Ministerie van Defensie



Kamervragen en antwoorden

de samenwerking tussen gemeenten en militaire organisaties bij de voorbereiding op rampenplannen

05-09-2001

Onder verwijzing naar bovengenoemde brief bied ik u hierbij, mede namens de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de antwoorden aan op de vragen van het Tweede-Kamerlid Van den Doel inzake de samenwerking tussen gemeenten en militaire organisaties bij de voorbereiding op rampenplannen.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

H.A.L. van Hoof

1. Is het waar dat de burgemeester van Leeuwarden in 1998, en opnieuw in februari 2001, aan de minister van Defensie heeft gevraagd om een intensievere samenwerking tussen de gemeente en de vliegbasis Leeuwarden m.b.t. de voorbereiding op en de bestrijding van rampen? (VNG-magazine, 20 juli jl., pag. 15)

2. Zo ja, waarom is hier tot op heden nog nooit op gereageerd?

Het onderwerp van de samenwerking tussen de brandweerkorpsen is niet, zoals in de vragen wordt verondersteld, de rampenbestrijding, maar de brandbestrijding, in het bijzonder in de regio van Friesland waarin zowel de gemeente als de vliegbasis Leeuwarden ligt.

In juli 1998 heeft de werkgroep "Samenwerking Brandweer" een rapport en een concept-convenant opgesteld over een gefaseerde samenwerking tussen de civiele en militaire brandweer van Leeuwarden. In het interview in het VNG-magazine van 20 juli jl. stelt de burgemeester van Leeuwarden dat zij midden juli 1998 per brief het eindrapport en een concept-convenant ter uitvoering van de samenwerking aan de minister van Defensie heeft aangeboden. Hier moet echter sprake zijn van een misverstand. Een dergelijke brief is noch bij de Directie Juridische Zaken noch bij de Koninklijke Luchtmacht bekend. Wel is bij de totstandkoming van het eindrapport afgesproken dat iedere discipline afzonderlijk het rapport zou voorleggen aan het bevoegd gezag, in casu de Minister van Defensie respectievelijk het gemeentebestuur van Leeuwarden. Het eindrapport en het concept-convenant zijn door de commandant van de vliegbasis Leeuwarden aangeboden aan de directeur Operatiën van de Koninklijke luchtmacht. In een brief van 26 januari 1999 heeft de directeur Operatiën aan de commandant van de vliegbasis Leeuwarden medegedeeld dat, mits het convenant op een aantal punten zou worden aangepast, uitvoering kon worden gegeven aan de in het eindrapport beschreven samenwerking volgens fase 1. De burgemeester van Leeuwarden is door de commandant van de vliegbasis Leeuwarden in een later stadium mondeling hiervan op de hoogte gesteld. Er is destijds echter geen uitvoering gegeven aan fase 1.

In een brief van 6 februari 2001 heeft de burgemeester van Leeuwarden geïnformeerd naar de stand van zaken van de ondertekening van het convenant en de goedkeuring van de in fase 2 van het eindrapport beschreven samenwerking. Deze brief is, in tegenstelling tot wat het artikel in het VNG-magazine suggereert, niet zoek geraakt maar inmiddels beantwoord, zij het met de nodige vertraging. Het is betreurenswaardig dat hierdoor kostbare tijd verloren is gegaan en Defensie zal dan ook vanaf nu voortvarend met de uitvoering van het convenant aan de slag gaan. Inmiddels zijn initiatieven genomen om de samenwerking volgens fase 1 gestalte te geven. Het convenant is hiertoe aangepast. Belangrijke onderdelen van deze eerste fase zijn gezamenlijke opleidingen en trainingen en de uitwisseling van personeel door middel van stages.

Mede op grond van de resultaten en de ervaringen in fase 1 zal ik besluiten of kan worden aangevangen met de verdergaande vorm van samenwerking zoals beschreven in fase 2 van het eindrapport van de werkgroep. In beginsel kan die samenwerking beide brandweerkorpsen veel voordelen bieden. Er moet echter nog een aantal aspecten worden bezien, waaronder juridische aandachtspunten en de beschikbaarheid van de luchtmachtbrandweer voor de vliegbasis zelf. Ik heb de bevelhebber van de Koninklijke luchtmacht inmiddels opdracht gegeven de mogelijkheden en de beperkingen van de samenwerking in fase 2 in kaart te brengen. Uiteraard zal ook deze analyse een rol spelen bij de verdere besluitvorming.

3. Bent u van mening dat de burgemeester op basis van de wet de bevoegdheid heeft ook militaire autoriteiten i.c. de commandant van de vliegbasis opdrachten te geven m.b.t. de voorbereiding op rampen?

4.Zo ja, waarom worden dan de verzoeken van de burgemeester door de vliegbasiscommandant niet uitgevoerd?

Er bestaat geen onduidelijkheid over de bevoegdheden van de burgemeester in het kader van de voorbereiding op en de bestrijding van rampen, noch over de rol van de militaire autoriteiten daarbij. Zoals in het antwoord op de vragen 1 en 2 is uiteengezet, is het onderwerp rampenbestrijding in het onderhavige geval echter niet aan de orde.

5. Wat vindt u van de uitspraak van de burgemeester van Eindhoven dat de samenwerking op het gebied van de rampenbestrijding tussen gemeenten en Defensie niet de eerste zorg is van Defensie? (VNG-magazine, 20 juli jl., pag. 15)

Samenwerking met gemeenten staat bij Defensie wel degelijk hoog op de agenda. Dit blijkt onder meer uit de gezamenlijke brandweeroefeningen (zie hiervoor het overzicht dat als bijlage is gevoegd). De Herculesramp van 15 juli 1996 is voor Defensie aanleiding geweest alle plannen voor de bestrijding van rampen en calamiteiten te bezien en zo nodig aan te passen. Een belangrijke aandachtspunt hierbij is de samenwerking met het bevoegde, civiele gezag. Ik heb in dit verband verklaard dat aandacht en waakzaamheid voortdurend geboden blijven om een toereikende bestrijding van en hulpverlening bij calamiteiten op defensieterreinen te kunnen waarborgen.

6. Bent u van mening dat enerzijds de rampenbestrijding op militaire complexen waaronder die op vliegbases en anderzijds de samenwerking tussen civiele en militaire autoriteiten, een hogere prioriteit moeten krijgen binnen Defensie? Zo ja, welke acties onderneemt u hiertoe?

De rampenbestrijding op militaire complexen, waaronder vliegbases, en de samenwerking tussen civiele en militaire autoriteiten hebben de volle aandacht en genieten hoge prioriteit bij Defensie. Een recent voorbeeld van de intensivering van de samenwerking tussen Defensie en de civiele autoriteiten zijn de afspraken met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de inzet van militaire helikopters bij de bestrijding van bosbranden. Voorts neemt Defensie ook deel aan het mobiele communicatienetwerk voor rampenbestrijding. Dat het Defensie ernst is met de rampenbestrijding op militaire complexen blijkt ook uit het aantal oefeningen op militaire vliegbases.

7. Kan per vliegbasis een overzicht worden gegeven van de oefeningen die door de betreffende gemeenten in 1998, 1999 en 2000 zowel met de civiele als met de militaire brandweer zijn gehouden, alsmede de oefeningen op bestuurlijk en multidisciplinair niveau waarbij ook de commandanten en hun staf van de vliegbasis waren betrokken?

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het overzicht dat als bijlage is gevoegd.

8. Op welke wijze zijn civiele brandweerkorpsen in gemeenten waarin een militaire vliegbasis is gelegen, voorbereid op de bestijding van vliegtuigbranden en de hulpverlening daarbij? Op welke wijze worden zij hiervoor praktisch geoefend? Is de brandweer van de gemeente Soest bijvoorbeeld getraind in de hulpverlening bij een eventuele crash van een Fokker 50 op de vliegbasis Soesterberg?

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 5 augustus 2000 (Kamerstukken II, 1999-2000, 26444, nr. 2) de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de voorbereiding op ongevallen op luchtvaartterreinen. In deze voortgangsrapportage is gemeld dat er voor alle luchtvaartterreinen met een brandrisicoklasse (De indeling in brandrisicoklassen hangt samen met de grootte van de vliegtuigen die op het vliegveld landen. Een brandrisicoklasse is direct gerelateerd aan de benodigde bluscapaciteit voor het grootste type vliegtuig dat normaliter het desbetreffende vliegveld aandoet.) 3 of hoger een door de burgemeester vastgesteld rampbestrijdingsplan van kracht is. Hieronder vallen ook de militaire vliegbases. De rampbestrijdingsplannen worden zowel op operationeel als bestuurlijk niveau regelmatig geoefend, ook in multidisciplinair verband. Jaarlijks is er een oefening met alle burgemeesters en een regionale oefening tot en met het niveau Commando Rampterrein. Het Besluit rampenplannen Luchtvaartterreinen bevat de verplichting om in het kader van de voorbereiding op ongevallen op luchtvaartterreinen tenminste éénmaal per jaar een bestuurlijke oefening te houden en éénmaal per twee jaar een grootschalige multidisciplinaire oefening met operationele eenheden en het bestuur.

Voor de vliegbasis Soesterberg heeft het bestuur besloten uit te gaan van maatscenario 5 (Een maatscenario is - gegeven de typen vliegtuigen die van het vliegveld gebruikmaken - een beschrijving van een redelijkerwijs te verwachten incident. Het maatscenario maakt inzichtelijk wat een dergelijk incident betekent voor de betrokken organisaties, bijvoorbeeld in termen van capaciteit van de hulpverlening.). Hieronder valt tevens een Fokker 50. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat de brandweer Soest zesmaal per jaar op niveau 1 oefent met de luchthavenbrandweer (zie hiervoor ook het overzicht in de bijlage).

BIJLAGE

Overzicht van oefeningen die de desbetreffende gemeenten in 1998, 1999 en 2000 met zowel de civiele als de militaire brandweer hebben gehouden, alsmede van de oefeningen op bestuurlijk en multidisciplinair niveau waarbij ook de commandanten en de staf van een vliegbasis betrokken zijn geweest.

Bij alle gezamenlijke oefeningen is zowel de civiele als de militaire brandweer betrokken geweest. In onderstaande tabel is derhalve alleen onderscheid gemaakt tussen oefeningen waar de bestuurders wel bij betrokken zijn geweest en oefeningen waarbij dit niet het geval was.

Het betreft de volgende onderdelen:

Koninklijke luchtmacht: de vliegbases Leeuwarden, Twenthe, Volkel, Soesterberg, Gilze-Rijen, Eindhoven en Woensdrecht;

Koninklijke marine: de militaire vliegkampen Valkenburg en de Kooij.

1998

Onderdeel/Gemeente

gezamenlijke oefening

Oefening bestuurlijk en multidisciplinair niveau waarbij cdten/staf vliegbasis waren betrokken

Opmerkingen

Vlb Twenthe/Enschede

2 x niveau 1

1 x niveau 2

2 x niveau 3 (waarvan 1 x instructie)

1 x niveau 4

Vlb Leeuwarden/ Leeuwarden

1 x niveau 3



Vlb Volkel/Uden

4 x niveau 1

1 x niveau 2



Vlb Eindhoven/

Eindhoven

6 x niveau 2



Vlb Soesterberg/

Soesterberg

4 x niveau 1

1 x niveau 4

Vlb Gilze-Rijen/

Gilze-Rijen

2 x niveau 2

4 x niveau 1



Vlb Woensdrecht/

Hoogerheide





MVKValkenburg/ Valkenburg (leidend), Katwijk, Wassenaar, Noordwijk

1 x niveau 2

1 x niveau 3

1 x niveau 4

MVK de Kooij/Den Helder

3 x niveau 1

1 x niveau 2

1 x niveau 3

1 x niveau 4

1999

Onderdeel

gezamenlijke oefening

Oefening bestuurlijk en multidisciplinair niveau waarbij cdten/staf vliegbasis waren betrokken

Opmerkingen

Vlb Twenthe

1 x niveau 3



Vlb Leeuwarden



1x niveau 4

Vlb Volkel

4 x niveau 1

3 x niveau 3

2 x niveau 4 (1 x theoretisch, 1x praktisch)

Vlb Eindhoven



2 x niveau 4

Vanwege 24 uurs openstellng tbv Allied Force geen niveau 2 en 3 oefeningen

Vlb Soesterberg

1 x niveau 3



Vanwege uitzendingen geen niveau 1 oefeningen

Vlb Gilze-Rijen

4 x niveau 1

2 x niveau 3

1 x niveau 4

Vlb Woensdrecht

4 x niveau 1

1 x niveau 2



MVK Valkenburg

2 x niveau 2

3 x niveau 3

1 x niveau 4

MVK de Kooij

1x niveau 3

1 x niveau 4

2000

Onderdeel/Gemeente

gezamenlijke oefening

Oefening bestuurlijk en multidisciplinair niveau waarbij cdten/staf vliegbasis waren betrokken

Opmerkingen

Vlb Twenthe





Daadwerkelijke gezamelijke inzet t/m niveau 4 tijdens Vuurwerkramp Enschede

Vlb Leeuwarden

1 x niveau 3



Vlb Volkel

6 x niveau 1

1 x niveau 3

1 x niveau 4

Vlb Eindhoven

11 x niveau 1

10 x niveau 2

2 x niveau 4

Vlb Soesterberg

6 x niveau 1

1x niveau 3

1 x niveau 4

Vlb Gilze-Rijen

1 x niveau 3

2 x niveau 4

Vlb Woensdrecht

9 x niveau 1



MVK Valkenburg

2 x niveau 3



MVK de Kooij

1 x niveau 1

1 x niveau 2



Toelichting:

Niveau 1

doel trainen in samenwerking van civiele en militaire diensten op uitvoerend niveau

deelnemers: ploegen van dienst brandweer, GGD/MGD, politie/Kmar

Niveau 2

doel trainen in samenwerking van civiele en militaire diensten op niveau Officier van Dienst

deelnemers peloton brandweer, GGD/MGD, politie/Kmar

Niveau 3

doel trainen in samenwerking van civiele en militaire diensten op niveau van dienstdoende commandanten

deelnemers bataljon brandweer, GGD/MGD, politie/Kmar

Niveau 4

doel trainen in samenwerking tot en met bestuurder (commandant vliegbasis, burgermeester etc)

deelnemers bestuurders (commandant Vliegbasis, burgermeester), bataljon brandweer, GGD/MGD, politie/Kmar

Op 24 augustus 2000 heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Tweede Kamer een brief gezonden met het onderwerp `Voorbereiding vliegtuigongevallen op luchtvaartterreinen´ (Kamerstuk II, 1999/2000, 26 444, nr. 2). Bij deze brief is als bijlage een overzicht opgenomen van de multidisciplinaire oefeningen van de nationale en de regionale militaire en burgerluchtvaartterreinen. In bovenstaand overzicht zijn alle oefeningen op militaire terreinen opgenomen.