Dienst uitvoering en toezicht Electriciteitswet

REMU N.V.

reactie op consultatievragen

Aan: DTe
Van: Fokke Goudswaard, reguleringsmanager Datum: 20 juli 2001

Richtlijnen Gaswet Informatie- en consultatiedocument 2001

In het rapport `Richtlijnen Gaswet Informatie- en consultatiedocument 2001' (Dienst uitvoering en toezicht energie DTe, Den Haag, juni 2001) schetst DTe haar rol in de liberalisering en gedeeltelijke regulering van de gasmarkt. REMU gaat hieronder in op het verzoek van DTe om de visie van REMU op de gasmarkt kenbaar te maken door beantwoording van de 66 consultatievragen in het document. Eerst volgt een algemene inleiding met achtergrondinformatie, daarna volgt per consultatievraag een antwoord.

INLEIDING

basisdiensten

In het kader van de regulering benoemt DTe basisdiensten voor transport en opslag van gas. Daarnaast zijn er diensten die in het vrije domein worden aangeboden, zoals levering en wellicht meetdiensten. De basisdiensten zijn door DTe beoogde standaardisaties van diensten door gastransport- en opslagbedrijven met het oog op non-discriminatoire behandeling van de afnemers van deze diensten en bevordering van de concurrentie. Deze diensten dienen voor alle gebruikers van het netwerk beschikbaar te zijn. Als voorbeeld van noodzakelijkerwijs met het transport verbonden diensten geeft de wetgever het volgende (Memorie van toelichting Gaswet, pagina 31): het aanpassen van de benuttingsgraad (`loadfactor') en het aanpassen van de druk en de kwaliteit van het gas. Voor zover het gastransportbedrijf deze diensten verricht moet het daarvan indicatieve tarieven en voorwaarden bekend maken. Ten aanzien van noodzakelijk met transport verbonden diensten stelt DTe dat het in ieder geval gaat om diensten die voor een shipper nodig zijn om te voldoen aan de technische voorwaarden van het transportbedrijf zoals bedoeld in artikelen 11 en 12 Gaswet (randnummer 166 van het consultatiedocument). Deze voorwaarden komen aan de orde bij vraag 1 van het consultatie- document.

consultatie richtlijnen gaswet 1 25-07-01




positie van REMU tot dusver

REMU heeft op 12 december 2000 aan DTe haar voorlopige standpunt ten aanzien van basisdiensten kenbaar gemaakt naar aanleiding van de publicatie van de Voorlopige Richtlijnen. Samengevat:

* gegarandeerd transport; deze dienst biedt REMU aan;
* afschakelbaar transport; deze dienst biedt REMU nu niet aan, maar wij zijn bereid deze dienst aan te bieden op verzoek van een klant en alsdan een contract te ontwerpen; de behoefte hieraan in de markt was voor ons niet waarneembaar, alle afnemers zijn gewend aan zekerheid van gastransport, aan de leveringskant is er mogelijk belangstelling voor een afschakelbare dienst;

* balancering is inbegrepen bij gegarandeerd transport; dit is een gegeven waarvan de kosten ons en andere regionale transportbedrijven door Gasunie in rekening worden gebracht en aldus is het in strikte zin geen eigen basisdienst;
* kwaliteitsconversie; deze dienst biedt REMU nu niet aan en wij hebben er geen faciliteiten voor, in principe zijn wij bereid deze dienst aan een klant aan te bieden op diens verzoek;
* opslag; deze dienst biedt REMU nu niet aan en wij hebben er geen faciliteiten voor, in principe zijn wij bereid deze dienst aan een klant aan te bieden op diens verzoek; REMU is als handelsbedrijf wel geïnteresseerd om potentiële afnemer van deze diensten te zijn.

De huidige positie van REMU komt hiermee overeen. In elk geval wil REMU dat de gasmarkt opengaat. Wanneer alle marktspelers bij Gasunie inkopen ontstaat geen echte markt. Verder willen we voor bestaande en nieuwe klanten kunnen bewijzen dat REMU een goede partner is voor inkoop, handel, levering en transport, maar de dominante positie van Gasunie verhindert dit vooralsnog. De standpunten die DTe in dit consultatiedocument inneemt kunnen we v.w.b. bevordering van de marktopening door ontmanteling van de bijna- monopolies van Gasunie, NAM en BPAmoco toejuichen. REMU bevindt zich daarbij in gezelschap van o.a. VOEG (handelaren), VEMW en VNCI (grote afnemers). V.w.b. de standpunten inzake het transport door regionale gasbedrijven zijn we kritisch over de DTe- standpunten.

Algemene opmerkingen over de rollen van regionale transportbedrijven en Gasunie

In een aantal vragen heeft DTe geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen Gasunie en regional transportbedrijf. Hierbij geldt het definitieonderscheid: hogedruknet (= HTL en RTL) = de Gasunie-netten van 40 bar en hogere druk; lagedruknet = de netten van regionale transportbedrijven van 8 bar en lager. Deze definitie wijkt af van het in de regionale distributie gangbare gebruik van de woorden hoge en lage druk, zoals ook gedefinieerd in de ingediende `Technische Voorwaarden voor aansluiting op een gastransportnet'.

Omwille van de eenvoud kunnen we momenteel stellen: q Transportdienst is een basisdienst van Gasunie en regionale transportbedrijven. q Opslag, conversie, backhaul en balancering zijn basisdiensten van Gasunie en NAM + BP. q Noodzakelijkerwijs met transport verbonden diensten zijn basisdiensten van Gasunie.

consultatie richtlijnen gaswet 2 25-07-01




Hierbij wijzen wij op een deelconclusie in het rapprt van de Brattle Group voor DTe d.d. december 2000 naar aanleiding van de publicatie van de tijdelijke Richtlijnen. Dit rapport stelt (pag. 55) dat regionale transportbedrijven buiten het ontwerpen van verhandelbare transportbasisdiensten gehouden kunnen worden. Het gasdistributiesysteem van een regionaal gastransportbedrijf bestaat uit een aantal vaak niet verbonden deelnetten. Alleen wanneer verschillende shippers via één en hetzelfde deelnet klanten van gas voorzien is er behoefte aan handel in transportcapaciteit op dat deelnet. Dat dit op grote schaal gaat gebeuren wordt onwaarschijnlijk geacht. Een systeem opzetten voor handel in gastransportcapaciteit voor de regionale netten lijkt daarom nutteloos. In aanvulling op randnummer 9 pleiten wij voor richtlijnen apart voor het landelijke transport en richtlijnen apart voor het regionale transport. De regionale gasbedrijven transporteren hoofdzakelijk gas voor de ruimteverwarming. Alleen bij strenge kou zouden zich eventueel knelpunten en capaciteitsproblemen kunnen voordoen. Tot op heden is dit nog niet voorgekomen. Daarom is voorlopig alleen de informatie over transport- en aansluitcapaciteit en de meetinformatie (zie randnummer 76) relevant voor het regionale gastransportbedrijf. Informatie over geplande investeringen volgt uit het capaciteitsplan ex artikel 36 van de Gaswet.

Knelpunten CDS van Gasunie

Gegeven de belangrijke rol van het CDS (Commodity Diensten Systeem, d.i. het standaard geïntegreerde tariefstelsel van Gasunie) in de liberalisering van de gasmarkt en de verhouding tussen Gasunie en de overige transport- en leveringsbedrijven volgen hieronder tenslotte enkele discussiepunten ten aanzien van het contracteren van het transportnet van Gasunie. Deze knelpunten van het CDS zijn eind 2000 geïnventariseerd onder de leden van EnergieNed. In het CDS gelden aparte tarieven voor de levering van de commodity en voor de verschillende diensten. Het CDS geldt zowel voor eigen klanten van Gasunie als voor klanten die Gasunie-gas via derden betrekken, bijvoorbeeld via een regionaal gasbedrijf.

De knelpunten erin zijn v.w.b. het transport:
­ onderling ruilen van capaciteit
­ toegang opslagcapaciteit
­ loadfactor conversie
­ ACQ flexibiliteit
­ afstandsafhankelijk transporttarief en de keuze van entry-points ­ hoogte van de tarieven
­ balancering op uurbasis
­ kwaliteitsaanpassing, back-up en volumeflexibiliteit ­ contractduur.

Voor wat de levering betreft is een belangrijk probleem dat het CDS invoergegevens van individuele afnemers nodig heeft. REMU prefereert inkoop van de commodity gas op geaggregeerd niveau. Gasunie heeft meer dan een half jaar geleden toegezegd het CDS te zullen splitsen in een transportdeel en een leveringsdeel. Tot op het moment van schrijven van dit stuk heeft ons geen mededeling over het resultaat hiervan bereikt, laat staan een uitnodiging voor overleg. Ook al spreekt het consultatiedocument zich niet uit over kwesties m.b.t. levering op de vrije markt, kunnen de leveringsaspecten niet geheel buiten beschouwing blijven, gezien de gedeeltelijke integratie van de verschillende marktrollen van Gasunie.

consultatie richtlijnen gaswet 3 25-07-01




NTPA versus RTPA

De Nederlandse wetgever heeft in navolging van die in enkele andere landen gekozen voor onderhandelde nettoegang (NTPA). Deze basiskeuze wijkt af van die voor gereguleerde nettoegang (RTPA) zoals we die voor elektriciteit kennen, zoals de productie, het transport, de distributie en het aantal aanbieders op de markt eveneens afwijkt van de elektriciteitsmarkt. Wij houden ons dus aan NTPA maar tekenen daarbij aan dat enkele grote bestaande marktpartijen waarschijnlijk meer voordeel uit deze onderhandelingen kunnen halen dan kleinere en/of nieuwe partijen. Hoewel de vraag niet aan de orde is in deze consultatie, wil REMU uitspreken dat introductie van RTPA consequent, verhelderend en rechtvaardig zou zijn en als zodanig toe te juichen. Onderstaande antwoorden zijn echter slechts geldig in een NTPA-omgeving.

consultatie richtlijnen gaswet 4 25-07-01




CONSULTATIEVRAGEN


1. Welke van de technische voorwaarden dienen naar het oordeel van de respondenten te vallen onder de reikwijdte van artikel 11 van de Gaswet (niet onderhandelbaar) en welke onder die van artikel 12 van de Gaswet (onderhandelbaar), en welke aanvullingen zijn er op de gepresenteerde tabel?

Technische voorwaarden ex artikelen 11 en 12 Gaswet zijn de volgende (bron: DTe):

Voorwaarden ex artikel 11 (niet onderhandelbaar):
q voorwaarden m.b.t. de aansluiting: omvang, locatie; maximale capaciteit; verbinding; installatie met net; omgeving van de aansluiting q voorwaarden m.b.t. installaties: technische specificaties; uitbreiding, wijziging q voorwaarden m.b.t. invoedingsinstallaties: technische specificaties q voorwaarden m.b.t. meting: technische specificaties (Meetcode) q voorwaarden m.b.t. beveiliging: beveiliging tussen netten

Voorwaarden ex artikel 12 (onderhandelbaar):
q voorwaarden m.b.t. Wobbe-index
q voorwaarden m.b.t. chemische samenstelling gas
q voorwaarden m.b.t. druk van gas
q voorwaarden m.b.t. temperatuur gas
q voorwaarden m.b.t. kwaliteit gas
q voorwaarden m.b.t. onderhoud netwerk

Uit de bovenstaande tabel leidt DTe af dat de verschillende transportbedrijven geen consequent onderscheid maken tussen technische voorwaarden ex artikel 11 en 12 (randnummer 36 consultatiedocument). De regionale transportbedrijven gaan ervan uit dat bijna alle voorwaarden zoals Wobbe-index, chemische samenstelling, temperatuur, kwaliteit en onderhoud ononderhandelbaar zijn en dus bij artikel 11 horen. Slechts zeer grote klanten die direct van de Gasunie inkopen, bijv. klanten in een ander land, hebben een mogelijk voordeel als deze voorwaarden onderhandelbaar zijn. M.b.t. het drukniveau van de aansluiting biedt onderhandeling slechts een beperkt perspectief: overstappen op een ander dan het aangeboden drukniveau heeft vrijwel zeker een verhoging van òf de aansluitkosten òf de transporttarieven tot gevolg. Het onderhoud van het net moet men zien in verband met transportzekerheid: als men onderhoud onderhandelbaar maakt kan men de vereiste continuïteit niet meer garanderen. Voorwaarden ten aanzien van veiligheidseisen en eisen te stellen aan meetapparatuur en metingen zijn wat ons betreft onderhandelbaar in collectieve zin. Hiervoor dienen codes te worden vastgesteld die tot stand dienen te komen in overleg met representatieve organisaties van netgebruikers.

Voor het overige kan verwezen worden naar de reeds aan DTe toegestuurde Technische Voorwaarden voor aansluiting op een gastransportnet (TVa) en de Indicatieve Technische Voorwaarden voor het verlenen van gastransportdiensten (ITVt). Met toezending aan DTe van de TVa hebben de gastransportbedrijven voldaan aan hun verplichtingen ex artikel 11 van de Gaswet en met de toezending van de ITVt hebben zij voldaan aan hun verplichtingen ex artikel 12 voor zover het de technische voorwaarden betreft. Met de bovengenoemde onderwerpen kan dus niet zonder meer geschoven worden van de reikwijdte van artikel 11 naar die van artikel 12 of omgekeerd.

consultatie richtlijnen gaswet 5 25-07-01





2. Dienen de Richtlijnen, als zijnde gericht op de Nederlandse markt, rekening te houden met de bredere ontwikkelingen op de (regionale) Europese markt? Zo ja, op welke wijze en in welke mate?

De Richtlijnen dienen aan te sluiten bij de huidige realiteit. De Richtlijnen dienen zich daarom in de eerste plaats te richten op de situatie op de Nederlandse markt. Daarnaast is het van belang dat de Richtlijnen rekening houden met het bevorderen van de totstandkoming van één Europese gasmarkt. Derhalve dient te worden voorkomen dat de Richtlijnen bepalingen bevatten die een belemmering vormen voor de interoperabiliteit tussen de gastransportnetwerken in de verschillende EU-lidstaten en dat tarieven en voorwaarden een belemmering vormen voor grensoverschrijdend transport en handel in gas.


3. Welke informatie dienen de gastransport- en opslagbedrijven minimaal bekend te maken, teneinde het Nederlandse NTPA systeem tot een succes te maken?
4. Op welke wijze dient de informatie gepubliceerd te worden? En op welke wijze betekent dit aanpassing van de gangbare praktijk in de gasmarkt?

informatie t.b.v. gashandelaren (' 4.2.1):

Naar het oordeel van DTe (randnummer 73) dienen de transportbedrijven in ieder geval de hieronder cursief weergegeven informatie op transparante en non-discriminatoire wijze te verschaffen aan handelaren en shippers. De informatie moet goed toegankelijk gepubliceerd worden, bijvoorbeeld op de Internetsites van de verschillende transportbedrijven.

a) informatie over beschikbare transportcapaciteit

Op dit moment kan REMU niet voldoen aan een eventueel informatieverzoek met betrekking tot beschikbare capaciteit. Voor de gewenste capaciteitsgegevens heeft men een meting van volume, druk en temperatuur nodig over tijdeenheden van een uur of een dag. Idealiter zouden wij deze gegevens op 2000 punten (distributiestations) moeten verzamelen. Deze mogelijkheid is nog niet te realiseren, behalve bij grote klanten. Wij weten wel door meting op 26 GOS (= gasontvangstations) welke capaciteit daar beschikbaar is, maar niet lager in het net.

b) informatie over onbalans en andere technische informatie

Technisch gezien is er slechts informatie op 26 GOS aanwezig.

c) informatie over verwachte knelpunten in het systeem

Er zal zich een knelpunt kunnen voordoen in een GOS. Te verwachten knelpunten lager in het net zullen blijken uit de investeringsplanning (Capaciteitsplan). Knelpunten als gevolg van de reservering van méér dan de beschikbare capaciteit in het ENBU HD- of LD-net kunnen wij niet altijd signaleren.

consultatie richtlijnen gaswet 6 25-07-01




d) informatie over geplande investeringen

Deze informatie zal ter beschikking staan in de vorm van het wettelijk voorgeschreven Capaciteitsplan, waarbij de vertrouwelijke gegevens als aparte bijlage verstuurd worden, slechts ten behoeve van DTe.

e) afwijkingen van indicatieve tarieven en voorwaarden

Het publiceren van verschillen tussen onderhandelingsresultaten met diverse aanvragers of afnemers in het kader van NTPA achten wij niet passend.

informatie voor eindafnemers van transportdiensten (' 4.2.2):

DTe is van mening dat de gastransportbedrijven in ieder geval de hieronder vermelde informatie op transparante en non-discriminatoire wijze dienen te verschaffen aan de afnemers. De informatie zou op verzoek van de desbetreffende afnemer verstrekt kunnen worden of op periodieke basis aan iedere afnemer kunnen worden toegezonden.

a) transport- en aansluitcapaciteit

REMU stelt deze informatie op verzoek beschikbaar.

b) meetinformatie

Deze informatie gaat vanzelfsprekend middels facturering naar de klant.

informatie met betrekking tot de opslagfaciliteiten (' 4.2.3):

DTe is van oordeel dat ook gasopslagbedrijven ten behoeve van hun klanten informatie dienen te publiceren. Deze klanten zullen volgens DTe in de regel gashandelaren of shippers zijn.

a) informatie over het allocatiesysteem
b) informatie over beschikbare capaciteit, gesplitst naar beschikbare injectiecapaciteit, beschikbare productiecapaciteit en verhuur van werkvolume

REMU heeft op dit moment geen knowhow, maar wel belangstelling om allicht in de markt deel te nemen.


5. Welke (financiële) drempels zijn er volgens respondenten momenteel aanwezig voor toetreders op de markt? Op welke wijze kunnen dergelijke drempels weggenomen worden?

consultatie richtlijnen gaswet 7 25-07-01




Op dit moment zijn er geen hoge drempels in de markt m.b.t. de financiële zekerstellingen bij de capaciteitsboekingen van transport. Maar er bestaan wel aanzienlijke financiële risico's in de markt ten aanzien van kosten voor onbalans, capaciteitsoverschrijdingen, kosten voor kwaliteitsconversie en kosten voor flexibiliteit. Deze kosten worden eenzijdig vastgesteld en in rekening gebracht door het gastransportbedrijf en kunnen derhalve beschouwd worden als toetredingsdrempel. Tevens leidt de methode van uurbalancering (en het daaraan gekoppelde systeem van boetes) tot onevenredig hoge operationele kosten voor gasnetgebruikers. Deze drempels dienen weggenomen te worden door aanpassingen in de tarief- en balanceringssystemen.


6. Zijn respondenten van mening dat het stellen van voorwaarden met betrekking tot het minimum beslag van deze basisdiensten op de vraag in de markt zinvol is? Zo ja, wat achten de respondenten een redelijke indicatie van "een belangrijk deel" van de vraag in de markt?

Dit is zinvol en noodzakelijk. Een kwantitatief antwoord komt uit overleg ex artikel 12 Gaswet tussen beheerders van gastransportnetten en gasopslagfaciliteiten enerzijds en representatieve organisaties anderzijds. Momenteel kan men denken aan een minimumbeslag van 75%.


7. Welke behoeftes hebben respondenten aan verhandelbaarheid van basisdiensten?
Voor de Gasunie-basisdiensten wenst REMU grote contracten die opsplitsbaar zijn. Voor de basisdiensten van de regionale transportbedrijven acht REMU verhandelbaarheid nog niet noodzakelijk.


8. Op welke wijze kan volgens de respondenten op korte en lange termijn het beste vorm worden gegeven aan een systeem van overdracht van rechten voor transport en opslag?

Men moet onderscheid maken tussen het hogedruk en lagedruknet zoals in de Inleiding gesteld. Overdracht van rechten in het hogedruknet dient door een onafhankelijke systeem beheerder gefaciliteerd te worden met behulp van een bulletin board of clearinghouse.


9. Welke bijdrage zou het transportdeel van Gasunie en de opslagbedrijven ten minste moeten leveren aan het verhandelbaar maken van transport- en opslagdiensten?

Het streven is o.i. 100% verhandelbaarheid.


10. Op welke punten in een transportsysteem moet verhandelbaarheid van capaciteit mogelijk zijn? Op welke termijn zou verhandelbaarheid van capaciteit kunnen geschieden?

Op de entrypoints en op de exitpoints dient verhandelbaarheid mogelijk te zijn. Capaciteithandel heeft een fysieke termijnbeperking: een batch heeft een minimale omvang van 1 dag; contracten dienen dus een termijn van 1 dag of langer te bestrijken. Verhandelbaarheid kan starten zodra marktpartijen de consequenties van een aanvaardbare allocatiemethodiek zullen hebben geïmplementeerd; hierover vindt overleg plaats in PVE- kader.

consultatie richtlijnen gaswet 8 25-07-01





11. In hoeverre is het risico van ongewenste speculatie op de secundaire markt naar de mening van de respondenten aanwezig? Indien de respondenten het risico van speculatie op de secundaire markt aanwezig achten, welke methode achten de respondenten het meest geschikt om dit risico tegen te gaan?

Het risico van ongewenste speculatie is aanwezig en derhalve dienen waarborgen tegen misbruik in de Richtlijnen te worden opgenomen. Deze dienen ten minste de volgende elementen te bevatten:

* toepassing van het use-it-or-lose-it principe op bezit van capaciteit
* beperking van het bezit van capaciteit (cap op hoeveelheid capaciteit)
* beschikbaarheidstelling van informatie over beschikbare en gebruikte capaciteit (transparantie)

* veiling van capaciteit in geval van mogelijke congestie.

12. Bestaat er naar de mening van de respondenten behoefte in de markt aan een gegarandeerde transportdienst als basisdienst?

Ja. Op het moment dat men deze basisdienst vaststelt biedt deze bescherming aan bijv. een ziekenhuis dat een tijdspanne vergeten is in te kopen. Hier moet men kiezen tussen maatschappelijke en commerciële opstelling.


13. In hoeverre worden gegarandeerde diensten momenteel door de verschillende transportbedrijven aangeboden? Welke behoefte aan aanpassing leeft er in de markt?

REMU c.q. ENBU biedt de basisdienst transport aan. Ons is niet bekend in hoeverre er behoefte aan aanpassing bestaat. Aanbieding van aanvullende of nieuwe diensten kan leiden tot vraag.


14. Bestaat er naar de mening van de respondenten behoefte in de markt aan een afschakelbare transportdienst als basisdienst? Zo ja, kunnen respondenten aangeven waarom de gegarandeerde transportdienst niet toereikend is en op welke wijze een afschakelbare transportdienst eventueel aangeboden en geprijsd dient te worden?

Afschakelbare diensten, door DTe gezien als wapen tegen langlopende contracten die de gehele capaciteit in beslag nemen, bieden de mogelijkheid de klant in pieken af te schakelen. Dit geeft een prijsvoordeel. Anderzijds is niemand in Nederland gewend te worden afgeschakeld, daar Gasunie en de regionale bedrijven altijd nagenoeg 100% gaszekerheid hebben gegeven (in andere Europese landen ligt het anders). Aanbod van deze dienst kan vraag doen ontstaan, zoals tijdens consultatiezittingen reeds door de marktpartijen is aangegeven. Overigens dient men scherp onderscheid te maken tussen afschakelbaar transport en afschakelbare levering.

consultatie richtlijnen gaswet 9 25-07-01




Vooralsnog zal deze dienst in ons regionale transportnet weinig prijsvoordeel kunnen opleveren, omdat er weinig capaciteitsknelpunten in het net aanwezig zijn en dus ook weinig verzwaringsinvesteringen, waarvan uitstel het prijsvoordeel zou moeten opleveren. Het regionale transportnet is uitgelegd op de maximale vraag die voornamelijk bepaald wordt door de ruimteverwarmingsmarkt. Voor een regionaal gastransportbedrijf is het alleen maar zinvol om afschakelbare transportdiensten aan te bieden wanneer capaciteitsproblemen in het net gaan voordoen. Alleen maar bij extreme koude zou zo'n calamiteit zich voor kunnen doen.


15. Is er een noodzaak om reeds in 2002 afschakelbare diensten in het pakket basisdiensten te hebben?

Afschakelbare diensten m.b.t. transport en opslag zijn belangrijk bij verdere ontwikkeling van de markt. Wij kunnen niet beoordelen of het mogelijk is deze reeds in 2002 gereed te hebben.


16. Welke basisdiensten dienen de regionale transportbedrijven aan te bieden?
Transportdienst. Voor de rest dient de markt dit te bepalen. Wat de klant vraagt zal REMU hem aanbieden.


17. Bestaat er naar de mening van de respondenten behoefte in de markt aan een backhaul als basisdienst? Zo ja, op welke wijze dient deze dienst aangeboden en geprijsd te worden? Is er een noodzaak om reeds in 2002 backhaul diensten in het pakket basisdiensten te hebben?

Ja. Essentieel hierbij is dat de DTe vooraf een methodiek vaststelt ter berekening van de vermeden transportkosten en dat het uitgespaarde voordeel ten goede komt aan zowel systeembeheerder (doelmatigheidsprikkel) als gebruiker (kostenveroorzakingsprincipe). De methodiek dient te worden vastgesteld door de DTe in de Richtlijnen.De backhauldienst is voornamelijk interessant voor de interne markt EU.


18. Zijn er andere transportdiensten die volgens de respondenten als basisdienst aangeboden dienen te worden?

Gasunie dient als basisdienst afschakelbaar naast gegarandeerd transport aan te bieden.


19. Naar welke basisdiensten opslag bestaat op dit moment vraag bij de respondenten? Hoe zouden eventuele bundels samengesteld dienen te worden?

REMU heeft hierover momenteel geen kennis.


20. Kunnen de basisdiensten injectie en productie ook in afschakelbare vorm worden aangeboden? Zo ja, is hier naar de mening van respondenten behoefte aan in de markt?

REMU heeft hierover momenteel geen kennis.

consultatie richtlijnen gaswet 10 25-07-01





21. Achten respondenten het noodzakelijk dat DTe nadere voorwaarden stelt aan de looptijden van contracten voor basisdiensten?

Ja. Uit oogpunt van handelsbevordering behoren deze contracten zo flexibel mogelijk te zijn. Uit oogpunt van goed netbeheer is het gewenst om voldoende lange termijn overeenkomsten te kunnen sluiten. Een evenwichtige verdeling lijkt een verhouding van 80% lange termijn contracten, 20% korte termijn contracten. Er is bijvoorbeeld vraag naar basisdiensten met een duur ter lengte van een deel van het balanceringstijdinterval (= BTI), waardoor het mogelijk wordt om binnen het BTI capaciteit voor transport en opslag te contracteren ter correctie van de individuele balans.


22. Delen respondenten de opvatting dat het vraagstuk van de looptijden van de contracten voor transport, opslag en de noodzakelijkerwijs met het transport verbonden diensten identiek is?

Transport is een issue van regionale transportbedrijven en Gasunie. Opslag en noodzakelijkerwijs met het transport verbonden diensten zijn kwesties van vooral Gasunie en dienen dus anders gereguleerd te worden. Deze laatste diensten zijn bovendien handelshulpmiddelen, in nog sterkere mate dan transport.


23. Welke methoden zijn er om te bevorderen dat een bepaald gedeelte van de transport- en opslagcapaciteit als korte termijn contracten wordt aangeboden?

Het lijkt ons passend indien door afspraken, bijvoorbeeld in PVE-verband, wordt geregeld dat minimaal 20% van de maximaal beschikbare capaciteit niet in lange termijn contracten wordt vastgelegd. Zouden deze afspraken niet mogelijk zijn, dan komt regulering in aanmerking. Over de alsdan in aanmerking komende methode van regulering heeft REMU op dit moment geen opvatting.


24. Welke looptijd van contracten dient DTe in dat verband te beschouwen als korte termijn contracten?

Contracten met minimale looptijd van 1 dag en maximale looptijd van 31 dagen zijn te beschouwen als korte termijn contracten.


25. Met welke looptijd dienen de basis transport- en opslagdiensten in het jaar 2002 minimaal te worden aangeboden en waarom?

Minimale looptijd 1 uur. Bij perioden korter dan 1 dag is de invloed van de samendrukbaarheid van het gas in de netten echter complicerend.


26. Zijn de respondenten van mening dat DTe in de Richtlijnen voor het jaar 2002 regels moet opnemen ten aanzien van de minimale of maximaal toegestane duur van contracten voor basisdiensten? Zo ja, welke?

Nog niet alle informatie over de markt is in 2002 beschikbaar. Eventueel zijn minimale looptijden vast te stellen, zie het antwoord op de vorige vraag.

consultatie richtlijnen gaswet 11 25-07-01





27. Zijn de respondenten van mening dat DTe in de nieuwe Richtlijnen aanvullende voorschriften moet opnemen voor de door het transportbedrijf te hanteren tariefstructuur?

