiging van het GLB omdat:
* de landbouwer met minder en eenvoudiger formulieren te maken krijgt;
* de landbouwer met minder voorwaarden (bijv. te produceren hoeveelheden) te maken krijgt;
* het betaalorgaan (in Nederland: m.n. LASER) minder betalingen behoeft te verrichten en minder verwerkingskosten voor aanvragen behoeft te maken;
* minder controles nodig zijn, omdat minder voorwaarden worden gesteld.

De Commissie stelt voor om een dergelijke regeling voorlopig voor vier jaar te treffen. Na drie jaar vindt een evaluatie plaats waarna besloten wordt over een definitieve regeling terzake.

De heer Fischler benadrukte dat toepassing van dit voorstel leidt tot administratieve lastenverlichting voor zowel de autoriteiten als de landbouwers. Vanuit de handelspolitiek zal de aan de bedrijven uitgekeerde steun niet langer in de blauwe box vallen maar in de groene box. Dit project moet beschouwd worden als een pilotproject, zo lichtte de Commissaris toe. Als blijkt dat de regeling goed functioneert, kan het toepassingsgebied uitgebreid worden. Dat zal dan eventueel gebeuren op basis van de evaluatie.

Een discussie vond in de Raad niet plaats. Er was reeds in een eerder stadium over gesproken, op basis waarvan ambtelijk het voorstel nader was uitgewerkt. Het voorstel werd met eenparigheid van stemmen aangenomen.

Aanvullend gaf de Commissie nog een korte toelichting over de stand van zaken ten aanzien van de lopende besprekingen over vereenvoudiging. De heer Fischler zette uiteen dat naar aanleiding van het verzoek van de Raad in oktober 2000 om te komen tot vereenvoudiging van de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid, veel werk is verricht. Er is een ad hoc werkgroep in het leven geroepen die tot taak had vereenvoudigingsvoorstellen te bekijken en te analyseren. De werkzaamheden lopen voorspoedig. De Commissaris zegde toe de lidstaten op de hoogte te houden van de voortgang.

Kwaliteitsstrategie olijfolie

Dit onderwerp was ook onderwerp van bespreking tijdens de Raad van mei. Het meest omstreden onderwerp in de discussie is de looptijd van de verordening, daarop concentreerde de discussie zich. In het Commissievoorstel werd een verlenging van de marktordening met twee jaren voorgesteld. De zuidelijke lidstaten pleitten unaniem voor een verlenging van vijf jaren. De Commissie heeft aangegeven hier fel tegenstander van te zijn mede door de beschikbaarheid binnen enkele jaren van een operationeel Geografisch Informatie Systeem (GIS). Zodra zo'n systeem operationeel is, wil de Commissie een fundamentele hervorming van de marktordening doorvoeren. Middels GIS zijn steunbetalingen eenvoudig te controleren. Hierdoor heeft de Commissie tevens een sterk wapen in handen tegen fraude. De noordelijke lidstaten steunden de Commissie aangaande de looptijd.

Afgezien van de looptijd wordt in het voorstel ook een kwaliteitsstrategie voor olijfolie uiteen gezet. Dit gaat met name over:
* controle van de oorsprong van olijven. Dit is belangrijk voor zowel de uit te keren steunbedragen als voor de geografische oorsprongsbenaming;
* een nieuwe indeling van diverse olijfoliesoorten.

De Voorzitter lichtte toe dat na de Raad van mei het onderwerp ook besproken is op ambtelijk niveau en dat er bilaterale gesprekken hebben plaatsgevonden. Op basis hiervan heeft het Voorzitterschap ontwerp-conclusies ten aanzien van de kwaliteitsstrategie opgesteld. De looptijd van de verordening blijft het punt van discussie aangezien deze in de ontwerp-conclusies niet aangepast zijn.

De Commissie was bereid omwille van een compromis met de ontwerp-conclusies in te stemmen.

De producerende lidstaten, uitgezonderd Spanje, pleitten alle voor een verlenging van de marktordening met vijf jaren. Spanje deelde mee in te kunnen stemmen met een verlenging met drie jaren.

Na een intensieve discussie tussen met name de Commissie het Voorzitterschap en de producerende lidstaten is een overeenkomst bereikt. Met eenparigheid van stemmen is ingestemd met een verlenging van de huidige marktordening voor olijfolie met drie jaren.

Groenten en fruit

Het in januari gepresenteerde verslag over de werking van de nieuwe Gemeenschappelijke Marktordening voor groenten en fruit, is in de Raad besproken. In het verslag wordt ingegaan op de huidige situatie op de markt voor groenten en fruit en wordt tevens een beschrijving van het Europese beleid op dit terrein gegeven. Het verslag moet beschouwd worden als een achtergrondnotitie om een discussie op gang te brengen waaruit eventueel beleidsvoorstellen kunnen worden geformuleerd. Het verslag geeft een weergave van de huidige situatie. Een echte analyse ontbreekt, evenals opinies en aanbevelingen omtrent de gewenste richting van het beleid.

De reactie van de lidstaten was door de bank genomen hetzelfde. Het verslag is beschrijvend van karakter en mist concrete voorstellen.

Van Nederlandse zijde heb ik ingebracht het verslag helder maar beschrijvend te vinden. Een agenda voor toekomstig beleid ontbreekt erin. In aansluiting op mijn collega's heb ik gesteld aanzetten te missen waarop we toekomstige veranderingen van beleid kunnen baseren. Hierbij heb ik met name de nadruk gelegd op een tweetal elementen die ik miste: de gezondheidsaspecten van groenten en fruit en de afstemming van de vraag- en aanbod-situatie. Bij dit tweede onderwerp vind ik dat we toe moeten naar een vraaggestuurde markt. Tot slot heb ik aandacht gevraagd voor het onderwerp (inkomens/schade) verzekeringsstructuren voor de groente- en fruitsector. Ik heb de Commissie verzocht deze drie onderwerpen te betrekken bij voorstellen die zij in de toekomst zullen presenteren.

De heer Fischler legde uit dat het verslag meer gezien moet worden als een eerste discussiedocument. Nieuwe ideeën en voorstellen moeten hieruit voortkomen. Hij nodigde de lidstaten uit actief mee te denken over mogelijke suggesties.

Voorstellen voor de marktordening rundvlees in verband met BSE

Tijdens de Raad van februari jongstleden heeft de Commissie de voorstellen voor de aanpak van de rundvleescrisis gepresenteerd. Dit in de vorm van een zeven puntenplan. Over twee onderdelen van het plan is inmiddels overeenstemming bereikt, te weten: de speciale opkoopregeling van runderen ouder dan 30 maanden en het stimuleren van de biologische teelt van vlinderbloemingen.
Er resteren nog een vijftal punten waarover overeenstemming moet worden bereikt:
* het niet toepassen van het interventieplafond van 350.000 ton; * individuele plafonds voor stierpremies in plaats van nationale; * premies tot een maximum van 90-dieren per bedrijf; * voorwaarde van 1,8 GVE in plaats van 2,0 per hectare; * toekenning van premies aan zoogkoeienhouders, onder voorwaarde dat 20 tot 40 procent van de kudde uit vaarzen bestaat.

Het voorzitterschap liet duidelijk blijken erop gebrand te zijn een compromis te bereiken. Ook de Commissie achtte dit noodzakelijk. De heer Fischler deelde mee dat verschillende maatregelen zijn ingezet om de marktsituatie te stabiliseren. Inmiddels is 200.000 ton rundvlees opgekocht voor destructie; 142.000 ton is om veterinaire redenen uit de markt genomen en vernietigd en 190.000 ton rundvlees zit in interventie. In vijf maanden tijd is ruim 500.000 ton rundvlees uit de markt genomen. De consumptie die aanvankelijk sterk was teruggevallen, heeft zich weer redelijk hersteld en zit nu op 8,8% onder het normale niveau.

De Commissaris stelde tevreden vast dat ook de export naar derde landen weer langzaam op gang komt. Bepaalde belangrijke exportmarkten blijven echter nog gesloten. Op basis van berekeningen schat de Commissaris het overschot aan rundvlees aan het eind van dit jaar tussen de 300.000 en 600.000 ton. Meer specifiek kon de heer Fischler niet zijn, omdat dit cijfer in belangrijke mate afhankelijk is van de vraag hoe snel de derde landen weer Europees rundvlees toelaten en afnemen.

De Commissaris verwachtte later in het jaar weer aanzienlijke problemen als gevolg van de jaarlijkse productiepieken. In de komende maanden tot oktober is het aanbod van rundvlees altijd hoger. Als gevolg van de MKZ-crises worden verder veel kalveren langer op bedrijven gehouden, deze worden later op de markt gebracht als volwassen dieren. Ook zoogkoeien worden langer op bedrijven vast gehouden door de nu zeer lage prijzen. Door deze beide elementen zal het aanbod van rundvlees op de markt in de toekomst hoog zijn, wat voor de komende twee jaar de prijzen onder druk zet. Volgens de heer Fischler is het daarom noodzakelijk dat de Raad nu besluit om de voorwaarden voor de premies te verscherpen en het interventieplafond verder op te hogen. De Commissaris sloot af met de mededeling dat als de Raad niet tot overeenstemming kon komen de Commissie haar maatregelenpakket wellicht in zal trekken.

De meningen van de ministers over het maatregelenpakket van de Commissie liepen uiteen. Een eenduidige mening ten aanzien van het voorstel was er dan ook niet.

Er waren lidstaten die pleitten om eventuele besluitvorming uit te stellen omdat de noodzaak te komen tot een compromis minder evident is gezien het toch goede en snelle herstel van de markt. Veel andere lidstaten maakte van de gelegenheid gebruik eigen wensen kenbaar te maken voor de in hun land specifieke problemen.

In aansluiting op hetgeen naar voren werd gebracht door een aantal collega's heb ook ik de vraag opgeworpen of het wel het juiste moment was om een besluit te nemen.

Er zijn twee manieren om de problematiek te bezien. Als een conjunctureel probleem waar ad hoc maatregelen voor passen of als een structureel probleem waarvoor echte hervormingsmaatregelen meer op z'n plaats zijn. Ik heb betoogd dat meer marktwerking in de sector toegelaten moet worden. Het naar voren halen van de tweede fase hervormingen uit Agenda 2000 heeft dan de voorkeur. Ik heb herhaald tegenstander te zijn van het afschaffen van het interventieplafond van 350.000 ton. Ik ben van mening dat hiermee een verkeerd signaal afgegeven wordt, te meer daar de interventieregeling in 2002 wordt afschaft.

De heer Fischler concludeerde uit de bespreking dat de meerderheid van de delegaties voorstander was van een besluit. Hij stelde derhalve een compromis voor dat tegemoet kwam aan de wensen van de meerderheid van de lidstaten. De twee belangrijkste elementen uit dat compromis zijn: * ophoging van het interventieplafond voor 2001 van 350.000 ton tot 500.000 ton;
* bevriezing van de stierpremierechten per land. De maximale korting die hierbij toegepast wordt is 20%.

Aanvullend deelde de Commissaris mee dat met dit compromis de financiële perspectieven van Berlijn geen geweld aangedaan worden.

Het compromis van de Commissie is met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen aangenomen. Ik heb tegen het compromis gestemd omdat ik van mening ben dat het feitelijk geen oplossing biedt voor de problemen in de rundvleessector. Het interventieplafond wordt weliswaar niet afgeschaft maar een ophoging van 350.000 ton naar 500.000 ton is volgens mij een verkeerd signaal met het oog op verdere hervormingen van het GLB.

Hop

Het voorstel tot wijziging van de verordening heeft tot doel de regeling waarbij aan hoptelers een forfaitair steunbedrag van 480 Euro per hectare wordt toegekend, met 2 jaar te verlengen.

De verlenging van de steunregeling maakt het mogelijk de maatregelen voor het tijdelijk uit de productie nemen en/of het rooien van hoppercelen beter op elkaar af te stemmen. Ultimo 2002 zal de Europese Commissie aan de Raad een verslag uitbrengen en eventuele passende voorstellen indienen.

Bij het indienen van voorstellen zal de Europese Commissie met name rekening houden met de gevolgen van de uitbreiding van de Europese Unie. Bij de toetredende Oost- en Midden-Europese landen zijn enige belangrijke hopproducerende landen.

De Voorzitter gaf aan dat er slechts over één onopgelost probleem overeenstemming bereikt moet worden. Dat betreft de looptijd na de regeling. Besluitvorming daarover is nodig omdat de regeling al van toepassing is op de oogst van dit jaar. De producerende lidstaten pleiten voor een verlenging van vijf jaar. In het voorstel van de Commissie is een verlenging van twee jaar opgenomen, de niet-producerende lidstaten kunnen instemmen met het Commissievoorstel, zo leidde de Voorzitter het onderwerp in.

