Ministerie van Defensie



Toespraken

tentoonstelling "werving in de 20ste eeuw" in het Mariniersmuseum der Koninklijke Marine te Rotterda

07-09-2001

Toespraak minister van Defensie, mr. F.H.G. de Grave ter gelegenheid van de opening van de tentoonstelling "werving in de 20ste eeuw" in het Mariniersmuseum der Koninklijke Marine te Rotterdam op 6 september 2001

Schout-bij-nacht, generaals, dames en heren,

Vandaag kijken we hier in het Mariniersmuseum met deze bijzondere tentoonstelling terug op werving in de vorige eeuw. In die eeuw is ook mijn carrière begonnen en ik heb - toen ik het verzoek kreeg de tentoonstelling te openen - nog eens teruggedacht aan de stappen die je toen moest zetten om aan een baan te komen.

Hoe ik uiteindelijk als Minister van Defensie geworven ben, laat ik maar even buiten beschouwing want u weet ministers worden op een hele aparte manier geworven !

De situatie op de arbeidsmarkt na mijn studie was we spreken over begin jaren tachtig niet rooskleurig: je moest zelf initiatief nemen om aan een baan te komen. Er werd niet zo actief door grote werkgevers geworven in vergelijking met de grote wervingscampagnes van nu.

Hoewel ik als dienstplichtige wel kennis had gemaakt met het Defensie-bedrijf, in het bijzonder met de Koninklijke landmacht, koos ik voor mijn eerste echte baan voor het bankwezen. Ik kan mij eerlijk gezegd ook niet herinneren dat Defensie in die tijd grote wervingscampagnes had.

Lange tijd werd door de dienstplicht de krijgsmacht als het ware automatisch gevuld en hoefde men niet grootschalig te werven, zij het dat Defensie door de jaren heen steeds wel moeite heeft moeten doen om technisch beroepspersoneel te werven. Nu de opkomstplicht is opgeschort en we sinds jaren al geen dienstplichtigen meer kennen, moet Defensie veel inspanning plegen om de krijgsmachtdelen in voldoende mate met gekwalificeerd personeel te vullen. Kijkend naar de geschiedenis kan worden vastgesteld dat de werving van personeel voor de krijgsmacht steeds veel aandacht heeft gevergd. Opvallend zijn de grote overeenkomsten tussen de aanpak van de werving in het verleden en de huidige werving. Neem bijvoorbeeld een advertentie uit het jaar 1795 waarin het volgende staat: "Het Comité tot de Zaaken van de Marine, adverteert hiermede aan allen, die zulks eenigszins zoude mogen aangaan, dat hetzelve, tot bevordering van de Werving voor 's Lands Schepen, heeft goedgevonden uit te looven eene Premie van veertien Guldens voor ieder Matroos; die zich binnen den tyd van veertien Dagen, na de Publicatie deezes, in 's Landsdienst, als Matroos, zal willen engageeren; en zulks boven de zeven Guldens, welken tot hiertoe door dezelven, by de aanneming, zyn genoten."

Kennelijk kostte het in de 18e eeuw al de nodige overtuigingskracht en financiële stimulans om personeel binnen te halen. Vast staat dat er ook in de eeuwen daarna steeds sprake is geweest van premies om bepaalde categorieën militair personeel te werven.

Uiteraard zijn er ook grote verschillen tussen nu en vroeger. Vroeger maakten de krijgsmachtdelen gebruik van ronselaars. Zo had bijvoorbeeld Michiel de Ruyter een eigen ronselaar in de stad Haarlem. Het zou natuurlijk ondenkbaar zijn dat de huidige Bevelhebber der Zeestrijdkrachten per stad zijn eigen ronselaars zou hebben.

In de tweede helft van de vorige eeuw werd overigens ook het belang van vrouwen voor de krijgsmacht ontdekt. Frappant acht ik de motivering die ooit werd opgenomen in een brochure waarmee vrouwen werden aangespoord om bij de krijgsmacht te komen werken. Ik citeer: "er zijn nu eenmaal in elk bedrijf functies waarvoor mannen minder geschikt zijn. Omdat ze het van de vrouwen verliezen als het aankomt op geduld, nauwgezetheid, fantasie, gezelligheid: kortom die typische vrouwelijke eigenschappen die in elk bedrijf onmisbaar zijn." Einde citaat uit een brochure van de Koninklijke marine. Ik had overigens ook soortgelijke teksten van andere krijgsmachtdelen kunnen oplezen.

Dat denken ligt natuurlijk ver achter ons. Vrouwen zijn onmisbaar geworden bij elk krijgsmachtdeel. Op een enkele uitzondering na worden bij alle onderdelen van de krijgsmacht, vrouwen toegelaten met inbegrip van gevechtsfuncties. Hun opmars binnen de militaire rangen is duidelijk gaande. Het is een kwestie van tijd voordat de eerste vrouwelijke generaal, commandeur of commodore benoemd zal worden.

Terugkijken op het verleden, zoals vandaag bij deze tentoonstelling, kan heel leerzaam zijn, zeker nu we met het oog op de toekomst alle zeilen bij moeten zetten om voldoende personeel te verkrijgen en te behouden. Niet voor niets zijn we bij defensie hard aan het werk om de werving te optimaliseren in nauwe samenhang met een goede doorstroom en een verantwoorde uitstroom van personeel. Eén aspect dat in de afgelopen jaren steeds meer aandacht heeft gekregen is het zoeken naar op het individu toegespitste loopbaanperspectieven. In dit verband wordt bij de werving in toenemende mate aandacht besteed aan het terugdringen van de uitval tijdens het wervingsproces. Er wordt kritisch gekeken naar het traject dat gevolgd wordt om aan gestelde eisen voldoen. Bijvoorbeeld waar ligt het meetmoment: meteen bij de keuring en selectie of later tijdens de opleiding? Mogelijkheden worden benut om diegenen die niet meteen geheel voldoen aan gestelde opleidingseisen, toch op het gewenste niveau te brengen bijvoorbeeld door het laten volgen van extra deelopleidingen, hetzij bij defensie hetzij extern. Het beleid is erop gericht om verstandiger omgaan met de man of vrouw die belangstelling toont voor een baan bij Defensie.

Er zijn allerlei varianten denkbaar om jongeren binnen te halen bij de krijgsmacht. Ik noem als voorbeeld onze nauwe samenwerking met regionale opleidingscentra. Met deze centra hebben we zogeheten doorschakelprojecten opgezet waardoor jongeren in de laatste fase van hun opleiding kennis maken met het bedrijf dat Defensie heet. Met dit soort initiatieven zijn we op de goede weg.

Uitgangspunt is dat de belangstelling van jongens en meisjes om militair te worden - zo enigszins mogelijk - gehonoreerd dient te worden. Dit vergt van Defensie als organisatie een grote mate van flexibiliteit en een doelgerichte benadering van sollicitanten. De reeks van verbetermaatregelen die de Staatssecretaris in het voorjaar heeft aangekondigd tonen aan dat Defensie voortdurend bezig is onze wervingsinspanningen aan te scherpen.

Uiteraard blijft het van belang dat geen water in de wijn wordt gedaan ten aanzien van de eisen die nu eenmaal gelden voor personeel dat dient in een moderne, technologisch hoogwaardige krijgsmacht. Personeel dat in buitengewoon moeilijke omstandigheden moet kunnen opereren. Wij vragen veel van onze mensen en - dat kan niet genoeg gezegd worden hun inzet is enorm. Ik heb dat tijdens mijn twee werkbezoeken aan UNMEE weer eens kunnen aanschouwen. Ook gisteren tijdens mijn werkbezoek aan onze Luchtmobiele compagnie in Macedonië raakte ik onder indruk van de inzet van ons personeel.

Dames en heren, ik sluit af.

Een mooi staaltje van inzet mag ook worden genoemd de samenstelling van de tentoonstelling "werving in de 20e eeuw". Tevens denk ik te mogen vaststellen dat Defensie nog steeds een aantrekkelijke organisatie is om bij te werken. Het "Zorg dat je erbij komt" van de in Rotterdam en daarbuiten legendarische Dorus, heeft wat dat betreft niets aan actualiteit heeft ingeboet!

Ik verklaar hiermee de expositie voor geopend.