Nederlands Uitgeversverbond

Uitgeverij werkt aan breed arboconvenant

Sinds vorig jaar kennen veel branches arboconvenanten. Deze hebben als doel om de arbeidsomstandigheden te verbeteren en om het ziekteverzuim en de WAO-instroom terug te brengen. Zij komen min of meer in de plaats van gedetailleerde voorschriften die de overheid kan opstellen: werkgevers en werknemers spreken zelf af om bepaalde arbeidsrisicos aan te pakken, en krijgen daar ook geld voor van de overheid.
Arboconvenanten hebben een looptijd van vier jaar. Van tevoren wordt afgesproken welke arbeidsrisicos zullen worden aangepakt, welke (zo mogelijk kwantitatieve) doelstelling hierbij wordt nagestreefd, en hoe de aanpak zal zijn. Na vier jaar wordt dan bekeken of de doelstelling inderdaad bereikt is.

Risicos

Arboconvenanten hebben dus altijd betrekking op arbeidsrisicos die voor een bepaalde branche relevant zijn. In de uitgeverijbranche is afgesproken dat werkdruk en RSI zullen worden aangepakt. Bovendien zal worden gekeken hoe reïntegratie van langdurig zieke medewerkers kan worden verbeterd. Het is de bedoeling dat alle bedrijven hieraan mee zullen werken, en dat er over drie tot vier jaar sectorbreed resultaten geboekt zijn. De intentieverklaring om te komen tot een arboconvenant in het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf is vorig jaar op 9 oktober officieel ondertekend tijdens een bijeenkomst op het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarbij onder meer directeur-generaal R.IJ.M. Kuipers en directeur J. Bommer van het Uitgeversverbond aanwezig waren.

In de herfst van dit jaar zullen werkgevers, werknemers en de overheid het convenant opstellen en ondertekenen. Als voorbereiding hierop is een onderzoek in uitvoering genomen door het Instituut voor sociaal-wetenschappelijk beleidsonderzoek en advies (IVA Tilburg, projectleider drs. Frans Marcelissen) ), waarin wordt nagegaan hoe groot de risico's met betrekking tot werkdruk, RSI en reïntegratie zijn, en hoe op dit moment in de branche met reïntegratie wordt omgegaan. Bovendien wordt onderzocht wat een goede aanpak van deze problemen voor de branche is. Daarbij wordt nadrukkelijk gekeken naar de ervaringen die tot nu toe zijn opgedaan. Alle werkzaamheden die worden verricht ten behoeve van de totstandkoming van het arboconvenant, waaronder het onderzoek, worden voor 100% gesubsidieerd door de overheid. En ook daarna zal de overheid meebetalen aan de financiering van de maatregelen zoals die in het arboconvenant worden afgesproken.

Anders doen

Werkdruk en RSI zijn op dit moment de belangrijkste werkgebonden oorzaken van WAO-instroom in Nederland. Grofweg veroorzaken psychische problemen en aandoeningen aan het bewegingsapparaat tweederde van de WAO-instroom. Bij zowel werkdruk als bij RSI is de oplossing niet zozeer minder doen, maar anders doen. Dat betekent bij voorbeeld dat werkdruk het beste tegengegaan kan worden door het werk zo goed mogelijk te organiseren, of beter nog: werknemers de kans te geven om zelf het werk zo goed mogelijk te organiseren. Dat betekent ook: een goede afstemming van privé-leven en werk. Daar ligt ook een belangrijke deel van de oplossing van RSI-problematiek: niet voorschrijven hoeveel uren je achter de computer mag zitten, maar mensen de kans geven de werkplek en het werk zo in te richten dat je zo gezond mogelijk kunt werken.

Begeleiding

Wanneer mensen desondanks ziek worden, is het van groot belang dat zij goed begeleid worden, en dat eventueel nagegaan wordt of veranderingen in baan of werkplek noodzakelijk zijn. Daar is samenwerking tussen werkgever, arbodienst en uitvoeringsinstelling (die bij voorbeeld subsidies kan geven) van groot belang. Dat betekent: reïntegratie- en verzuimbeleid. Ook dit komt aan de orde in het convenant. Met een goed reïntegratiebeleid zijn gigantisch bedragen te besparen. Dat heeft onder andere te maken met de PEMBA-premie: de extra WAO-premie die een bedrijf moet betalen, wanneer iemand in de WAO komt. Om een illustratie te geven: wanneer een modale werknemer in een modaal uitgeversbedrijf in de WAO komt, kost dit het bedrijf aan extra WAO-premie al gauw 150.000 gulden!

Drie onderdelen

Het onderzoek dat is begonnen, bestaat uit drie onderdelen.