Ja. In de tabel op blz. 37 van het consultatiedocument kan men zien dat de op dit moment bestaande stelsels voor transporttarieven ­ oppervlakkig gezien ­ slecht vergelijkbaar zijn. Ogenschijnlijk is dit in tegenspraak met het raamwerk van principes genoemd in randnummers 109 ­ 111. Zie verder het antwoord op vraag 31.


28. Met welke principes dient een transportbedrijf naar de mening van respondenten bij het opstellen van haar tariefstructuur rekening te houden?

Met de principes die in de Gaswet genoemd zijn. Deze principes zijn adequaat uitgewerkt in de Richtlijnen 2000.


29. Welke tariefstructuur (Gasunie) verdient naar de mening van de respondenten de voorkeur, en waarom? Zijn er andere tariefstructuren die DTe dient te onderzoeken?

REMU is net als DTe voorstander van afschaffing van het point-to-point tarief. Het belangrijkste is hierbij dat het geheel transparant is voor de afnemers. Onze wens is dat de shippers voor het Gasunie-transportdeel gelijkelijk betalen (postzegeltarief). Hierbij is efficiënte kostenorientatie uiteraard wenselijk; de eindafnemer behoeft niet méér te betalen dan nodig. Uit oogpunt van handelsbevordering is het allerbelangrijkste dat Gasunie aan de hele markt gelijke voorwaarden en tarieven biedt.

De stelling van DTe dat uit oogpunt van het kostenveroorzakingsprincipe het postzegeltarief minder geschikt is achten wij niet doorslaggevend. Bij nadere beschouwing van de collectiviteit van het net, de vermazing, de feitelijke kostenstructuur (afschrijving) en de werking van investeringsprikkels lijken de afstandsafhankelijke tariefsystemen geen betere opbrengstenallocatie op te leveren dan het postzegeltarief. Men kan de vergelijking trekken met de tariefstelling zoals we die kennen in het landelijke koppelnet en de regionale netten voor gas en elektriciteit.

De te ontwerpen tariefstructuur hoeft niet te matchen met die van de regionale transportbedrijven mits er geen tariefdragers worden gebruikt waarvoor aanvullende meting nodig is. De componenten hoofdtransport en regionaal transport dienen onafhankelijk van elkaar te worden doorbelast aan de afnemer.

Hoe dienen ­ bij een eventuele keuze voor een entry/exit systeem ­ de entry- en exitpunten bepaald te worden?

Indien er toch géén postzegeltarief komt, dan zou men als exitpunt ­ afgezien van de exportpunten ­ een regionaal gasverdeelstation kunnen kiezen, één niveau hoger dan de huidige inkooppunten: de GOS.

consultatie richtlijnen gaswet 12 25-07-01





30. In welke mate bestaat het probleem van contractueel pancaking in tarieven en voorwaarden momenteel in Nederland? Met welke bepalingen in de Richtlijnen kan DTe dit voorkomen?

Een vrije afnemer van een regionaal transportbedrijf heeft in alle gevallen te maken met minimaal 2 transportbedrijven: het distributiebedrijf en het transportdeel van Gasunie. Zo bestaat de mogelijkheid dat de tariefstructuren van de twee bedrijven niet onderling op elkaar zijn afgestemd ("contractual pancaking"). Contractual pancaking kan ontstaan doordat aaneengesloten bedrijven verschillende tarieven en voorwaarden hanteren, bijvoorbeeld:
- verschillen in tariefstructuur

- verschillen in balanceringseisen

- verschillen in overige voorwaarden (bijvoorbeeld termijnen).
Op dit moment geeft dit geen problemen, daar REMU het CDS 1 op 1 doorgeeft aan de klant. Na splitsing en standaardisatie van het CDS conform de wensen van de markt verwachten wij ook in de toekomst geen probleem.


31. Hoe geschikt is de vergelijking van indicatieve tarieven voor onderhandelingen met regionale gastransportbedrijven?

Vergelijkbaarheid van de stelsels, zonder de eis van volstrekte uniformiteit, is een goede zaak. Op dit moment is die vergelijkbaarheid slecht, omdat de stelsels en tarieven zoals die per
1/10/2000 zijn ingediend bij DTe nog niet geheel getoetst en voldragen zijn. REMU vraagt aan DTe ruimte om in EnergieNed verband te overleggen over de definities, interpretaties, berekeningswijzen en meetmethoden. Door zelfregulering zullen de stelsels in voldoende mate vergelijkbaar worden, zodat de principes van non-discriminatie, transparantie en kostenveroorzaking kunnen worden getoetst door de Toezichthouder nadat overleg met representatieve organisaties van klanten hebben plaats gevonden. De tarieven zelf zullen vervolgens worden gebaseerd op feitelijke kosten voor het transport, die in verband met price cap regulering en andere maatschappelijke invloeden dalend zijn. Zo kan ervaring worden opgedaan met NTPA met een maximale inbreng van de gasbedrijven en hun klanten en een minimale vorm van toezicht.


32. Wat is de mening van respondenten over een grotendeels gebruiksonafhankelijke tariefstructuur voor regionale gastransportbedrijven?

De gebruiksonafhankelijke structuur (volume-onafhankelijk capaciteitstarief) voldoet in hoge mate aan het kostenveroorzakingsprincipe, mits er een goede interne kostenallocatie is. Er zijn vele manieren om een gebruiksonafhankeleijke tariefdrager te kiezen, waaronder de aansluitwaarden en de gecontracteerde capaciteit. Het is niet zeker of het maatschappelijke draagvlak voor een gebruiksonafhankelijke structuur groot genoeg is. REMU heeft wat dit betreft goed begrip gevonden bij haar Klantenpanel.


33. Welke tariefdragers en overeenkomstige tijdseenheden dient DTe ­ per opslagbasisdienst ­ voor te schrijven in de Richtlijnen?

De door DTe voorgestelde tariefdragers lijken ons redelijk, mits dit betekent dat er een relatie is tot momentane capaciteit (in m3/uur) en tot het aantal uren dat deze capaciteit wordt geproduceerd. Tevens dient er een relatie tot de balanceringstijdseenheid te zijn.

consultatie richtlijnen gaswet 13 25-07-01





34. Wat is de mening van de respondenten ten aanzien van de analyse van DTe over de huidige Nederlandse concurrentiepositie van de transportbedrijven?

De visie van DTe is correct: er is vrijwel geen concurrentie tussen distributienetwerken, dus beheerders van transportnetwerken moeten gezien worden als monopolisten.


35. Wat is de mening van de respondenten ten aanzien van de analyse van DTe over de mogelijkheid van pipe-to-pipe concurrentie in Nederland?

Op Europese schaal (EU) is er ruimte voor pipe-to-pipe concurrentie. Regionaal kan pipe-to- pipe op zeer kleine schaal vanzelf ontstaan. Wij zien de overheidsrol niet zozeer in het bevorderen als wel in het wegnemen van belemmeringen. De maatschappelijke kosten van pipe-to-pipe concurrentie zijn vaak hoog. De vraag waarin het voorziet kan vaak beter worden tegemoet getreden met het relativeren van monopolieposities en met overleg tussen betrokken partijen, zoals geregeld in de overeenkomst van samenwerking tussen regionale elektriciteitsnetbeheerders.


36. Zijn respondenten van mening dat (potentiële) pipe-to-pipe concurrentie in de periferie van netwerken aanleiding kan zijn voor onderhandelingen over indicatieve tarieven en voorwaarden?

Allereerst zou onderscheid moeten worden gemaakt tussen de periferie van de Gasunie-netten en die van de regionale netten. Zoals reeds hierboven opgemerkt kan pipe-to-pipe concurrentie een reële optie zijn. In dat verband kan dit invloed hebben op de onderhandeling over individuele tarieven. De indicatieve ofwel standaardtarieven als zodanig worden hierdoor niet beïnvloed.


37. Dient DTe het beginsel van efficiënte kostenoriëntatie naar het oordeel van de respondenten voor te blijven schrijven als uitgangspunt voor de indicatieve transporttarieven (s.v.p. motiveren)?

Het principe dat klanten, al of niet na onderhandeling, niet méér betalen dan noodzakelijk is uiteraard een goed principe. Wij constateren (zie ook het antwoord op vraag 31) dat de transportkosten dalend zijn, niet in de laatste plaats doordat DTe het bestaande reguleringsinstrumentarium toepast. DTe heeft het leeuwendeel van de inkomsten van de gasbedrijven voor de komende twee jaar reeds van een price cap voorzien. De vrije klanten hebben zich kunnen voorbereiden op de onderhandeling over de nettoegang en hebben klachtrecht bij NMa. Ook door andere maatschappelijke processen staan de bedrijfskosten en daarmee de transporttarieven onder druk. Het lijkt ons redelijk om te opteren voor een overgangsperiode zoals ook t.a.v. BP en NAM is voorgesteld. De regionale transportbedrijven zouden dan 2 jaar tijd moeten krijgen om enige ervaring op te doen met NTPA en naar een bepaald efficiencyniveau toe te werken. Daarna zal ook de wetgever willen toetsen of NTPA past in een marktgericht efficiënt transportsysteem. Op grond hiervan pleit REMU ervoor géén extra reguleringsinstrument voor de kostenbasis van de transporttarieven te ontwikkelen.

consultatie richtlijnen gaswet 14 25-07-01




Bij het beoordelen van kostenverlaging dienen de volgende kanttekeningen geplaatst te worden:
(a) Niet alle kosten zijn door de gastransportbedrijven van jaar tot jaar te beïnvloeden. Zo is de CAPEX niet van jaar tot jaar beïnvloedbaar; alleen de investeringen die aan de CAPEX ten grondslag liggen zijn door het gastransportbedrijf beïnvloedbaar. Voorts bestaat de OPEX voor een deel uit kostenposten die niet door het gastransportbedrijf te beïnvloeden zijn. Voorbeelden hiervan zijn precario en de onroerende zaakbelasting. (b) In de Richtlijnen wordt een pleidooi gehouden voor het waarderen van de vaste activa tegen historische kosten. De lange termijn continuïteit van een kwalitatief hoogwaardige gasinfrastructuur en een stabiel tariefniveau vormen de primaire doelstelling van het gastransportbedrijf. Om deze doelstelling te bereiken moeten er in ieder geval voldoende kasstromen gegenereerd worden. De weg naar de kapitaalmarkt moet open blijven en aan de kapitaalverschaffers moeten voldoende zekerheden geboden kunnen worden om gewenste rendementen te realiseren. Dit brengt met zich mee dat een gezonde financieringsstructuur in stand gehouden moet worden. Op deze wijze wordt, zowel voor de korte als voor de lange termijn, voldaan aan de ­ wettelijk verankerde ­ economisch verantwoorde bedrijfsvoering. Daarom pleit REMU voor waardering van activa tegen actuele waarde, bij voorkeur i.r.t. de zgn. Troostwijk-analyse.


38. Welke afschrijvingstermijnen voor welk type activa dient DTe in de Richtlijnen voor het transportdeel van Gasunie, Zebra en de andere regionale transportbedrijven op te nemen?

DTe geeft zelf een aantal standaard afschrijvingstermijnen op om vergelijking mogelijk te maken (pagina 42 van het consultatiedocument). In een concurrerende markt, waar DTe naar toe wil, baseert de boekhouding de afschrijving op werkelijke gebruiksduur (technisch- economische levensduur). Dit verschilt uiteraard per bedrijf en bedrijfsmiddel. Zo bezien zijn standaardtermijnen niet reëel. De DTe-eis in het dataverzoek gas van mei 2001 om te standaardiseren wijkt af van de Tijdelijke Richtlijnen, waarin DTe (randnummer 53) van de te verwachten economische levensduur als afschrijvingsduur uitging. REMU acht eigen keuze van afschrijvingstermijnen juist, mits het financiële beheer als geheel aan redelijke, door DTe te toetsen criteria en continuïteitseisen voldoet.


39. Delen de respondenten de analyse van DTe inzake het hanteren van een WACC? Zijn er argumenten om voor de gastransportbedrijven een andere WACC voor te schrijven ten opzichte van de elektriciteitstransportbedrijven?

Ja, het risico ligt bij gastransport anders dan bij electriciteitstransport. Bij gebruiksafhankelijke tarieven, zoals de huidige, loopt een gasbedrijf (méér dan een elektriciteitsbedrijf) weersafhankelijk risico in de opbrengsten bij gelijkblijvende kosten. Bovendien brengt NTPA en het ontbreken van een monopolie op de netten extra risico's met zich mee t.o.v. elektriciteit.


40. Welke Richtlijnen over het toedelen van indirecte kosten, waaronder operationele kosten, dient DTe voor te schrijven? Zijn er redenen om af te wijken van de tijdelijke Richtlijnen?

consultatie richtlijnen gaswet 15 25-07-01




DTe streeft naar vergelijkbaarheid in verband met benchmarking. In de Tijdelijke Richtlijnen 2000 heeft Dte zich in de kwestie van indirecte kostentoedeling reeds uitgesproken voor een aantal principes die door REMU i.r.t. DTe reeds zijn overgenomen (zie randnummers 57 ­ 60 van de Tijdelijke Richtlijnen en ter vergelijking randnummers 51 ­ 56 van dit consultatiedocument). Zonder deze accounting principles als zodanig te willen bekritiseren pleit REMU voor een kleiner aantal regels, met name w.b. de detaillering en de boekhoudkundige regels (zie randnummers 48 ­ 56 van de Tijdelijke Richtlijnen). Een eenvoudige transparante regulering zal o.i. beter voldoen dan een bos van regels.

Verder pleiten wij ervoor dat DTe de door ons opgegeven en op te geven datasets met de nodige voorzichtigheid beoordeelt gezien de fusies en samenvoegingen die REMU heeft gekend. Waar gegevens met betrekking tot het verleden of de toekomstverwachtingen eenvoudigweg ontbreken, kan niet altijd volledig aan de voorschriften uit de Richtlijnen worden voldaan.

In dit verband pleiten wij tevens voor enige terughoudendheid in het opvragen van gegevens die niet essentieel voor de te nemen besluiten zijn. Echt overleg vooraf over de te stellen vragen kan zeer veel ruis tijdens en na het informatietraject voorkomen in het belang van alle betrokken partijen.


41. Zijn er volgens respondenten nog andere dan de genoemde routes voor het bepalen van het efficiënte kostenniveau denkbaar?

DTe geeft een goed overzicht in tabel 11, pagina 44 van het consultatiedocument, waarbij men samenvattend kan stellen dat route A een ruimere marktwerking toelaat en route B een sterkere rol van DTe als toezichthouder inhoudt.

Wij kunnen ons voorstellen dat men ook door middel van benchmarking het efficiëntieniveau kan beoordelen. Dit zou route C kunnen zijn. Hierbij geldt een kanttekening, gestoeld op ervaringen met vorige benchmarks, dat een goede benchmark goede randvoorwaarden dient te hebben. Dit noopt tot een langere overgangsperiode om benchmarking mogelijk te maken. Een andere mogelijkheid zou zijn een combinatie van route A en route B: route D. Dit houdt in dat men de regionale transportbedrijven een overgangsperiode geeft van 2 jaar waarbij men vrij onderhandelen op grond van indicatieve tarieven toestaat. Daarna kan DTe door een efficiencyonderzoek nagaan in hoeverre het nodig is dat men alsnog tot route B ­ de sterke regulering ­ overgaat. Zie ook de Inleiding van dit antwoorddocument.


42. Hoe dient ­ bij route A en B ­ het efficiënte kostenniveau bepaald te worden voor het transportdeel van Gasunie, Zebra en de andere regionale transportbedrijven?

In geval van route A kan bij regionale transportbedrijven een koppeling worden aangebracht met de x-factor, mits met goede randvoorwaarden. Bij Gasunie ontbreekt dit middel. In geval van route B stelt Dte een efficiencyonderzoek voor.

Voor beide routes komt in ieder geval benchmarking in aanmerking. Bij Gasunie zou de benchmark met buitenlandse (bijv. UK) aanbieders plaats moeten vinden, dit past ook in het concept van de interne EU-markt.

consultatie richtlijnen gaswet 16 25-07-01





43. Welke criteria dienen in acht genomen te worden bij het afbakenen van noodzakelijk met transport verbonden diensten?

Van een noodzakelijke dienst is sprake wanneer toegang tot en gebruik van het gasnet moeilijk of zelfs onmogelijk is zonder deze dienst. De noodzakelijke dienst moet desgewenst door concurrerende partijen kunnen worden aangeboden. Men moet als premisse de gelijke voorwaarden van toegang tot de markt nemen. Hierbij moet men de technische mogelijkheden van regionale transportbedrijven en Gasunie onderscheiden. Regionale bedrijven bieden in verhouding tot Gasunie slechts een beperkt pakket diensten aan. Hierbij kan men de ongelijkheid opheffen door Gasunie te verplichten de diensten die deel uitmaken van het CDS, en die slechts aan derden die niet bij Gasunie kopen tegen (meer-)betaling worden aangeboden, tot basisdiensten voor alle partijen te maken. Men denke aan kwaliteitsaanpassing, back-up, ACQ flexibiliteit, volumeflexibiliteit. Dit past in het voorstel van DTe om te leunen op technische voorwaarden zoals bedoeld in artikel 11 en 12 Gaswet. Vanuit het netbeheer bezien moet men de fysieke haalbaarheid van opdeling van technische voorwaarden in wel resp. niet noodzakelijk met transport verbonden diensten beoordelen met als hoofdcriterium het waarborgen van goed netbeheer.


44. Welke huidige door Gasunie aangeboden flexibiliteitsdiensten dient DTe naar de mening van respondenten te beschouwen als noodzakelijkerwijs met het transport verbonden? Op basis van welke criteria zijn respondenten tot hun afbakening gekomen?

Zie vraag 43.


45. Welke basisdiensten voor flexibiliteit dient naar de mening van respondenten aangeboden te worden?

De basisdiensten voor flexibiliteit dienen dezelfde te zijn als die in het CDS.


46. Op welke grondslag dienen tarieven voor flexibiliteitsdiensten tot stand te komen (per dienst motiveren)?

Ten aanzien van alle flexibilteitsdiensten is er sprake van monopolie. Daarom lijkt ons de grondslag in de eerste fase (2002-2003) de efficiënte kostenoriëntatie met een controletaak voor DTe met een grote transparantie middels publicatie van de calculatieinformatie. Daarna (afhankelijk van de markt eventueel 2004) slechts op basis van publicatie van calculatieinformatie.


47. Dient kwaliteitsconversie naar het oordeel van de respondenten als een noodzakelijkerwijs met het transport verbonden dienst te worden beschouwd?

Ja, dit is in overeenstemming met de wens van de wetgever (Gaswet). Als voorbeeld van noodzakelijkerwijs met transport verbonden diensten geeft de wetgever (MVT Gaswet pagina 31) o.a. de kwaliteit van het gas. Voor zover het gastransportbedrijf deze diensten verricht moet het daarvan indicatieve tarieven en voorwaarden bekend maken.

consultatie richtlijnen gaswet 17 25-07-01





48. Hoe dient een basisdienst voor kwaliteitsconversie er volgens respondenten uit te zien?

REMU heeft hierover momenteel geen kennis.


49. Delen respondenten de mening dat het beginsel van efficiënte kostenoriëntatie moet worden toegepast op kwaliteitsconversie?

Ja, in beginsel. De situatie kan echter met het toetreden van eventuele nieuwe aanbieders van deze dienst anders komen te liggen, derhalve stellen wij voor om dit monopolieregulerende beginsel slechts voor 2002-2003 van toepassing te laten zijn. Hierbij kan men onderscheid maken tussen binnenlandse (historisch ontstane) kwaliteitsverschillen en kwaliteitsverschillen van buitenlandse oorsprong. Met kanttekening dat er binnen de EU geen onderscheid in voorwaarden gemaakt mag worden.


50. Welke voor- en tegenargumenten zijn er om het onderhoud van aansluitingen en meters (periodieke aansluit- of meterdienst) te beschouwen als een noodzakelijkerwijs met het transport verbonden dienst?

Het belangrijkste vóórargument is veiligheid. Veiligheid is wat netbeheerders bindt. Middel om veiligheid te bereiken is certificering, niet de standaardisering van deze dienst tot een basisdienst. Concurrentie is er reeds onder gecertificeerde bedrijven. Veiligheid wordt al bereikt middels certificering, onderhoudsregulering is in principe niet nodig.


51. Hoe dient een basisdienst voor het onderhouden van aansluitingen en meters er uit te zien?

Deze basisdienst dient gesplitst te worden in twee delen: onderhoud van aansluitingen, gereguleerd door DTe; en onderhoud van meters, vrij domein.


52. Delen respondenten de mening dat het tarieven voor deze diensten op efficiënte kosten gebaseerd dienen te worden?

Basisdienst onderhoud van aansluitingen ­ ja; basisdienst onderhoud van meters ­ nee. Ook in dit verband opteren wij voor een overgangsperiode van 2 jaar om de bedrijven zelf ervaring en voorstellen te laten ontwikkelen.


53. Dient DTe aandacht te besteden aan de balanceringsproblematiek bij regionale transportbedrijven (s.v.p. motiveren)?

Ja. Vanuit onze positie als afnemer (klant van CDS resp. Gasunie) speelt dit zeker een rol. Door balancering kan gereguleerde bundeling van inkoop t.b.v. beschermde afnemers mogelijk worden. Een vergelijking met programmaverantwoordelijkheid bij elektriciteit is verhelderend. De opbrengst van balancering (via line-pack) dient ten goede te komen aan de flexibiliteit van het systeem. De fysieke mogelijkheden van balancering op het regionale transportnet zijn in de praktijk echter gering. Per gasontvangstations is er slechts één invoedingsleiding. Het evenwicht in het regionale net wordt in stand gehouden door drukverschillen.

consultatie richtlijnen gaswet 18 25-07-01





54. In welke mate is het wenselijk dat een system operator participeert op de gasmarkt? Hoe bruikbaar is een eventuele tussenvorm tussen uur- versus dagbalancering voor handelaren?

De system operator / landelijk netbeheerder dient o.i. volstrekt onafhankelijk te zijn van handelsactiviteiten over hetzelfde net. De systeembeheerder mag niet participeren op de gasmarkt, anders dan het inkopen van onbalans door middel van een biedingsprocedure analoog aan de onbalansbiedingen bij elektriciteit. Als handelsbelanghebbende kan Gasunie de bedrijfsmatige opdracht hebben om de handelsopportunities van derden te verkleinen, als system operator dient zij die juist te vergroten. Het etmaal vinden wij de kortste periode voor balancering; bij een kortere periode is veel onbalans verrekening nodig die mogelijkheden tot beïnvloeding biedt en de marktwerking vermindert. Handelaren en afnemers zijn gebaat bij een systeem van dagbalancering. Een tussenvorm geeft afwijkingen in de balans tussen de diverse landen en kan problemen geven met de interoperability van de netten. Gezien het belang van Nederland en in het bijzonder van Gasunie in de internationale gasmarkt is het wenselijk een systeem van dagbalancering toe te passen.


55. Wat zijn de minimum voorwaarden waaronder balancering mogelijk is, zonder dat Gasunie misbruik kan maken van haar monopoliepositie als aanbieder van balanceringsdiensten?

Toepassen van een systeem van dagbalancering. Hierdoor wordt de aanwezige flexibiliteit in het netwerk ten volle benut. Spelers op de markt, anders dan Gasunie, hebben dan de mogelijkheid maatregelen te treffen om daadwerkelijk in balans te blijven. Gasunie behoeft het netwerk niet in een daadwerkelijke uurbalans te houden, derden kunnen dit niet, zeker niet als het een levering aan een eindverbruiker betreft. Het is daarom noodzakelijk een balanceringstijdinterval toe te passen waarbij alle spelers de mogelijkheid hebben om in balans te blijven, nl. 1 etmaal.


56. Achten de respondenten een administratief systeem waarmee gastransacties door het transportdeel van Gasunie erkend kunnen worden wenselijk? Zo ja, hoe zou zo'n systeem er dan uit moeten zien, en op welke termijn denken de respondenten dat een dergelijk systeem kan worden ingevoerd?

Bulletin board. De invoering van dit systeem vergt een volledig onafhankelijke systeembeheerder, daar er commercieel gevoelige informatie bij de beheerder van het bulletin board aanwezig is (clearinghouse functie).


57. Op welke wijze dienen de tarieven en boetes voor onbalans bepaald te worden? Wie dient de kosten van de line-pack te betalen?

Op basis van werkelijke kosten. De kosten van line-pack zitten reeds in het transporttarief, line-pack is automatisch onderdeel van een leiding en vergt geen investering door de netwerkbeheerder. Kosten hiervoor kunnen dan ook niet in rekening gebracht worden. Voor zover er meeropbrengsten ontstaan dienen die ten goede te komen aan de flexibiliteit van het systeem.

consultatie richtlijnen gaswet 19 25-07-01





58. Welke vraag naar opslagcapaciteit hebben marktpartijen, gegeven de beschreven technische specificaties (s.v.p. onderbouwd en in kwantitatieve termen beantwoorden)? Onder welke voorwaarden zijn partijen bereid de vraag naar opslagcapaciteit te effectueren?

Er bestaat een grote behoefte aan opslagcapaciteit bij zowel handelaren en shippers als eindgebruikers. De bestaande beheerders daarvan verlenen niet zonder meer medewerking aan toegang. Om de vraag naar opslag te effectueren heeft de markt allereerst de uitspraak van de DTE nodig dat NAM en BP de organisaties zijn die opslag beschikbaar moeten stellen aan de markt. Na de publicatie van de Richtlijnen zal tevens duidelijk worden welke tariefstructuur voor het transportsysteem toegepast gaat worden. Door toepassing van een postzegeltarief, al dan niet gecombineerd met een systeem van entry points, zal de vraag naar opslag duidelijker worden voor de markt. In combinatie met het indicatieve tarief voor opslag, indicatieve tarieven voor transport en de nieuwe tarieven van Gasunie zal de vraag naar onze overtuiging geëffectueerd worden.


59. Delen respondenten de analyse van DTe omtrent transportzekerheid (s.v.p. motiveren)?

Ja.


60. Delen respondenten de analyse van DTe omtrent gaszekerheid (s.v.p. motiveren)?
Ja.


61. Delen respondenten de conclusies uit het technisch onderzoek (s.v.p. motiveren)?
REMU heeft hierover momenteel geen kennis.


62. Onder welke condities is het volgens de respondenten waarschijnlijk dat een markt voor opslagdiensten met marktconforme prijsstelling binnen een beperkt aantal jaren kan ontstaan?

Bij invoering van een systeem van dagbalancering en van gereguleerde, op feitelijke kosten gebaseerde prijzen. Er zal een markt voor opslagdiensten kunnen ontstaan wanneer de drie exploitanten gehouden zijn om non-discriminatoir toegang tot de faciliteiten te verlenen. Uitgaande van een balanceersysteem op dagbasis pleiten wij er voor dat minimaal 50% van de capaciteit gereserveerd wordt voor contracten van 1 jaar of korter. Gecontracteerde opslagcapaciteit dient verhandeld te kunnen worden op de zogenaamde secundaire markt.


63. Welke voorschriften dienen de Richtlijnen te bevatten ten aanzien van de prijsvorming door de gasopslagbedrijven? (Marktgeoriënteerd of gereguleerd, s.v.p. toelichten)?

Gezien het kleine aantal aanbieders en hun marktpositie is regulering gepast.

consultatie richtlijnen gaswet 20 25-07-01





64. Indien partijen voorstander zijn van een marktgeoriënteerd systeem, hoe zou dit er dan uit moeten zien?

Als DTe voorstander is van een marktgeoriënteerd systeem, dan zal zij daarvoor wellicht goede voorbeelden kunen aandragen, bijvoorbeeld een online veiling op basis van online statusinformatie.


65. Welke "best practices" op het gebied van prijsvorming zou DTe moeten bestuderen in het kader van gasopslag?

Men kan aansluiting zoeken bij functionerende voorbeelden in UK.


66. Welke onderwerpen ontbreken in de lijst met prioriteiten voor het jaar 2002 (s.v.p. toelichten)? Welke onderwerpen kunnen ook in latere jaren aan de orde komen (s.v.p. toelichten)?

De prioriteiten brengen verschil aan tussen de liberalisering op de gebied `opslag' en `transport'. Men mist de publicatie van informatie, en de opslagrichtlijn loopt niet parrallel aan de transportzekerheidrichtlijn. Datgene wat hierover in randnummer 31 en de hoofdstukken 5 en 9 staat overtuigt ons niet van de noorzaak van twee sets instrumenten of prioriteiten.

Indien de nummering geen rangorde of volgorde aanduidt, kunnen wij voor het overige instemmen met de keuze van DTe.

consultatie richtlijnen gaswet 21 25-07-01