Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid

PERSBERICHT

NAAR EEN EUROPABREDE UNIE
rapport nr.59



Uitbreiding dwingt EU tot prioriteitstelling en beleidshervorming

4 september 2001

De Europese Unie moet duidelijker prioriteiten stellen ten aanzien van de toetredingseisen waaraan de kandidaat-lidstaten uit Midden- en Oost-Europa moeten voldoen. Tevens moet nog voor de toetreding worden begonnen met de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het cohesiebeleid. Alleen dan kan een spoedige toetreding van de Midden- en Oost-Europese landen tot de EU worden bewerkstelligd terwijl tegelijkertijd de verworvenheden van de Unie behouden blijven.

Dit is de kern van het rapport Naar een Europabrede Unie dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid vandaag publiceert. Aanleiding voor het uitbrengen van dit rapport is de zorg dat belangrijke verworvenheden van de Unie worden aangetast als gevolg van de EU-uitbreiding. Tegen deze achtergrond analyseert de WRR de ontwikkelingen in de betrokken landen alsmede de kansen en bedreigingen van toetreding, zowel voor de kandidaat-landen zelf als voor de Europese Unie. In het rapport doet de raad voorstellen voor de wijze waarop de toetreding in algemene zin moet worden ingericht. Hij werkt deze voorstellen tevens uit op een aantal beleidsgebieden van de Unie.

Toetreding op basis van een kernacquis
Het huidige uitgangspunt van de Unie is dat een kandidaat-lidstaat pas kan toetreden wanneer hij alle regels van de EU (het acquis) heeft overgenomen en deze ook adequaat kan uitvoeren. Deze strategie heeft in de betrokken landen tot grote inspanningen geleid en op vele beleidsgebieden zijn aanzienlijke vorderingen geboekt. Het wordt echter steeds duidelijker dat de overname van bepaalde onderdelen van het acquis een dermate groot beslag legt op de publieke middelen van de kandidaat-lidstaten, dat dit ten koste gaat van investeringen die noodzakelijk zijn voor hun economische inhaalgroei en verdere transformatie. Waar de toetredingseisen deze transformatie in de weg staan, zo meent de WRR, moet voorrang worden gegeven aan transformatie. Hiermee wordt weliswaar de drempel voor toetreding in eerste instantie verlaagd, maar op middellange termijn is dit ook in het belang van de Unie zelf. Een voortgezette economische groei genereert immers de middelen om goed te kunnen functioneren binnen het Unie-verband.

Daarom beveelt de WRR aan dat de EU voor de evident problematische beleidsterreinen een ondescheid maakt tussen:

* een niet-onderhandelbaar kernacquis, dat wil zeggen die onderdelen van het acquis die wezenlijk zijn voor het goede functioneren van de EU en als absolute voorwaarde gelden voor de toetreding, en
* een restacquis, dat bestaat uit minder essentiële, maar vaak wel kostbare onderdelen van het acquis, waarvoor bij toetreding een geleidelijk invoeringstraject moet worden vastgelegd.

De WRR heeft deze gedachte uitgewerkt in voorstellen voor een kern- en een restacquis op drie belangrijke beleidsgebieden, namelijk de interne markt, het milieubeleid en het beleidsterrein van justitie en binnenlandse zaken. Het uitgangspunt dat de kandidaat-lidstaten uiteindelijk het gehele acquis overnemen en implementeren, blijft gehandhaafd. De raad benadrukt dat de Unie het kernacquis proactief moet formuleren en communiceren naar de kandidaat-lidstaten.

Met deze voorstellen wordt, zo meent de WRR, spoedige toetreding van een aantal kandidaten mogelijk zonder dat de belangrijke verworvenheden van de Unie worden aangetast. Het alternatief een verder uitstel van de toetreding acht de raad niet alleen ongewenst vanuit het gezichtspunt van de kandidaat-lidstaten, maar ook voor de Unie zelf.

Hervorming van het GLB en cohesiebeleid voorafgaand aan de toetreding Hiernaast vergroot de uitbreiding in sterke mate de urgentie om het gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB) te herzien. Wanneer het GLB ook gaat gelden in de nieuwe lidstaten, zou dit de noodzakelijke herstructurering van de landbouw daar sterk vertragen. Daarom beveelt de WRR aan dat de Nederlandse regering zich er hard voor maakt overeenstemming over verdere liberalisering te bereiken nog vóór de eerste toetredingsronde plaatsvindt. De regering moet aansturen op een uitfasering en ontkoppeling van de directe inkomenssteun en een verdere afbouw van de agrarische handelsprotectie aan de buitengrenzen. Het GLB moet zich vooral gaan richten op een vraaggeoriënteerde (kwaliteits)productie. De WRR keert zich tegen de tendens dat de huidige GLB-subsidies voor directe inkomenssteun structureel worden overgeheveld naar de EU-plattelandssteun (de zgn. tweede pijler van het GLB). Dergelijke subsidies zouden eveneens de herstructurering van de landbouw in Midden- en Oost-Europa schaden.

Plattelandssteun via de EU is wél gerechtvaardigd als één van de oogmerken van het cohesiebeleid, maar dan uitsluitend in de armere landen en gericht op ontwikkeling van het platteland (via omscholingsprogrammas e.d.). Meer in het algemeen bepleit de raad dat het communautaire cohesiebeleid wordt ingezet om reële convergentie tussen de armere en rijkere lidstaten te bevorderen. Fondsen dienen daarom alleen te worden ingezet in de armere lidstaten, en het steunbedrag dient hoger te zijn naarmate het land armer is. Dit betekent dat een einde moet worden gemaakt aan de gegroeide benadering van juste retour ten aanzien van de financiering door de rijkere lidstaten.

Behoud van verworvenheden na toetreding door versterking recht en bestuur
Naar het oordeel van de raad noopt de uitbreiding wel tot versterkte aandacht voor het bestuurlijk en juridisch vermogen. De uitvoering en handhaving van Unie-beleid berusten in overwegende mate bij de lidstaten, en de kwaliteit van de betreffende organen in de kandidaat-lidstaten laat ondanks geboekte vooruitgang nog te wensen over. Uitstel van toetreding met enkele jaren lost dit probleem niet wezenlijk op. Een belangrijk onderdeel van de reeks voorstellen die de WRR op dit gebied doet, betreft de in zijn ogen wenselijke instelling van een Europese rechter per lidstaat. Deze zou een schakel kunnen vormen tussen de nationale rechter en het Europese Hof, en zo de doorwerking van het Europese recht bevorderen.



Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Naar een Europabrede Unie, Rapporten aan de Regering nr. 59, Den Haag: Sdu Uitgevers, 2001.

ISBN 90 12 09 322 8.



Deze publicatie (Prijs f 92,50) is te bestellen bij: Sdu Servicecentrum Uitgeverijen
Postbus 20014
2500 EA 's-Gravenhage
tel. 070-378 9880
fax 070-378 9783
U kunt ook rechtstreeks via de bestelpagina op de internet site van de Sdu bestellen

De publicatie is in zin geheel ook beschikbaar op de website van de WRR: Naar een Europabrede Unie.


Nadere inlichtingen zijn te verkrijgen bij het bureau van de WRR: dr. S.J. Langeweg tel. 070 - 356 4651
drs. I.J. Schoonenboom tel. 070 356 4663