Centrum voor Arbeidsverhoudingen

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen - 12 juli 2001

MINOCW: Investeren in beroepsonderwijs loont

De nieuwe beroepskolom vmbo, mbo, hbo inspireert de bewindslieden van Onderwijs, de sociale partners en de onderwijsinstellingen tot nieuwe vormen van samenwerking. Leerlingen en hun onderwijsloopbaan staan daarbij centraal. Daarvoor zijn forse investeringen nodig in een aantrekkelijke leeromgeving, een herkenbare pedagogiek en didactiek, doorlopende leerwegen, flexibele leerroutes en in personeel. In de resterende regeerperiode van het kabinet is voor de versterking van het beroepsonderwijs in totaal 500 miljoen gulden extra uitgetrokken. De verdeling van dit geld wordt gepresenteerd in de begroting 2002. Dat schrijft minister Hermans in de .Beroepsbrief. aan de Tweede Kamer. Deze brief is mede gebaseerd op het advies van de commissie Boekhoud over de doorstroomagenda en de analyse van knelpunten in het beroepsonderwijs van de Stuurgroep Impuls Beroepsonderwijs en Scholing.

In Lissabon heeft de Europese Raad de ambitie uitgesproken van Europa de meest dynamische regio in de wereld te maken. Nederland ambieert een plaats in de kopgroep van Europa. Een goed opgeleidde en breed inzetbare beroepsbevolking is daarvoor essentieel.

Juist het beroepsonderwijs kan een grote bijdrage leveren aan het hoger opleiden van de beroepsbevolking. Daarvoor is een goede leerlingenstroom door de hele beroepskolom nodig. Vanuit het vmbo stroomt 82% van de leerlingen door naar het mbo. Vanuit mbo niveau 2 stroomt 53% uit naar de arbeidsmarkt en vanuit mbo niveau 3 en 4 62%. .Slechts. 37% stroomt door naar het hbo (cijfers 1999). Met een betere doorstroom en minder uitval is dus grote winst te behalen. Dat vergt een cultuuromslag in het beroepsonderwijs waarbij niet langer de instellingen centraal staan maar de onderwijsloopbanen van leerlingen. Scholen moeten daarvoor gezamenlijk de verantwoordelijkheid nemen, dwars door het hele stelsel heen. Ook goede regionale samenwerking tussen onderwijsinstellingen en leerbedrijven is daarbij van belang.

Jongeren en volwassenen moeten kunnen leren in een omgeving die de meeste kans biedt om hun talenten te ontplooien. Soms is dat een theoretische leerweg, soms een meer praktijkgerichte. Beide leerwegen zullen zich steeds meer kenmerken door een eigen herkenbare pedagogiek en didactiek. De beroepskolom en de algemeen vormende kolom moeten samen een open bestel vormen waarin leerlingen op diverse momenten kunnen overstappen.

De bewindslieden van Onderwijs, sociale partners en de onderwijsinstellingen zullen partijen in de regio stimuleren de benodigde samenwerkingsrelaties uit te bouwen en afspraken te maken over hoe meer leerlingen een hoger niveau in het beroepsonderwijs kunnen bereiken.