De Commissie motiveerde de keuze voor een verlenging van twee jaar door te wijze op de moeilijke marktsituatie doordat de productie hoger is dan de vraag. Met een verlenging van vijf jaar worden investeringen feitelijk aangemoedigd en dat is niet wenselijk. De heer Fischler verwees hierbij naar de effecten van toetreding van de kandidaatlidstaten, waardoor het aanbod van hop verder zal toenemen. De Commissaris gaf aan niet tot vergaande concessies bereid te zijn aangezien er al een meerderheid voor het Commissievoorstel bestond.

Naar aanleiding van de discussie, waar alleen de producerende landen het woord vroegen, is besloten de regeling met drie jaar te verlengen. De Voorzitter concludeerde dat daarmee het voorstel met eenparigheid van stemmen kon worden aangenomen.

Europese Conferentie over biologische landbouw en voeding (verzoek Denemarken)

In vervolg op de conferentie die in mei 1999 in Oostenrijk gehouden werd vond in mei
dit jaar de Europese conferentie over biologische landbouw en voeding plaats in Kopenhagen. Deze conferentie had tot doel steun te winnen voor het opstellen van een Europees actieplan ter bevordering van biologische landbouw en het bepalen van de hoofdpunten van dit actieplan.

De belangrijkste elementen van de Kopenhagen-verklaring zijn: * De Raad, Europese Commissie en nationale overheden worden gevraagd het proces naar een Europees actieplan te bewaken; * Het actieplan moet in samenwerking tussen alle stakeholders tot stand komen, hierbij kan uit de ervaring met nationale actieprogramma's worden geput;
* Het actieplan moet zich richten op de analyse van de belemmeringen in en het potentieel van de groei van de keten; * Het actieplan moet een strategie bevatten die is gebaseerd op samenwerking tussen marktpartijen en op de markt; * Tenslotte moet het actieplan de relatie analyseren tussen de groei van de keten en de beleidsontwikkelingen in het kader van het GLB, de WTO en Codex Alimentarius.

De Commissaris toonde zich verheugd over het werk dat verricht is tijdens de conferentie van Kopenhagen. De heer Fischler kon in algemene zin instemmen met de verklaring zoals deze opgesteld was. Hij wees lidstaten erop dat binnen de plattelandsontwikkelingsplannen nog mogelijkheden bestaan om de biologische landbouw een impuls te geven. Daarnaast is de heer Fischler voornemens met de lidstaten en betrokkenen in debat te gaan met als doel te komen tot een strategie voor de EU om biologische landbouw nog prominenter op de kaart te zetten.

Behoudens kleine opmerkingen en aanvullingen konden de lidstaten instemmen met de conclusies van de conferentie.

Van Nederlandse zijde heb ik mijn steun uitgesproken voor de conclusies. Ik sta achter de intentie dat biologische landbouw een stevig impuls moet krijgen. Wel heb ik betoogd dat de vraaggerichte benadering centraal behoort te staan.
Het agrofood-complex moet aangestuurd worden door de wensen van burgers en consumenten. Aanvullend heb ik in het debat het onderwerp van harmonisatie naar voren gebracht. De verschillen in interpretatie en implementatie van de wet- en regelgeving betreffende biologische landbouw in de verschillende lidstaten lopen uiteen. Op papier is de wet- en regelgeving geharmoniseerd maar in de praktijk is dat soms anders. Afrondend heb ik ervoor gepleit biologische landbouw onderdeel te maken van de brede discussie over de toekomst van het GLB.

De Voorzitter was content dat met unanimiteit de conclusies aanvaard konden worden.

Diversen

a) Pesticide-residuen op levensmiddelen (verzoek Denemarken)

De Deense minister legde uit dat het de Commissie niet zal lukken om voor de geplande datum van 15 juli 2003 alle pesticiden onderzocht te hebben ten behoeve van het Europese toelatingsbeleid. Tot op heden zijn 150 van de 850 gewasbeschermingsmiddelen onderzocht en voorzien van een maximaal toegestaan residu-niveau. Omdat Denemarken geen langere overgangsperiode wenst dan
15 juli 2003 zal Denemarken ertoe overgaan de nationale wet- en regelgeving terzake aan te passen zodat niet geharmoniseerde stoffen niet toegelaten kunnen worden in Denemarken. Denemarken zal het voorzorgsprincipe hierbij toepassen waarbij uit gegaan wordt van de laagst toegestane residu-waarden. De aanpassing zal zo spoedig mogelijk inwerking treden.

