Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
DWK. 2001/2716
datum
19-07-2001

onderwerp
Kritische massa in het groene onderwijs
TRC 2001/7430 doorkiesnummer

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Tijdens het Algemeen Overleg met de Commissie op 5 oktober 2000 over de beleidsbrief over het groene onderwijs heb ik toegezegd u te informeren over mijn visie op de problematiek van de kritische massa in het groene onderwijs. Met deze brief voldoe ik aan deze toezegging, in aansluiting op de 'Monitor VMBO 2001' van het ministerie van OCW.

up

datum
19-07-2001

kenmerk
DWK. 2001/2716

bijlage

De 'Monitor VMBO 2001' is op 20 juni jl. aan u aangeboden door de staatssecretaris van Onderwijs, mevrouw Adelmund. In de monitor wordt de stand van zaken over de invoering van de leerwegen in het VMBO beschreven. De vernieuwing van de infrastructuur is daar een wezenlijk onderdeel van. Doelstelling is een sterk en levensvatbaar onderwijsaanbod VMBO als basis voor de vernieuwingen. De kritische massa van opleidingen en afdelingen in het groene onderwijs sluit daar als thema, in elk geval voor het VMBO, nauw bij aan.

De vernieuwing van de infrastructuur raakt het groene onderwijs waar het gaat om de groene VMBO-afdelingen in scholengemeenschappen en de VMBO-groen afdelingen binnen AOC's. Voor de beoordeling van de levensvatbaarheid van een VMBO-afdeling geeft de staatssecretaris als referentiepunt een omvang van 40 leerlingen per afdeling in het derde en het vierde leerjaar aan.

Groene afdelingen in scholengemeenschappen
Voor de groene afdelingen laten de cijfers zien dat acht van de 41 scholengemeenschappen met groene afdelingen minder dan 40 leerlingen hebben.
Indien hier sprake is van aanvragen tot wijzigingen, zoals opheffen of passief laten voortbestaan van groene afdelingen heb ik overleg met de staatssecretaris van Onderwijs.

VMBO-groen in AOC's
De VMBO-groen opleidingen in de AOC's variëren in leerlingenaantal van 148 (kleinste locatie) tot 861 in het schooljaar 1999-2000. Opheffen of passief laten voortbestaan van afdelingen is hier niet aan de orde.

Ook in het MBO-groen is sprake van opleidingen waar slechts een klein aantal leerlingen ( Voor de invulling van opleidingen en het bestaansrecht daarvan ligt een hoge mate van verantwoordelijkheid bij de instellingen.

Agrarische Opleidingscentra hebben de verantwoordelijkheid om te bepalen of zij opleidingen met kwaliteit die weinig leerlingen trekken aan kunnen blijven bieden. De instellingen hebben hiervoor diverse mogelijkheden, zoals alternatieve opleidingsvormen ontwikkelen, met gebruik van bijvoorbeeld afstandsleren, training on the job en gebruik maken van EVC. Ook kunnen 'kleine' en 'grote' opleidingen gecombineerd worden. Zo blijft het mogelijk om een kwalitatief goede opleiding aan te bieden ook voor een klein aantal leerlingen, en voor niches in de arbeidsmarkt.
De instellingen kunnen ook samen met andere instellingen opleidingen aanbieden. In mijn beleidsbrief 'Onderwijs voor Voedsel en Groen: Richting en Ruimte' heb ik reeds aangegeven dat ik de instellingen daarvoor ook de ruimte wil geven. Waar gewenst zal ik belemmeringen opheffen, zoals voor samenwerking met instellingen zoals ROC's. Ook van de instellingen met groene afdelingen wordt verwacht dat geringe belangstelling voor een afdeling steeds meeweegt bij het bepalen of kwalitatief goed onderwijs geleverd kan worden.

Vanuit de overheid richt ik mij op het beoordelen van de kwaliteit van de opleidingen. Het is voor mij het eerste criterium om te bepalen of opleidingen, instellingen of afdelingen opgeheven of gesloten zouden moeten worden. Een tweede criterium is de macrodoelmatigheid: indien er sprake is van 'witte vlekken' of het geheel verdwijnen van een opleiding kan de wens tot behoud van een opleiding of de spreiding van opleidingen meewegen bij de besluitvorming.

Ik heb op dit moment geen signalen dat de kwaliteit van relatief kleine opleidingen of kleine afdelingen/instellingen onvoldoende is. De rapportages van de inspectie over de kwaliteit van het groene onderwijs geven daartoe geen aanleiding. Meer concreet blijkt uit rapportages van de Inspectie LOK het volgende.

* De groene afdelingen van de scholengemeenschappen (anno 2000) zijn soms erg klein, maar de omvang lijkt geen relatie te hebben met de kwaliteit van de onderzochte kwaliteitskenmerken, leermiddelen, outillage en deskundigheid (Inspectie rapport maart 2001). Er zijn kleine afdelingen die door een goede organisatievorm goede kwaliteit bieden, er zijn grotere afdelingen die minder kwaliteit leveren. De inspectie neemt aan dat er wel een ondergrens is, een minimum leerlingenaantal, maar noemt geen getal.
* De inspectie LOK heeft in diverse rapportages naar aanleiding van het Integraal Instellings Toezicht (ITT) niet geconstateerd dat er problemen zijn met de kwaliteit van het onderwijs in relatie tot de leerlingenaantallen.

* In het Landbouwonderwijsverslag 2000 (juni 2001) stelt de inspectie:
'De AOC's blijven vergeleken met andere onderwijsorganisaties in het voortgezet-
en middelbaar beroepsonderwijs over het algemeen nog steeds klein. Die kleine
omvang hoeft overigens geen bezwaar te zijn. De inspectie heeft tot op heden
geconstateerd dat ook kleine AOC's voldoende functioneren.

Ik blijf uiteraard de ontwikkelingen volgen via het toezicht door de inspectie LOK en zal, als daar aanleiding toe is, in overleg treden met de instellingen.
Daarenboven verwacht ik van de instellingen dat zij hun verantwoordelijkheid waarmaken en een actieve houding hebben om er alles aan te doen om kwaliteit voor onderwijs te bieden, ook als dat kleinere opleidingen betreft.

In de toekomst zullen instellingen steeds vaker geconfronteerd worden met de noodzaak om onderwijs te geven aan groepen leerlingen met een specifieke vraag. De vraag om diversiteit en maatwerk in opleidingen wordt steeds groter. Samenwerking, in welke vorm dan ook, wordt daarvoor steeds belangrijker. Ik merk dat het onderwijs dat ook oppakt, en zoekt naar synergie en integratie.
Integratie en samenwerking zijn voor mij belangrijke ontwikkelingen voor het groene onderwijs. Alleen dan heeft het onderwijs ook voor de toekomst waarde voor de agrosector en de groene ruimte.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst