Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=418354



Antwoord
Vraag 2
Antwoord
Vraag 3
Antwoord

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Sub-Sahara Afrika Afdeling Midden- en Oost-Afrika Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Nederland
Datum 19 juli 2001 Auteur Fons Gribling
Kenmerk DAF/529/01 Telefoon 070 348 5196
Blad /4 Fax 070 348 6607
Bijlage(n) 1 E-mail daf@minbuza.nl
Betreft Beantwoording vragen van het kamerlid Koenders over toenemende spanningen in de Democratische Republiek Congo

Zeer geachte Voorzitter,

Onder verwijzing naar de brief van de Griffier van uw Kamer d.d. 25 juni 2001 kenmerk 2000112670, waarbij gevoegd waren de door het kamerlid Koenders overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer bij u ingediende vragen,

heb ik de eer u mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking als bijlage dezes het antwoord op de gestelde vragen te doen toekomen.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Antwoord van de heer van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens mevrouw Herfkens, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het kamerlid Koenders (PvdA) over toenemende spanningen in de Democratische Republiek Congo

Vraag 1

Bent u op de hoogte van de oplopende spanningen in Congo en de aanwezigheid van grote groepen gewapende rebellen aldaar?

Antwoord



Meerdere bronnen maken melding van hernieuwde spanningen in de Democratische Republiek Congo (DRC). Hetzelfde geldt ook in de buurlanden Burundi en Rwanda, vanwege toenemende aanvallen door gewapende groepen vanaf Congolees grondgebied. Op 6 juli jl. werd de Veiligheids- raad gebriefed door het Departement voor Vredesoperaties, dat bevestigde dat gewapende groepen, gesteund door de regering van de DRC, oostwaarts trekken. De Congolese rebellenbeweging RCD-Goma houdt zich niet aan het overeengekomen terugtrekkingsplan, terwijl de FLC zich slechts langzaam terugtrekt. In het oosten van de DRC houden zich nog altijd aanzienlijke groepen Interahamwe en ex-FAR op.

Vraag 2

Onderschrijft u de door International Crisis Group (ICG) naar voren gebrachte aanbevelingen, zoals deze in het rapport van 12 juni jl. staan, met name het in VN-verband opzetten van een monitoringsysteem, het arresteren van de rebellenleiders en het eventueel instellen van een wapenembargo tegen de rebellengroepen alsmede de landen die deze groeperingen steunen? Kunt u de precieze aanbevelingen van de ICG becommentariëren en de Nederlandse positie terzake vermelden?

Antwoord


Het rapport van de ICG omvat een 21-tal aanbevelingen die gericht zijn tot de bij het conflict betrokken regeringen, de VN-Veiligheidsraad en donoren. Het rapport betreft in belangrijke mate de niet-Congolese gewapende groepen, zoals de Interhamwe en de ex-FAR. De aanbevelingen zijn in grote lijnen in overeenstemming met het Nederlands beleid t.o.v. het conflict in het Grote Meren gebied, zoals is neergelegd in de notitie Nederland en de Grote Merenregio (Kamerstuk 25098 nr. 17) waarover in het AO Afrika op 10 april jl. met uw Kamer van gedachten is gewisseld.

De strekking van de aanbevelingen gaat uit van de overtuiging dat het DDR plan, voortvloeiend uit het Lusaka akkoord, een basis is voor actie om tot duurzame vrede te komen.

De aanbevelingen waarnaar specifiek in de vragen wordt verwezen, zijn gericht tot de VN-Veiligheidsraad en de donoren. Het opzetten van een monitoringsysteem is de verantwoordelijkheid van MONUC dat daarbij afhankelijk is van de medewerking van partijen.

Het arresteren van rebellenleiders (RCD-Goma, FLC) acht ik niet de beste optie.

Dit soort acties zou juist de spanningen weer kunnen doen toenemen. Voor deze leiders is bovendien het DRR proces van toepassing. Van arrestatie van leiders van ex-Far en Interahamwe is Nederland wel voorstander voorzover zij verdacht worden van betrokkenheid bij de genocide die in 1994 in Rwanda plaatsvond. Zij dienen uiteindelijk ofwel uitgeleverd te worden aan het Internationaal Rwanda Tribunaal, ofwel in Rwanda terecht te staan. Andere leden van deze gewapende groepen zouden in aanmerking moeten komen voor het DDR-programma.

Ten aanzien van het wapenembargo geldt dat Nederland in Europees verband meerdere malen heeft aangedrongen op een wapenembargo voor de regio. Voor een wapenembargo bestaat binnen de EU helaas onvoldoende steun.

Vraag 3


Is naar uw oordeel een versterkte rol van MONUC wenselijk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met welke middelen? Welke bijdrage dient hierbij door Nederland en andere landen geleverd te worden?

Antwoord

Op 26 juni jl. tijdens het VAO Afrika is toegezegd dat ik de Kamer separaat zal informeren over het Nederlands standpunt ten aanzien van de MONUC en de laatste stand van zaken dienaangaande. Hierover ontvangt de Kamer binnenkort een brief.

Kenmerk DAF/529/01
Blad /1

1 De officiële titel van het rapport van het ICR luidt "Disarmament in the Congo: Investing in Conflict Prevention"

===