1. Als eerste stap is een enquête onder 40 bedrijven gaande. Daarin wordt aan het hoofd personeelszaken of een directielid gevraagd welke risico's er in het bedrijf bestaan met betrekking tot werkdruk en RSI, wat men op dit moment doet aan deze risico's en wat men doet aan reïntegratie van zieke werknemers. De 40 bedrijven vormen een doorsnede van de bedrijven in de uitgeverijbranche, wat betreft grootte en regionale spreiding. Ook een aantal kranten doet mee, omdat ook dagbladjournalisten onder het arboconvenant vallen. De enquête wordt via e-mail verspreid. Het is ook de bedoeling om via e-mail het formulier terug te sturen, maar wanneer een deelnemer liever per gewone post of fax reageert, dan is dat natuurlijk ook geen probleem.


2. Bij de tweede stap wordt nagegaan hoeveel mensen last hebben van RSI en werkdruk, en wat precies de aard van de risico's is. Daarvoor wordt aan alle werknemers van de 40 bedrijven gevraagd een enquête in te vullen. Deze gaat via internet. De enquête is uiteraard anoniem. Wel kunnen de onderzoekers de resultaten ervan koppelen aan de bedrijvenenquête. Op deze manier kan men goed nagaan wat de risico's binnen de bedrijven zijn, wat er op dit moment aan gebeurt, en welke gevolgen dit heeft.


3. Bij acht van de veertig bedrijven kijken, praten en meten de onderzoekers ook echt. Daar wordt geprobeerd om een gericht advies te geven over wat er zou kunnen gebeuren om de werkdruk en RSI te bestrijden, en om de reïntegratie te bevorderen. Dit zullen niet noodzakelijkerwijs bedrijven zijn waar extreem hoge risico's heersen, het gaat er ook om te laten zien wat er in een gewoon bedrijf kan gebeuren. Ook wordt nagegaan wat er moet gebeuren om de adviezen in te praktijk te brengen. Op deze manier komt goed tot uiting wat uitgeversbedrijven kunnen doen. Ook andere bedrijven kunnen hiervan leren.

Methode

Hoe gaat een internet-enquête? De werknemers worden dus ondervraagd via internet. De werkgevers worden ook benaderd via e-mail, maar dat is geen echte internet-enquête omdat de enquête wordt ingevuld alsof het een papieren vragenlijst is. Een echte internet-enquête houdt meer in. Daarbij krijgen alle werknemers een mailtje, met de vraag om naar een bepaalde website te gaan. Wanneer ze daar komen, wordt hen gevraagd of ze al eerder meegedaan hebben, en zo ja het nummer op te geven dat ze toen gekregen hebben. Wanneer het de eerste keer is, krijgen ze dus een nummer. Vervolgens vullen zij een vragenlijst in wat meestal ongeveer twintig minuten duurt. De meeste mensen vinden dat het invullen veel sneller gaat dan bij een papieren vragenlijst. Er hoeft geen moeite te worden gedaan om de enquête op te sturen. Verder kan on line toelichting op het onderzoek worden opgevraagd. Als je op wilt houden, wordt aangegeven dat je eventueel nog een keer terug kunt komen om verder te gaan. Dan moet je wel het nummer onthouden dat je gekregen hebt.

Enquêtering via internet is een relatief nieuwe methode die voor iedereen efficiënt en prettig kan zijn. Verwacht wordt dan ook dat vele werknemers mee zullen doen, ook al omdat goede arbeidsomstandigheden voor iedereen, werkgevers en werknemers, van levensbelang zijn.
Wat hebben uitgeverijbedrijven aan het onderzoek? Het onderzoek zal het mogelijk moeten maken om goede afspraken te maken over wat we willen bereiken met het arboconvenant, en hoe we werkdruk, RSI en reïntegratie zullen aanpakken. Bovendien zullen de case-studies voorbeelden opleveren die het voor iedereen duidelijk maken hoe je de problematiek kunt aanpakken. Maar dan moet het onderzoek wel betrekking hebben op een goede doorsnee van de uitgeverijbedrijven. Daarom is het zo belangrijk dat iedereen hieraan meedoet.

De veertig bedrijven die meewerken krijgen een samenvatting van de resultaten, vergeleken met de rest van de branche. Deze gegevens kunnen zij gebruiken voor hun eigen arbobeleid. De acht bedrijven die aan de case-studies deelnemen, krijgen veel meer: zij krijgen een gericht advies over wat er in hun bedrijven zou kunnen gebeuren aan werkdruk, RSI en reïntegratie. Het is natuurlijk aan hen om hiermee wat te doen.