De Commissaris kon begrip opbrengen voor het Deense standpunt maar stelde dat van een communautaire aanpak niet afgeweken kan worden. Om aan de problemen tegemoet te komen zoekt de Commissie naarstig naar oplossingen. Eind juli zal de Commissie volledig verslag uitbrengen over de tenuitvoerlegging van het beleid. Inmiddels wordt veel vooruitgang geboekt, zo vervolgde de heer Byrne zijn betoog. Aan deze kwestie geeft de Commissie zeer hoge prioriteit. De Commissaris zei toe in een zeer hoog tempo aan de harmonisatie van gewasbeschermingsmiddelen door te werken.

Veel lidstaten waren van mening dat snelle voortgang noodzakelijk is, echter uitsluitend op communautaire basis. Oostenrijk deed de suggestie om in het te presenteren verslag van de Commissie niet alleen in te gaan op de residu-niveau's maar ook voorstellen aan te dragen over een versnelling van het communautaire toelatingsbeleid voor gewasbeschermingsmiddelen.

In mijn inbreng heb ik mij beperkt door mijn steun uit te spreken voor de suggestie van mijn Oostenrijkse collega, de heer Molterer.

De heer Byrne zei toe in het verslag hierop in te gaan.

b) BSE-tests voor runderen in derde landen (verzoek Frankrijk)

De Franse minister, de heer Glavany, legde uit dat het aan de Europese burger niet uit te leggen is dat rundvlees dat wordt ingevoerd uit derde landen afkomstig is van dieren die niet zijn onderworpen aan een BSE-test. Het is goed mogelijk dat veel derde landen in het verleden diermeel geïmporteerd hebben dat verwerkt is in diervoeder. De heer Glavany wees als voorbeeld op het recente BSE-geval in Tsjechië. Hij betoogde dat we de Europese consument serieus moeten nemen en dat daarom ingevoerd rundvlees uit derde landen op BSE getest moet worden.

Net als een aantal andere lidstaten heb ik het Franse verzoek gesteund. Derde landen die niet in de risicocategorie 1 vallen (BSE-vrij) en waar een serieus risico op BSE bestaat dienen hun voor export naar de EU bestemde rundvlees eerst op BSE te onderzoeken of anderszins garanties af te geven. Dit is billijk naar onze consumenten toe maar ook naar onze producenten die voor BSE-tests hoge kosten moeten maken. Aanvullend heb ik de gelegenheid benut te pleiten voor harmonisatie van testkosten in de EU. De grote verschillen leiden tot concurrentieverstoringen en dat is onwenselijk. Ik heb de suggestie gedaan dit probleem eventueel middels co-financiering op te lossen.

De Commissaris lichtte toe dat derde landen gestimuleerd worden testen uit te voeren. Het ontbreekt die derde landen vaak aan middelen en geld om testen adequaat te doen. Daarnaast is nagenoeg 85% van het geïmporteerde rundvlees afkomstig uit landen die de categorie-1-status hebben. Aanvullend is het ook nog eens zo dat bescherming voor de consument met name gewaarborgd is door het verplicht verwijderen van alle SRM's, zo legde de heer Byrne uit. Voor wat betreft de toetredende landen wordt in de nabije toekomst erin voorzien dat ook die landen testen uitvoeren omdat zij het volledige acquis over moeten nemen.

c) Situatie Mond- en Klauwzeer (verzoek Verenigd Koninkrijk)

De Nieuwe Britse minister van landbouw, mevrouw Becket, gaf een uiteenzetting van de stand van zaken omtrent de MKZ-crisis. Per dag komen er ongeveer vier MKZ-gevallen bij. Dit in tegenstelling tot eind maart toen er nog zo'n 40 uitbraken per dag waren. De uitbraken zijn gelukkig alle in een beperkt aantal gebieden, zo liet zij weten. Veterinaire deskundigen voorspellen dat de MKZ-crisis nog een tijdje als een veenbrand kan voortduren.
De Britse minister betreurde het dat de omvang van de MKZ-catastrofe zo enorm is. Dit pleit ervoor om op EU-niveau te bezien hoe de EU beter beschermd kan worden tegen dergelijke dierziekten uitbraken en hoe MKZ beter bestreden kan worden.
Mevrouw Becket sprak de hoop uit dat de conferentie die in samenwerking met Nederland onder Belgisch Voorzitterschap georganiseerd wordt hiertoe een bijdrage kan leveren.

d) Memorandum inzake het verplaatsen en verzamelen van dieren (verzoek Nederland)

Aangezien ik het van groot belang acht dat de discussie over het inperken van risico's voor de verspreiding van epidemieën onder dieren met name op Europees niveau gevoerd wordt, heb ik dit onderwerp aan de agenda van de Landbouwraad laten toevoegen.
De recente ervaringen met de MKZ-crisis hebben aangetoond hoe kwetsbaar Europa is voor dierziekte-uitbraken en de verspreiding van besmettelijke dierziekten. Helaas wordt de noodzaak van deze discussie nog eens extra onderstreept door de recente
klassieke-varkenspestuitbraken in Spanje. Dit benadrukt nogmaals het grote belang dat de problematiek van het verzamelen van dieren, en meer in brede zin, de handel in dieren, in Europees verband op korte termijn wordt opgepakt. Ik heb uiteengezet dat veel meer dan in het verleden het veterinaire beleid in de Unie gebaseerd dient te zijn op preventie van ziekten en besmettingen vanuit een inzicht in de risicofactoren. Contacten tussen dieren onderling en contacten tussen personen en voertuigen enerzijds en dieren anderzijds, vormen uit veterinair oogpunt een grote risicofactor. Om daadwerkelijk tot vermindering van veterinaire risico's te komen, is het onontkoombaar dat er stringente regels worden gesteld aan verzamel- en halteplaatsen van dieren, diertransporten en onderlinge contacten tussen veehouderijen. Iedere dag rijden namelijk honderden vrachtwagens met dieren door de EU.

Met het memorandum dat ik opgesteld en verspreid heb bij mijn collega's, geef ik een beeld van de filosofie die Nederland voorstaat waar het gaat om het beperken van genoemde risico's. Ik hoop hiermee een aanzet te geven voor de discussie die hierover binnenkort in Europees verband zal worden gevoerd. Daarom heb ik mijn dank richting de Commissie uitgesproken voor haar voornemen deze kwestie op korte termijn nader te bespreken. Ik heb ervoor gepleit dat het memorandum ertoe leidt dat spoedig communautaire besluitvorming ter zake bereikt wordt.

De Voorzitter deelde mee dat deze inbreng zeer zeker ook onderdeel zal zijn van de conferentie die dit najaar zal plaatsvinden. Deze conferentie gaat in op een breed scala aan aspecten verbandhoudende met de MKZ-crisis. Het non-vaccinatiebeleid als wel het onderwerp van veeverzamelplaatsen zal daar een belangrijk onderdeel van uitmaken.

Ter uwer informatie heb ik het memorandum als bijlage toegevoegd.

e) Bepalingen inzake de invoer van suiker (verzoek Verenigd Koninkrijk)

De Britse minister verzocht de Commissie een toelichting te geven over de situatie ten aanzien van de regeling van suiker onder het preferentieel stelsel. Deze regeling dient voor 1 juli 2001 bekend te zijn omdat anders vertraging in de continuïteit voor de raffinage van suiker kan optreden. Leveranties aan de raffinaderijen zal door het ontbreken van een dergelijk stelsel in gevaar komen. Hiermee verband houdend informeerde de Britse minister naar de implementatie en consequenties van het 'Everything but Arms'-voorstel.

De heer Fischler deelde mee dat zeer spoedig de voorstellen voor een mandaat, aan de Raad zullen worden voorgelegd. Voor wat betreft de consequenties ten aanzien van de implementatie van het 'Everything but Arms'-voorstel, liet de Commissaris weten dat dit onder de bevoegdheid valt van de heer Lamy. De uitvoeringsbepalingen hiervoor zijn echter nog niet vastgesteld. De landen die het betreft krijgen hierdoor zelf ook de gelegenheid na te denken over hoe zij zelf de uitvoeringsbepalingen zouden willen zien. De heer Fischler was zich ervan bewust dat er mogelijke problemen voor de raffinaderijen kunnen ontstaan. Hij overwoog dan ook om tot overgangsmaatregelen te besluiten.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst