Centrum voor Arbeidsverhoudingen

Toespraak SG bij opening Academie voor wetgeving Concept spreektekst minister Korthals
Inleiding door prof. mr. C.R. Niessen



Toespraak SG bij opening Academie voor wetgeving

Dames en heren,

Prettig dat u er allen bent.
Het is me als voorzitter van de stuurgroep van de Academie voor Wetgeving een eer en genoegen u te verwelkomen, hier in deze oude vergaderzaal van de Tweede Kamer.
Een uiterst passende locatie - hier is over menige wet gedebatteerd. Door ministers, door Kamerleden, en in een enkel geval door een burger die bij wijze van protest op de tafel klom om zo zijn mening kracht bij te zetten.
Leden van de griffie verzochten dan vriendelijk of de zaal kon worden verlaten, zodat er verder kon worden gedebatteerd - soms tot diep in de nacht, tot aan gekkenwerk toe.

Ik zal vandaag niet op de tafel springen en wil u hier evenmin vasthouden tot diep in de nacht.
Wel wil ik kort met u enkele gedachten delen over deze nieuwe prestigieuze opleiding, de Academie voor wetgeving.

Na mij verricht de minister van Justitie de opening van dit academisch jaar.
Vervolgens is het woord aan de heer Hoekstra, de voorzitter van de stichting in oprichting voor de Academie.
En daarna houdt professor Niessen, de rector van de Academie, zijn rede.

Dames en heren,
Waarom een wetgevingsacademie? En waarom juist nu een dergelijk instituut?
Op de brochure waarmee wij jonge juristen voor deze opleiding geworven hebben stond een slagzin die luidde:
Wetten maken die de tand des tijds doorstaan.
En daarbij stond een afbeelding van Hammurabi, die 3800 jaar geleden Koning van Babylon was en als eerste rechtsregels verzamelde en vastlegde.
De oplettende lezer zal meteen gedacht hebben dat die Babylonische rechtsregels de tand des tijds niet hebben doorstaan - we hebben nu immers andere wetten.
Het is maar hoe je het bekijkt.
Hammurabi stelde in steen dat - ik citeer - 'de sterke de zwakke niet zal verdrukken' en dat 'wees en weduwe recht gedaan zal worden'. En dat zijn toch rechtsbeginselen die zo in onze huidige Grondwet zouden passen.

Dames en heren,
Het moet wellicht niet ons oogmerk zijn wetten te maken voor de eeuwigheid, maar wetten moeten wel goed zijn en goed blijven. De sprekers na mij zullen verder ingaan op wat precies een goede wet is, ik wil hier iets zeggen over de voorgeschiedenis van deze opleiding en de opzet ervan.

Gezien de tijd maak ik even een sprong van Hammurabi naar Securitel. Securitel was geen koning, maar - zoals dat heet - een 'affaire'. Kort en goed kwam het er op neer dat we geen Brusselse lof oogstten voor de naleving van de plicht om Nederlandse regels in Europees verband te melden.
Dat was niet zo mooi.
Maar van een affaire kun je altijd wat opsteken en ook hier was dat het geval.
Want een gevolg van Securitel was dat een groep wijze mannen en vrouwen onder de noemer Visitatiecommissie Wetgeving het maken van wetten onder de loep heeft genomen.
Begin vorig jaar presenteerde de commissie haar bevindingen aan het kabinet in het rapport 'Regels en risico's'
En op basis van de aanbevelingen van deze commissie besloot het kabinet tot een gezamenlijke interdepartementale aanpak bij het werven en opleiden van wetgevingsjuristen.

En nu, een ruim jaar later, start deze interdepartementale opleiding. Dit is een onvoorstelbare prestatie - Rijksbrede samenwerking blijkt echt mogelijk.

Ik hoop - en verwacht ook - dat dit we deze opleiding mogen beschouwen als een teken dat het verkokerde Den Haag definitief tot het verleden behoort. Dat is nog niet helemaal zo. In Den Haag kan van kennis en ervaring soms nog beter gebruik worden gemaakt. Ik noem maar één voorbeeld. Waarom niet alles wat de coördinatie van de voorbereiding en uitvoering van Europees recht betreft onder de verantwoordelijkheid van één minister gebracht? Die van Justitie.
En dan ook het pleiten in Straatsburg en Luxemburg.

Het gaat hier om een postdoctorale opleiding voor juridisch toptalent. Er is plaats voor een select gezelschap van 15 tot 20 personen per jaar, die werken onder het oog van een patroon, stage lopen en vervolgonderwijs zullen krijgen van experts.
We kunnen hier van spreken van een stevige investering. Ik meen dat het Churchill was die zei dat de beste investering was 'putting milk into babies'.
Het talent dat wij in huis halen, kan hier tot wasdom komen.

De opleiding vergt trouwens ook een investering van de cursisten. Zij krijgen te maken met een zeer zwaar programma. Ik denk dat het de moeite waard is, voor ons, voor hen. Voor de gehele Rijksoverheid en daarmee uiteindelijk voor de burger. Nu kan ik me voorstellen dat sommigen zich afvragen of 15 a 20 nieuwe wetgevingsjuristen per jaar wel genoeg is.
Is het wel meer dan de druppel op een gloeiende plaat? Ja, dat is het volgens mij zeker.
Temeer omdat het de bedoeling is dat in 2002 ook de wetgevingsjuristen die al in dienst zijn cursussen gaan volgen aan de Academie dan wel goedgekeurd door de Academie.
Zo gaan we Rijksbreed de zittende wetgevingsjuristen bij de tijd houden ( - en ook de staande voor zover die er zijn.) Geen geringe opgave - we hebben het over rond de 700 juristen in totaal.

Dames en heren,
De steun en animo voor de Academie is enorm geweest, maar dat mag de inspanningen van alle betrokkenen zeker niet uitvlakken. En ik wil iedereen daarvoor hartelijk danken.
Ik denk dan aan de leden van de Projectgroep Interdepartementaal Personeelsbeleid, de Projectgroep Academie voor Wetgeving, het SG beraad, de directeuren Wetgeving die de moeite hebben genomen zitting te nemen in de Klankbordgroep - allen zeer veel dank voor uw inspanning.

Ik dank u voor uw aandacht en geef graag het woord aan de minister.



Concept spreektekst minister Korthals,
dd 3 september 2001 tgv opening Academie voor Wetgeving

Dames en heren,

Edmund Burke zei ooit eens: "Bad laws are the worst sort of tyranny."

En de man had gelijk. Daarom investeert dit kabinet in de kwaliteit van wetgeving, om te komen tot goede wetgeving. Om dat te benadrukken heb ik namens het kabinet vorig jaar een nota aan de Tweede Kamer toegestuurd over de kwaliteit van wetgeving. Dit is de Nota Wetgevingskwaliteitsbeleid.

De belangrijkste reden om te komen tot kwalitatief goede wetgeving is dat wetgeving de hele maatschappij raakt. Iedereen heeft op allerlei manieren met wetgeving te maken en heeft er hinder van als de kwaliteit niet goed is. De kwaliteit van wetgeving is ook van belang voor de uitvoering van de wetgeving door de rechterlijke macht. En tenslotte gaat het over de geloofwaardigheid van de overheid.

Om goede wetten te maken zijn ook goede wetgevingsjuristen nodig. Elke wetgevingsjurist bij elk ministerie moet daarom deskundigheid en vaardigheden bezitten die op zijn taak zijn toegesneden. Ik noemde daarnet de Nota Wetgevingskwaliteitsbeleid. Op deze nota is geadviseerd door de Raad van State. In zijn advies zegt de Raad dat de sleutel voor de kwaliteit van wetgeving voor alles ligt in de beschikbaarheid van voldoende goede en ervaren wetgevingsjuristen. De Raad wijst erop dat goede wetgevingsjuristen niet worden geworven, maar ontwikkeld.

Die mening onderschrijf ik. Maar voordat wetgevingsjuristen kunnen worden ontwikkeld tot goede en ervaren wetgevingsjuristen, moeten zij worden geworven.

Dat vond ook de Visitatiecommissie Wetgeving in haar rapport "Regels en risico's". De Commissie adviseerde om te komen tot een interdepartementaal personeelsbeleid voor wetgevingsjuristen. Ministeries moeten samen werken aan onder andere het werven en opleiden van wetgevingsjuristen. Dit advies heeft het kabinet ter harte genomen.

Eén van de onderdelen van dat gezamenlijke personeelsbeleid is de Academie voor Wetgeving. Via de Academie werken de ministeries samen aan het werven en opleiden van wetgevingsjuristen. De Academie gaat vandaag van start met een opleiding voor startende wetgevingsjuristen. Het doet me deugd dat we erin geslaagd zijn om 19 mensen van topkwaliteit voor deze opleiding aan te trekken. Zij hebben een zware selectieprocedure doorlopen.

Het zijn 19 mensen die kiezen voor een vak, die er plezier in hebben de fijne kneepjes van dit ambacht te leren. Mensen die het in zich hebben om uit te groeien tot goede wetgevingsjuristen.

Maar, wat maakt iemand nu tot een goede wetgevingsjurist? Over welke eigenschappen moet hij beschikken? Of beter: over welke eigenschappen moet zij beschikken? Want de meesten die vandaag beginnen zijn vrouw.

In het binnenkort te verschijnen boekje Het meesterschap van de wetgevingsjurist gaat de heer Veerman in op de vraag welke eigenschappen de wetgevingsjurist moet hebben. Het blijkt dat de wetgevingsjurist moet in het bezit zijn van een gelukkig mengsel van tegenstrijdige eigenschappen.

Grote precisie gaat gepaard met verbeeldingskracht. Denken wordt gaat samen met doen.
Studiezin gaat vergezeld van realiteitszin, gevoeligheid voor politieke tactiek en voor de psychologie van het Binnenhof.

Uit mijn eigen ervaring, als minister die regelmatig met wetgevingsjuristen aan tafel zit, zou ik daar nog een belangrijke eigenschap aan toe willen toevoegen.

Een wetgevingsjurist moet incasseringsvermogen hebben. Een wetgevingsjurist krijgt namelijk regelmatig te maken met zowel juridische als beleidsmatige en politieke realiteiten. En die realiteiten willen nog wel eens botsen. Het zijn soms heel verschillende invalshoeken.

Er kunnen daardoor situaties ontstaan waarin misschien niemand het standpunt van de wetgevingsjurist deelt. Dit kan betekenen dat een wet er uiteindelijk heel anders uit komt te zien dan de wetgevingsjurist gewenst had. En dat vraagt soms om incasseringsvermogen. Want ook dan wordt er van hem verwacht dat hij zijn beste beentje voor zet, en doet wat er van hem verlangd wordt. Ik weet zeker dat de startende wetgevingsjuristen tijdens hun opleiding ook hierover veel zullen leren van de oude rotten in het wetgevingsvak.

Het wordt tijd dat ik mij tot deze starters wend. U weet nu wat er van u verwacht wordt. En u weet wat u te wachten staat.

Ik ben er trots op dat we u hebben weten binnen te halen. En ik weet dat u er trots op bent dat u aan deze opleiding mag deelnemen. Dat u zich dit boeiende ambacht meester mag maken. Trots dat u zich in zoveel belangstelling mag verheugen.

Ik wens u een periode van groei toe.

Dit gezegd zijnde is nu het moment aangebroken waarop ik de Academie voor Wetgeving open. Daar komt altijd wat symboliek bij kijken. Daarom heb ik hier een naambord. Het naambord van de Academie voor Wetgeving. En dat wil ik hierbij graag overhandigen aan de voorzitter van het bestuur van de Stichting Academie voor Wetgeving in oprichting, de heer Hoekstra.

Het naambord verdient een plaats naast de voordeur - niet zijn voordeur, maar die van de Academie.
Ik dank u.



terug naar boven

De prijs van professionaliteit

Inleiding, gehouden op 3 september 2001 bij de opening van de Academie voor Wetgeving, door de Rector van de Academie, prof. mr. C.R. Niessen.

Er bestaat een schilderij van Magritte, waarop een enorme pijp is afgebeeld, en dat als titel heeft meegekregen: "Ceci n'est pas une pipe". Deze inleiding van mij is geen openingstoespraak, maar een college. Als Rector van de Wetgevingsacademie behoor je het Academisch Jaar te openen met een college. En mijn college gaat over de prijs van professionaliteit.

Dames en heren studenten aan de Academie voor Wetgeving, geachte overige aanwezigen,

Zomaar een paar citaten uit kranten en boeken:


- "In dat jaar verruilde de golfer de amateurstatus voor die van professional."


- " In de loop der tijd professionaliseerde het ambtelijke apparaat."

- "Lance Armstrong is binnen en buiten het peloton het prototype van een professional."


- "Zij reageerde op deze tegenslag professioneel."
Uit deze weinige citaten blijkt al dat professionaliteit een containerbegrip is.

In de eerste plaats is er de professional, die anders dan de amateur, van zijn hobby zijn beroep heeft gemaakt, en daarmee full time geld verdient.

In het voorbeeld van een professionalisering van het ambtelijk apparaat gaat het - ik zou haast zeggen: per definitie - niet om geld verdienen, maar om het verder ontwikkelen van vakmanschap.

In het voorbeeld van Lance Armstrong, de Tourwinnaar, gaat het zeker om geld verdienen met zijn vak - heel veel geld zelfs -, maar daarin onderscheidt hij zich slechts gradueel van de rest van het peloton. Bij Lance Armstrong gaat 't om professionaliteit in de zin van voortdurend zoeken naar verbetering van het materiaal en de techniek van het fietsen, en om de entourage: het zich omringen met een technische staf, lijfwachten en een keur van persvoorlichters en public relations managers.

In het laatste voorbeeld dat ik gaf, gaat het om professionaliteit in de zin van het vaardig kunnen omgaan met de wederwaardigheden in het functioneren, de ups en downs in je carrière, het vakmanschappelijk reageren op "the slings and arrows of outrageous fortune" die zich bij de beoefening van het vak kunnen voordoen.

Wat is professionaliteit?
Al deze voorbeelden doen de vraag rijzen, wat professionaliteit is. De grondgedachte van professionaliteit in de gegeven voorbeelden lijkt mij: het beoefenen van een vak met een bepaalde mate van vakmanschap. Dat er met het vak geld verdiend kan worden lijkt mij subsidiair: ook amateur-sporters kunnen een vergoeding voor het beoefenen van hun sport krijgen, en professioneel reageren op tegenslagen in je vak heeft niets met geld verdienen te maken.

Professionaliteit heeft dus in de grond te maken met het beoefenen van een vak met een bepaalde mate van vakmanschap. Laten wij ons niet in de war laten brengen door een verkeerd gebruik van het woord: "professionaliteit". Ik bedoel dit: ergens op de Frederik Hendriklaan hier in Den Haag staat een zonnebankstudio, en die voert als reclame: "professioneel zonnen". Ik zie mij daar al melden met als beroep: zonnebader, en om daar nog geld voor te krijgen ook!

Terug naar wat professionaliteit wél is. Een professional - zo luidt een gangbare omschrijving in de vakliteratuur over professionaliteit - is iemand die functioneert in een functie met een hoog indetermination/technicality - ratio.

Technicality duidt op technieken die men kan leren beheersen, en waarbij intuïtie en creativiteit nauwelijks een rol spelen. Indetermination duidt op onbepaaldheid, op ongewisheid; vraagstukken die aan de functionaris worden voorgelegd, dienen met intuïtie en creativiteit te worden onderzocht en van een oplossing voorzien.

Een paradox?
De paradox van professionaliteit lijkt `m hierin te zitten, dat naarmate iemand meer de technieken beheerst - de technicality -, hij beter met de onbepaaldheid: de indetermination kan omgaan. De indetermination/technicality - ratio zou dan lager worden. En de consequentie van die redenering is, dat betrokkene minder professioneel zou zijn.

Transponeren we dit op de Academie voor Wetgeving en op haar studenten, dan zou de Academie haar studenten helemaal niets moeten leren, om ze maar professional in optima forma te laten worden en blijven. Dit nu kán niet waar zijn, en ís ook niet waar.

