Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

De Voorzitter van de algemene commissie voor Europese Zaken Postbus 20018 2500 EA 's-GRAVENHAGE

uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
IZ. 2001/1322
datum
20-07-2001

onderwerp
Geannoteerde agenda van de Landbouwraad d.d. 23 juli 2001 te Brussel TRC 2001/7542 doorkiesnummer

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Hierbij deel ik u mee dat op maandag 23 juli a.s. te Brussel een vergadering zal worden gehouden van de Europese ministers van Landbouw. De voorlopige agenda bevat 6 punten. Het is de eerste Landbouwraad onder Belgisch voorzitterschap. De Voorzitter zal een uiteenzetting geven van de prioriteiten voor het komende half jaar. Er zal een oriënterend debat plaatsvinden over het voorstel tot wijziging van de marktordening voor schapen en geiten. Op verzoek van Spanje en Italië wordt wederom stilgestaan bij het onderwerp dopvruchten. Zoals gebruikelijk geeft de Commissie de stand van zaken weer ten aanzien van BSE.

up

datum
20-07-2001

kenmerk
IZ. 2001/1322

bijlage

Onder diversen wordt op verzoek van Denemarken aandacht besteed aan de comitologie-procedure inzake aanpassing EG-wetgeving voor biologische productiemethoden bij landbouwproducten en levensmiddelen. Oostenrijk vraagt onder het punt diversen aandacht voor de harmonisering van de interne markt voor landbouwbedrijfsmiddelen.

1. Goedkeuring van de agenda
2. Goedkeuring van de lijst van A-punten
3. Prioriteiten van het Belgische Voorzitterschap Voor wat betreft de (algemene) prioriteiten van het Belgische Voorzitterschap heeft de Belgische regering zes krachtlijnen voor het voorzitterschap geïdentificeerd:
1. de uitdieping van het debat over de toekomst van Europa; 2. de verbetering van de arbeidskwaliteit, de bevordering van de gelijkheid van kansen en de strijd tegen uitsluiting en armoede;
3. de bevordering van een duurzame economische groei en een gemeenschappelijk economisch beleid;
4. de creatie van een economische ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid;
5. de bevordering van de duurzame ontwikkeling en de levenskwaliteit;
6. de uitbreiding en de versterking van de externe dimensie van de Europese Unie.
Meer in het bijzonder geeft het Belgische Voorzitterschap hoge prioriteit aan de verdere ontwikkeling van de Europese Voedsel Autoriteit (EVA). De recente landbouw- en voedselcrises hebben duidelijk aangetoond dat op het vlak van de bescherming van de consument meer aandacht moet worden besteed aan de voedselveiligheid. Het Belgische voorzitterschap is voornemens om tijdens haar voorzitterschap over te gaan tot de definitieve installatie van de EVA. Voorts zal veel aandacht uitgaan naar de diergezondheid met daarin de opstelling van een positieve lijst voor de samenstelling van diervoeders en de mede op Nederlands en Brits initiatief te houden conferentie over MKZ welke voor december gepland is.
Belangrijke dossiers op het gebied van landbouw die België onder haar voorzitterschap wil afronden zijn:
+ wijziging marktordening voor schapen en geiten; + wijziging marktordening rijst;
+ wijziging marktordening zaaizaad.
4. Herziening marktordening schapen en geiten
Tijdens de Raad zal een oriënterend debat plaatsvinden over het voorstel van de Commissie tot wijziging van de marktordening voor schapen en geiten. De Commissie heeft haar voorstel gebaseerd op een evaluatierapport van de huidige regeling. Dit rapport is in 2000 door de Commissie opgesteld. Tijdens de Raad van mei heeft de Commissie reeds een presentatie van het voorstel gegeven. Het belangrijkste onderdeel van de marktordening schapen en geiten vormt de ooipremie. Deze ooipremie is bedoeld om de schapenhouders een goed inkomen te garanderen. Ieder jaar wordt het verschil berekend tussen de gerealiseerde marktprijs en de basisprijs. Schapenhouders worden gecompenseerd voor het verschil tussen beide door middel van de ooipremie. De Commissie stelt één vaste ooipremie per dier voor van 21 Euro. Dit heeft een aantal voordelen:
+ de premie is stabiel en voorspelbaar (zowel voor de producent als voor het budget);
+ het stimuleert producenten tot reageren op marktsignalen; + het complexe systeem van berekening wordt overbodig; + het is beter aangepast aan de doelstellingen van de WTO. De schapenhouderij draagt bij aan activiteiten in grote gebieden van Europa waar relatief weinig alternatieven bestaan, de zogenaamde benadeelde gebieden. De schapenhouderij is daarmee medebepalend voor de vormgeving van het Europese landschap en het behoud van veel natuurgebieden. In het voorstel van de Commissie is een koppeling opgenomen van een aanvullende ooipremie aan benadeelde gebieden. Deze aanvullende premie bedraagt 7 Euro per dier.
Nederland kan in grote lijnen instemmen met het voorstel van de Commissie hoewel wat mij betreft het voorstel meer hervormingsgezinde elementen had mogen bevatten. Ik ondersteun het streven naar vereenvoudigingen. Derhalve onderschrijf ik de keuze voor één vast bedrag per dier. Tegelijkertijd acht ik het van groot belang dat een koppeling wordt gelegd tussen de premie en diergezondheid. Ik zal tijdens de Raad inbrengen dat gestreefd moet worden via de ooipremie de traceerbaarheid van schapen te vergroten. Bijvoorbeeld door deelname aan een I&R-systeem verplicht te stellen voor toekenning van een (deel) van de aanvullende premie. Traceerbaarheid van schapen bleek tijdens de MKZ-crisis een groot probleem.
Tenslotte ben ik van mening dat de ooipremie betrokken moet worden bij een eventuele discussie in het kader van de mid-term review over de directe inkomenstoeslagen. Hierbij kan worden gedacht aan een discussie over bijvoorbeeld degressiviteit van de inkomenstoeslagen of cross-compliance. Een evaluatierapport zoals genoemd in het voorstel zou dan ook eerder beschikbaar moeten zijn dan eind 2005, zoals nu de bedoeling is.
Regeling Dopvruchten (verzoek Spanje)
De regeling voor dopvruchten heeft een looptijd tot 2006. Het beschikbare budget tot 2006 is 250 miljoen Euro. Een aantal verbeteringsprogramma's in de regeling zou in 2000 aflopen. Bij de prijsafspraken van juli 2000 is besloten dat deze verbeteringsprogramma's met nog één jaar verlengd zouden worden tot en met 2001. Hiermee was een bedrag van 24 miljoen Euro gemoeid. Door het aflopen van een aantal verbeteringsprogramma's eind 2001 verwacht Spanje veel problemen in de dopvruchtensector. Spanje is van mening dat de internationale concurrentiepositie van de dopvruchtensector, ondanks de verbeteringsprogramma's, danig onder druk staat. De reden daarvan is met name de toenemende concurrentie uit voornamelijk Turkije en de Verenigde Staten. Spanje zal tijdens de Raad erop duiden dat in het Europese Parlement (EP) een resolutie is aangenomen waarin het EP de Europese Commissie (EC) verzoekt met voorstellen te komen voor een permanent kader voor steunmaatregelen. Spanje zal de EC vragen met welke voorstellen zij zal komen.
5. Bovine Spongiforme Encefalopathie (BSE)
Zoals inmiddels gebruikelijk zal Commissaris Byrne tijdens de Raad een uiteenzetting geven van de laatste stand van zaken met betrekking tot BSE.
Tijdens de Raad van juni hebben de ministers van landbouw geen gekwalificeerde meerderheid weten te bereiken over een verlenging van het diermeelverbod en het ruimingsbeleid. De Commissie zal volgens de procedures haar voorstellen ten uitvoer brengen. Voor wat betreft het diermeelverbod betekent dit dat de einddatum van 30 juni geschrapt is en de mogelijkheid tot derogatie voor lidstaten niet meer mogelijk is. Aangaande het ruimingsbeleid is alleen het ruimen van het geboorte- en voedercohort en nakomelingen verplicht.

Tijdens de Raad zal ik de Commissie vragen naar de stand van zaken omtrent de harmonisatie van de testkosten, testmethoden en toegestane BSE-tests. Ik vind de gelijkheid voor wat betreft de hoogte en vergoedingen van de kosten in de EU van groot belang. Meer in het bijzonder de vergoeding van kosten van BSE-tests. Niet alleen de kosten per lidstaat verschillen aanzienlijk, ook de vergoedingen door de nationale overheid lopen uiteen. De Commissie had een analyse van deze problematiek toegezegd. Ik zal de Commissie vragen wanneer zij voornemens is met een voorstel te komen over een uniforme doorwerking van de testkosten in de verschillende lidstaten.
6. Comitologie-procedure inzake aanpassing EG-wetgeving biologische productiemethoden bij landbouwproducten en levensmiddelen (verzoek Denemarken)
Denemarken vraagt aandacht voor het feit dat de comitologie-procedure voor aanpassing van de Bijlagen van de Verordening inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen nog niet is aangepast aan het nieuwe comitologiebesluit. Naar de mening van Denemarken is het bij de oude comitologieprocedures moeilijker voor de Raad om een voorstel van de Commissie tot wijziging van één van de bijlagen te verwerpen.
Denemarken brengt deze kwestie naar voren naar aanleiding van een voorstel dat de Commissie gepresenteerd heeft om bepaalde stoffen toe te staan voor gebruik bij productiemethode bij landbouwproducten en levensmiddelen. Denemarken is van mening dat er met dit voorstel een te lange lijst ontstaat met toegestane stoffen welke afbreuk doet aan het biologisch karakter van de betroffen producten. Overigens is het gebruik van een van deze stoffen in Nederland verboden.
Nederland is van mening dat alle basisbesluiten waarin wordt verwezen naar de oude comitologieprocedures zo snel mogelijk dienen te worden aangepast aan het nieuwe comitologiebesluit. 7. Harmonisatie van de interne markt voor landbouwbedrijfsmiddelen (verzoek van Oostenrijk)
Onder het agendapunt diversen zal Oostenrijk aandacht vragen voor de harmonisatie van landbouwbedrijfsmiddelen. Ondanks het bestaan van een interne markt is Oostenrijk van mening dat aangaande de harmonisatie van landbouwbedrijfsmiddelen nog veel verbetering mogelijk is. Meer specifiek zal Oostenrijk aandacht vragen voor harmonisatie omtrent gewasbeschermingsmiddelen en parallel importen daarvan, genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) in zaaizaden, diergeneesmiddelen en landbouwtrekkers. Oostenrijk bepleit voor al deze sectoren een systeem van basisvergunningen die in alle lidstaten geldig zijn.
Het is mij niet geheel duidelijk welk doel Oostenrijk met deze interventie nastreeft anders dan in algemene zin aandacht vestigen op het onderwerp harmonisering. De onderwerpen waar Oostenrijk specifiek aandacht voor vraagt zijn zeer uiteenlopend. Ten algemene ben ik voorstander van verdergaande harmonisatie van de interne EU-markt.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst