Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
DN. 2001/2154
datum
19-07-2001

onderwerp
Nationale Rapportage van Nederland 2001 over het biodiversiteitsbeleid

TRC 2001/7510 doorkiesnummer

bijlagen
1

Geachte Voorzitter,

Bijgaand zend ik u mede namens de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en van Ontwikkelingssamenwerking (OS) de Nationale Rapportage 2001 over het Nederlandse biodiversiteitsbeleid. De rapportage is opgesteld conform artikel 26 van het Biodiversiteitsverdrag en Besluit 19 van de vijfde Conferentie van Partijen bij het Verdrag. Het doel van de rapportage is de Partijen bij het Verdrag inzicht te verschaffen in de stand van uitvoering van de artikelen van het Verdrag alsmede van de besluiten die door de Conferenties van Partijen bij het Verdrag zijn genomen over de diverse werkprogramma's. Bij de totstandkoming van de Nederlandse rapportage waren 7 departementen betrokken. Voorts werden de leden van het Nederlands Biodiversiteitsforum (NBF) en van het Nederlands Comité van de IUCN om commentaar gevraagd. De rapportage bestaat - met het oog op de verwerking tot een geïntegreerde rapportage op mondiaal niveau - uit een schematisch overzicht van de uitvoering van Verdragsartikelen en daaraan gerelateerde besluiten. De rapportage geeft op deze wijze een goed inzicht in de feitelijke stand van zaken

Uit de rapportage blijkt dat Nederland op actieve wijze zowel op nationaal als internationaal niveau bijdraagt aan de uitwerking van het Verdrag en dat door ons land concrete stappen zijn genomen bij de uitvoering van de afspraken.

up

datum
19-07-2001

kenmerk
DN. 2001/2154

bijlage

Algemeen

In de rapportage wordt aangegeven dat Nederland behoorlijk is gevorderd met de implementatie van de verplichtingen die het Biodiversiteitsverdrag tot dusver heeft voortgebracht. Dit resultaat is in lijn met de vaststelling in het Strategisch Plan van Aanpak Biodiversiteit (1995) dat Nederland naar de letter reeds voldoet aan de verplichtingen van het Verdrag en met het feit dat in het beleid ondertussen ruim aandacht is besteed aan diverse onderdelen van het Verdrag. Zo zijn in 'Natuur voor mensen, mensen voor natuur' de meeste actiepunten verwerkt die tot de Vijfde Conferentie van Partijen bij het Verdrag zijn geformuleerd. In het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) worden aanvullende acties aangekondigd om te komen tot behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen.

De resultaten van de Nationale Rapportage van Nederland 2001 kunnen als volgt worden samengevat.

Biodiversiteit van specifieke 'ecosystemen'

Bij het beheer van natuurgebieden past ons land de zogeheten ecosysteembenadering toe waarover de partijen in 2000 overeenstemming hebben bereikt en ondersteunt ook andere landen in de toepassing ervan. De besluiten die Partijen hebben genomen over binnenlandse water-ecosystemen zijn uitgebreid geïmplementeerd. Voorbeelden van belangrijke activiteiten zijn participatie in internationale overeenkomsten over Rijn, Maas en Schelde, informatie op Internet over de biodiversiteit van binnenwateren (zie: www.waterland.net) en beleid over water-ecosystemen in de nota 'Natuur voor mensen, mensen voor natuur'. De nota bevat ook het beleid voor biodiversiteit van zee en kust. Daarmee wordt in belangrijke mate bijgedragen aan de uitvoering van dit werkprogramma. Momenteel wordt gewerkt aan de ecosysteemdoelen Noordzee, waarmee een volgende stap wordt gezet in het biodiversiteitsbeleid voor de zoute wateren. Wat betreft agrobiodiversiteit, is onder meer een plan van Aanpak Agrobiodiversiteit gepland voor 2003 (in de nota 'Natuur voor mensen, mensen voor natuur'). Door het Expertise Centrum LNV is onderzoek uitgevoerd naar de bescherming en duurzaam gebruik van bosbiodiversiteit. Ten aanzien van bescherming en duurzaam gebruik van de biodiversiteit van aride en semi-aride gebieden zal Nederland doorgaan met het ondersteunen van samenwerking over dit Verdragsonderwerp tussen het Biodiversiteitsverdrag en het Woestijnverdrag. De werkprogramma's voor de diverse 'ecosystemen' zijn overigens ook als kader gesteld voor de samenwerking die met OS-landen plaatsvindt op het gebied van biodiversiteit. In die samenwerking wordt prioriteit gegeven aan bossen, binnenlandse water-ecosytemen, droge gebieden en agro-biodiversiteit.

Maatregelen voor behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit

Wat betreft algemene maatregelen voor bescherming en duurzaam gebruik (art. 6), zijn beginselen van bescherming en van duurzaam gebruik volledig geïmplementeerd in beleid voor in het wild levende soorten en voor natuurlijke en half-natuurlijke gebieden. In de nota 'Natuur voor mensen, mensen voor natuur' is de implementatie van het beginsel 'duurzaam gebruik' geprogrammeerd voor de sectoren landbouw, visserij en toerisme. Ook wordt de EU-Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verwerkt. In NMP4 worden acties aangekondigd om de Nederlandse handelsstromen en het beslag op biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen op duurzame wijze te laten plaatsvinden. Er worden in Nederland uitgebreide inspanningen verricht voor bescherming van biodiversiteit in de natuur zelf (in situ; art. 8, exclusief art. 8h en 8j). Een voorbeeld hiervan is de Ecologische Hoofdstructuur. Nederland verricht ook uitgebreide inspanningen voor bescherming van biodiversiteit buiten de natuurlijke leefgebieden (ex situ; b.v. genenbanken; art. 9). In de bilaterale samenwerking ondersteunt Nederland ex situ-bescherming, al wordt de nadruk gelegd op bescherming in de natuur zelf. De Nederlandse inzet voor duurzaam gebruik van de natuur ('bestanddelen van biodiversiteit'; art. 10) betreft onder meer beleid voor recreatie en toerisme in het kader van het Programma Internationaal Natuurbeheer.
Door onder meer grootschalige ingrepen, zoals aanleg van infrastructuur en intensivering van de landbouw, zijn in Nederland verschillende inheemse soorten in de problemen gekomen. Er zijn diverse stimuleringsmaatregelen (art. 11) getroffen om de bescherming en duurzaam gebruik van biodiversiteit te bevorderen. Zo kent of ontwikkelt Nederland diverse fiscale en niet-fiscale maatregelen ter reductie van de milieudruk. Voorbeelden zijn: heffingen op grondwateronttrekking, het hoge BTW-tarief voor kunstmest en bestrijdingsmiddelen en subsidieregelingen voor natuurbeheer en agrarisch natuurbeheer.
Op het gebied van inventarisatie en monitoring (art. 7) worden in ons land behoorlijke inspanningen verricht. Nederland kent het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) en er zijn vele duizenden vrijwilligers bestudeert de noodzaak van aanvullend verspreidingsonderzoek. Taxonomisch onderzoek is op meerdere fronten goed ontwikkeld. Zo leveren Nederlandse taxonomen belangrijke bijdragen aan buitenlandse soortinventarisaties en ook zijn er moderne technieken voor gegevensontsluiting ontwikkeld. Soorten van uitheemse oorsprong (art. 8h) worden niet als een buitengewone bedreiging voor de Nederlandse biodiversiteit beschouwd. Voor een aantal wel problematisch geachte soorten is er regelgeving of wordt deze ontwikkeld. Uitheemse soorten in Nederlandse zoute wateren en de Rijn worden systematisch gevolgd. De Plantenziektekundige Dienst (PD) volgt nauwlettend uitheemse plaagsoorten van cultuurplanten.
Het in verband met de bescherming van biodiversiteit aanwenden van - en rekening houden met traditionele kennis (art. 8j) van lokale bevolkingsgroepen, is voor de Nederlandse situatie niet van toepassing. Wel wordt - in dit verband - in het OS-beleid prioriteit gegeven aan het regelen van het eigendom van traditionele kennis en van volledige participatie van traditionele gemeenschappen en inheemse volkeren in ontwikkelingslanden.

Internationale samenwerking en financiële middelen

Nederland zet zich sterk in voor internationale samenwerking (art. 5) en participeert actief in internationale fora , projecten en overeenkomsten. Nederland voldoet als een van de weinige landen aan de norm van de V.N. Conferentie inzake Milieu en Ontwikkeling (1992) dat eentiende procent van het Bruto Nationaal Product dient te worden besteed aan internationale samenwerking op het gebied van natuur en milieu. Van dat deel besteedt Nederland ruim eenderde aan bescherming en duurzaam gebruik van biodiversiteit. Hiermee stelt ons land tevens financiële middelen (art. 20) beschikbaar ter bevordering van het verwezenlijken van de doelstellingen van het Verdrag. Ook werkt ons land onder meer aan de standaardisatie van rapportage over de financiële middelen in dat kader, zowel in EU- als in OESO-verband. Nederland spant zich ook in voor een financieel instrumentarium (art. 21) ter verstrekking van middelen aan ontwikkelingslanden. Zo zijn er partnerships in gang gezet met de Wereldbank en met regionale banken onder meer om biodiversiteits-overwegingen in het beleid van de banken te laten opnemen.
In het kader van de internationale samenwerking zet Nederland sterk in op het behoud en duurzaam beheer van de bossen. Duurzaam bosbeheer en het beschikbaar maken van duurzaam geproduceerd hout door middel van certificering, ook voor de Nederlandse markt, krijgt hierbinnen veel aandacht.
Binnenkort zal u het Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal worden toegezonden, waarin wordt aangegeven welke maatregelen Nederland onderneemt in het internationale beleid dat is gericht op het realiseren van de doelstellingen van het Biodiversiteitsverdrag. In het programma zullen ook de beschikbare middelen inzichtelijk worden gemaakt.

Kennis over biodiversiteit

Nederland zet zich sterk in voor onderzoek en opleiding (art. 12) waarmee wordt bijgedragen aan het inventariseren, behouden en duurzaam gebruiken van biodiversiteit. In 1998 is het Stimuleringsprogramma Biodiversiteitsonderzoek gestart. Ook worden opleidingsprogramma's in ontwikkelingslanden verzorgd of gesteund. Ook op het gebied van (voorlichting en) educatie (art. 13) die bijdraagt aan het besef van het belang van het behoud van biodiversiteit en van maatregelen voor dat behoud, is de inzet goed. Zo is 'biodiversiteit' geïntegreerd in het plan 'leren voor duurzaamheid'. Ook over de grens spant Nederland zich in voor educatie, zoals tijdens een Pan-Europese deskundigenbijeenkomst over duurzame ontwikkeling en milieu-educatie (1999). Zowel in het nationale milieubeleid als in OS-beleid besteedt Nederland ruim aandacht aan milieu-effect-rapportages (art. 14). Er wordt hoge prioriteit gegeven aan het bevorderen van uitwisseling tussen Partijen van informatie (art. 17) en technische en wetenschappelijke samenwerking (art. 18) die betrekking heeft op behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit. In dit kader wordt momenteel gewerkt aan het verder operationeel maken van het zogeheten Clearing House Mechanism (CHM). (Een ander voorbeeld is het ondertekenen door de minister van OCenW van een Memorandum of Understanding ten behoeve van de Global Biodiversity Information Facility (GBIF). Het doel van GBIF is de wereldwijde ontsluiting van biodiversiteitsgegevens door middel van een netwerk van wetenschappelijke databases. (Nederland kan in GBIF een vooraanstaande rol spelen)

Genetische bronnen en biotechnologie

Het onderwerp toegang tot genetische bronnen (art. 15) heeft volop de aandacht. Op dit moment wordt een beleidsnotitie over genetische bronnen opgesteld die nog voor de zesde Conferentie van Partijen bij het Verdrag (Den Haag, april 2002) aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. De inspanningen op het gebied van de toegang tot en overdracht van technologie (art. 16), waaronder biotechnologie, die van belang is voor het behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit, kunnen als redelijk worden bestempeld. Nederland geeft relatief hoge prioriteit aan biotechnologiebeleid ('Beheer van biotechnologie en de verdeling van de voordelen ervan'; art. 19). Aansluitend op de Integrale Beleidsnota Biotechnologie is een nationale discussie over biotechnologie gestart en er zijn diverse samenwerkingsprogramma's, zoals een belangrijk Nederlands-Indonesisch programma op dit gebied. Er wordt naar gestreefd het Biosafety Protocol nog dit jaar te ratificeren.

Met bovenstaande activiteiten geeft Nederland concreet uitwerking aan de inmiddels meer dan 100 besluiten die door de opeenvolgende conferenties van de Partijen bij het Biodiversiteitsverdrag zijn genomen.

Onderwerpen die nog aandacht verdienen

Er zijn nog enkele onderwerpen waaraan nog weinig of onvoldoende invulling is gegeven. Zo zal de doorwerking van het Verdrag in activiteiten van de economische sectoren nog moeten verbeteren en zo is het begrip biodiversiteit alsmede de doelstellingen voor behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit nog te weinig doorgedrongen in de maatschappij als geheel. Daaraan zal ik in de aanloop naar de zesde Conferentie van Partijen bij het Verdrag extra aandacht besteden. Nederland is in 2002 gastland voor de zesde Conferentie van de Partijen bij het Verdrag. Belangrijke onderwerpen die daar op de agenda staan zijn:

* behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit van bossen,
* toegang tot genetische hulpbronnen,

* maatregelen voor preventie, bestrijding en beheer van invasieve soorten van uitheemse oorsprong, en

* een strategisch plan voor de implementatie van het Verdrag tot 2010.

Daartoe heb ik in de nota 'Natuur voor mensen, mensen voor natuur' meerdere doelen en activiteiten genoemd, zoals het ontwikkelen van een plan van aanpak waarin afspraken worden gemaakt met de agrarische sector over het behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit

Ik zal u in het najaar nog nader informeren over de stand van zaken betreffende de voorbereidingen van COP-6.

De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

G.H. Faber

Bijlage:
Nationale Rapportage 2001 over het Nederlandse biodiversiteitsbeleid (Niet in elektronische vorm beschikbaar)