Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
VVM. 2001/3168
datum
04-09-2001

onderwerp
BSE in Nederland
TRC 2001/8744 doorkiesnummer

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Hierbij informeer ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, omtrent twee gevallen van BSE. Het eerste geval, het elfde geval in 2001, betreft een rund van een bedrijf te Eerbeek waarvan de uitslag is bevestigd op 24 juli. Het tweede geval, het twaalfde geval in 2001, betreft een rund van een bedrijf in Ambt Delden waarvan de uitslag is bevestigd op 23 augustus. Het totaal aantal BSE-gevallen in Nederland sinds 1997 komt daarmee op 20.

datum
04-09-2001

kenmerk
VVM. 2001/3168

bijlage

Toepassing nieuw ruimingsbeleid
Door een aanpassing van het ruimingsbeleid zoals vermeld in mijn brief van 19 juli jl. (VVM. 2001/2616) bestaat de mogelijkheid niet het hele bedrijf en alle nakomelingen van het rund met BSE te ruimen, maar het ruimen te beperken tot dieren met een verhoogd risico op BSE. Tot de dieren met een verhoogd risico behoren de nakomelingen van het rund met BSE die jonger zijn dan 2 jaar, het voedercohort en het geboortecohort. De beide in deze brief gemelde BSE-gevallen zijn de eerste waarbij het nieuwe ruimingsbeleid van toepassing was.

Betrokken veehouders hebben besloten geen gebruik te maken van de mogelijkheid tot partiële ruiming, vanwege de beperkingen voor de bedrijfsvoering. Beide bedrijven zijn daarom geheel geruimd alsmede alle nakomelingen. De veehouders zijn op de gebruikelijke manier schadeloos gesteld.

BSE-geval Eerbeek
Het rund, geboren op 22 maart 1994, was gehuisvest op een bedrijf in Eerbeek, provincie Gelderland. Het rund is op 17 juli aangeboden voor de slacht. De uitgevoerde snelle BSE-test bleek op 18 juli positief. Op 24 juli werd de uitslag van de snelle BSE-test door nader onderzoek bij ID-Lelystad bevestigd.

Het bedrijf van het rund met BSE is op 18 juli verdacht verklaard en klinisch geïnspecteerd. Op het bedrijf verbleven op dat moment 105 runderen. Deze runderen vertoonden geen symptomen van BSE.

Het karkas, de organen en de slachtafvallen van het betreffende rund, of de batches waarin zich onderdelen van het rund met BSE bevonden, zijn door de RVV op 18 juli 2001 getra-ceerd en tot SRM bestemd.

Na de verdenking op basis van de uitslag van de snelle BSE-test zijn de onderzoeken gestart naar de herkomst en de verblijfplaatsen van de nakomelingen van het rund met BSE die jonger waren dan 2 jaar en de runderen uit het geboorte- en voedercohort.
Van het rund met BSE zijn 4 nakomelingen (2 mannelijk en 2 vrouwelijk) geregistreerd. Hiervan waren 2 geslacht, was 1 aanwezig op het bedrijf en 1 op een ander bedrijf in Nederland.
Het geboortecohort bestond uit 96 runderen, hiervan verbleven 5 op het betreffende bedrijf, waren 2 afgevoerd naar een ander bedrijf in Nederland, 72 geslacht, 2 geëxpor-teerd en waren 15 runderen wel afgemeld bij afvoer maar niet door de aanvoerder aangemeld. Vermoedelijk zijn deze dieren geslacht of gedestrueerd. Het voedercohort bestond, naast de runderen behorende tot het geboortecohort, uit 143 runderen. Hiervan verbleven 16 op het betreffende bedrijf, waren 3 afgevoerd naar een ander bedrijf in Nederland, 107 geslacht, 4 geëxporteerd en waren 13 runderen wel afgemeld bij afvoer maar niet aangemeld door de aanvoerder. Vermoedelijk zijn deze dieren geslacht of gedestrueerd.

De runderen van het bedrijf met BSE en de runderen aanwezig op andere bedrijven in Nederland zijn gedood na de bevestiging van het resultaat van de snelle BSE-test op 24 juli 2001. Deze dieren worden door ID-Lelystad onderzocht op BSE.

BSE-geval Ambt Delden
Het rund, geboren op 1 juli 1996, was gehuisvest op een bedrijf in Ambt Delden, provincie Overijssel. Het rund is op 15 augustus 2001 aangeboden voor de slacht. De uitgevoerde snelle BSE-test bleek op 16 augustus 2001 positief. Op 23 augustus werd de uitslag van de snelle BSE-test door nader onderzoek bij ID-Lelystad bevestigd.

Het bedrijf van het rund met BSE is op 17 augustus 2001 verdacht verklaard en klinisch geïnspecteerd. Op het bedrijf verbleven op dat moment 100 runderen. Deze runderen vertoonden geen symptomen van BSE.

Het karkas, de organen en de slachtafvallen van het betreffende rund zijn door de RVV na het bekend worden van de uitslag van de snelle BSE-test getraceerd. Delen van het karkas waren als batch traceerbaar op het slachthuis, andere delen waren afgevoerd. De batches met de afgevoerde delen zijn achterhaald. Het karkas, de organen en de slachtafvallen van het rund met BSE, of de batches waarin zich deze delen van het rund met BSE bevonden, zijn getraceerd en door de RVV tot SRM bestemd.
De afvoer van delen van het rund uit het slachthuis was niet overeenkomstig het door het slachthuis in overleg met de RVV vastgestelde protocol. Het bedrijf heeft voor de afvoer van delen van het rund van het slachthuis een schriftelijke waarschuwing gehad van de RVV. Daarbij is aangegeven dat bij een volgende overtreding de erkenning van het slachthuis zal worden opgeschort.

Na de verdenking op basis van de uitslag van de snelle BSE-test zijn de onderzoeken gestart naar de herkomst en de verblijfplaatsen van de nakomelingen van het rund met BSE die jonger waren dan 2 jaar en runderen uit het geboorte- en voedercohort.
Van het besmette rund zijn geen levende nakomelingen geregistreerd (alleen twee doodgeboren kalveren).
Het geboortecohort bestond uit 119 runderen: 15 nog aanwezig op het bedrijf, 3 op een ander bedrijf in Nederland, 86 geslacht, 2 geëxporteerd, 2 dood gemeld door de veehouder en waren 11 runderen wel afgemeld bij afvoer maar niet aangemeld door de aanvoerder. Vermoedelijk zijn deze dieren geslacht of gedestrueerd. Het voedercohort bestond, naast de hierboven genoemde runderen, uit 8 runderen. Hiervan waren 2 aanwezig op het bedrijf, 5 geslacht en was 1 geëxporteerd.

De runderen van het bedrijf met BSE en de runderen aanwezig op andere bedrijven in Nederland zijn gedood na de bevestiging van het resultaat van de snelle BSE-test op 23 augustus 2001. Deze dieren worden door ID-Lelystad onderzocht op BSE.

Tracering
De Algemene Inspectiedienst stelt voor beide BSE-gevallen een onderzoek in naar het veevoederspoor en naar de runderen waarvan de verblijfplaats in het I&R-systeem onbekend is.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst

Reageren