Het eerste wat men zou kunnen stellen is, dat ik de verkeerde definitie van professionaliteit heb genomen. Daar wil ik niet aan, want het blijft waar, dat professionals juist degenen zijn die met hun vaardigheden, hun gereedschappen, hun creativiteit en intuïtie de indetermination te lijf moeten en kunnen gaan.

Neen, de paradox van de professionaliteit is maar een schijnbare paradox: de indetermination/technicality-ratio, die kenmerkend is voor het werken van professionals, wordt niet lager doordat iemand de technieken van zijn vak beter gaat beheersen. De I/R-ratio blijft hoog, omdat het openbaar bestuur gekenmerkt wordt door een voortdurende en zich voortdurend uitbreidende onbepaaldheid en ongewisheid. Dat zit `m niet alleen in de complexiteit van het openbaar bestuur zelf, met z'n vraagstukken van politieke verantwoordelijkheid, toezicht, controle en inspectie, het voortdurende dilemma tussen schaalvergroting en schaalverkleining, en dergelijke. De indetermination die het openbaar bestuur oplevert, is ook gelegen in de steeds complexer wordende samenleving, mede beïnvloed door megatrends als internationalisering/Europeïsering, de ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologie, individualisering en wat dies meer zij.

Geen wonder dus dat mensen als de Amerikaanse managementfilosoof Mintzberg van oordeel zijn dat het jaren van opleiding kost, en vooral ook van training-on-the-job, om de indetermination te leren hanteren; om vaardigheden te verkrijgen die noodzakelijk zijn om de hoge mate van onbepaaldheid in het werk, op adequate wijze te kunnen oplossen.

De prijs van de professionaliteit - het onderwerp waar ik het vandaag met u wil hebben - zit `m in de eerste plaats hierin: een professional is niet iemand die geleerd heeft om professional te zijn, maar iemand die constant bijleert om professional te worden en te blijven. Dit is de eerste betekenis van de term: de prijs van professionaliteit. De prijs van professionaliteit is hier: leren en blijven leren.

Hierin is natuurlijk ook een pleidooi vervat voor de oprichting van de Universiteit voor bestuurders en ambtenaren, waar ik het al eens eerder over heb gehad. Ik herinner mij dat ruim 30 jaar geleden in het allereerste groepje van wat wij nu rijkstrainees zouden noemen, al met de gedachte van een Nederlandse ENA gespeeld werd. Tot dat groepje behoorde uw Rector, en de huidige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Misschien komt het er nog eens van.... Maar laat ik mij beperken tot de Academie voor Wetgeving.

Aan de training voor professionals haar steentje bijdragen, en dan speciaal voor de professional wetgevingsjuristen-in-de-dop; dat is de opdracht die de Academie graag vervult. En niet uitgesloten is dat zij in de toekomst ook een rol mag spelen in de éducation permanente van alle wetgevingsjuristen.

Waar Weber het niet over heeft gehad
Steeds leren om kennis en vaardigheden te verwerven en te behouden; een leven lang leren om nieuwe kennis en vaardigheden te verwerven. De legitimatie van de professional is immers gelegen in het vertrouwen dat de afnemers van zijn diensten, inclusief de politieke en ambtelijke leiding in het openbaar bestuur, hebben in zijn deskundigheid en competentie, en die beide moeten steeds worden onderhouden. Bij die deskundigheid en competentie gaat het niet alleen om datgene dat Weber ziet als basis voor de carrière van een ambtenaar, te weten: Fachwissen - de vakkennis - en Dienstwissen - de kennis van de bedrijfsgeheimen. Daarbij gaat het ook om kennis en vaardigheden waar Weber het niet over heeft gehad, maar die ik onmisbaar acht voor de hedendaagse ambtelijke professional, of hij nu wetgevingsjurist is of niet:


- Demokratiewissen;

- Rechtsstaatswissen en

- Integritätswissen;

het democratisch en rechtsstatelijk besef en het integriteitbewustzijn, waar de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid eens over heeft geadviseerd.
Het gaat ook om het Verfahrenswissen, d.w.z. niet alleen de kennis van de procedures, maar ook het weten, "hoe de hazen lopen" in Den Haag.

Voor professional wetgevingsjuristen-in-spé komen daar nog zulke inzichten bij als:


- "Een perfecte wet die te laat komt, is een slechte wet."
- "Maak haast als je tijd hebt; dan heb je tijd als je haast hebt."
- "Wetgevingsjuristen behoren niet de remmers-in-vaste-dienst te zijn."

Legitimering van professionals
Ambtelijke professionals ontlenen hun legitimatie aan het vertrouwen dat hun afnemers, met inbegrip van de ambtelijke en politieke leiding, in hun deskundigheid en vaardigheden hebben. Daar staat een prijs tegenover: de prijs van professionaliteit in de tweede betekenis van deze term is, dat professionals door de kwaliteit van hun producten zich dat vertrouwen waard tonen. En als ik het over kwaliteit heb, dan gaat het zowel om de inhoudelijke, als om de procedurele kwaliteit:
- "Kwaliteit op tijd; dat is de prijs van professionaliteit".
Maar ook voor de afnemers van de producten van professionals is er een prijs te betalen voor de geleverde kwaliteit. Ik richt mij nu tot de aanwezige politieke en ambtelijke leidinggevenden: in ruil voor de geleverde deskundigheid dienen politieke en ambtelijke leidinggevenden:


- aan de professionals speelruimte en faciliteiten te bieden om hen de
vraagstukken met veel indetermination te laten oplossen - waar zij zo goed in
zijn -;


- aan hen alle relevante informatie te geven, anders kunnen zij niet adequaat hun werk verrichten;


- naar de rest van de organisatie uit te stralen dat men vertrouwen heeft in de professional;


- te zorgen voor een aparte carrièrelijn voor professionals/specialisten.

Ook dat is de prijs van professionaliteit, maar dan van geleverde professionaliteit. Dat is de derde betekenis van het begrip: de prijs van professionaliteit.

Dames en heren studenten aan de Academie voor Wetgeving; geachte overige aanwezigen,
Ik rond af. Ik heb het vandaag gehad over de prijs van professionaliteit in drie betekenissen. Ik heb het gehad over de prijs van professionaliteit in die zin, dat professionals die prijs betalen door kwaliteit op tijd te leveren, juist om het vertrouwen van hun afnemers te verwerven en te behouden.

De prijs van professionaliteit in een andere betekenis van die term, is de prijs die de afnemers van de diensten van die professionals behoren te betalen, vanaf facilitering van professionals tot het scheppen en instandhouden van een afzonderlijke carrièrelijn voor professionals/specialisten.

Tenslotte is er de prijs van professionaliteit in de betekenis die ik het eerst noemde: professionals moeten steeds leren om de deskundigheid en vaardigheden op te doen, die hen in staat stellen om met de indetermination binnen hun vakgebied om te gaan.

Voor het geven van die opleiding en training voor professional wetgevingsjuristen-in-spé en voor alle wetgevingsjuristen, staat de Academie voor Wetgeving klaar. Een mirakel, aan de totstandkoming waarvan diverse professionals, ik mag wel zeggen: magiërs, hebben gewerkt. Dankzij hun professionele toverkunsten en ondanks de indetermination die het gehele project kenmerkte, kan ik de lichting 2001 van studenten aan de Academie voor Wetgeving nu hartelijk welkom heten!

En ik geef ze als devies mee, wat het devies van de Academie zou kunnen zijn, en zeker van de Universiteit voor bestuurders en ambtenaren (waar ik het níet over zou hebben); een oude Chinese wijsheid, die ook voor de overige aanwezigen van waarde zou kunnen zijn:


- "Streef niet naar hoge ambten, maar naar de kennis om ze te verwerven."

En hiermee verklaar ik het Academisch Jaar 2001-2002 voor geopend!

Literatuuropgave

- P.J. Biemans, Professionalisering van de personeelsfunctie, Delft 1999.

- H. Jamous en B. Pelloile, Professions or selfperpetuating systems? Changes in the French university hospital systems, in: J.A. Jackson, Professions and Professionalization, Cambridge 1970.
- D.H. Maister, Management van professionele organisaties, Ned. vert., Schoonhoven 1999.

- H. Mintzberg, Organisatiestructuren, Ned. vert., Schoonhoven 1992.
- M. Weber, Wirtschaft und gesellschaft, Tübingen 1980.