Actueel

Persbericht inzake civiel arrest Staat tegen Mink K. 6/9 '01
Bron: Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum actualiteit: 6-09-2001

PERSBERICHT

GERECHTSHOF DEN HAAG

DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)
zetelende te 's-Gravenhage,
appellant,
hierna te noemen: de Staat,
procureur: mr. G.J.H. Houtzagers,

tegen

K.,
geïntimeerde,
procureur: mr. G.R. van der Plas

Uitspraak op 6 september 2001.

Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft heden uitspraak gedaan in de zaak van de Staat tegen K.. Het hoger beroep is gericht tegen het vonnis van de president van de Haagse rechtbank van 9 mei 2001. Bij dat vonnis zijn tegen de Staat twee bevelen uitgevaardigd. Het eerste bevel houdt in dat de Staat geen mededelingen zal doen aan anderen dan het OM over de inhoud van gesprekken tussen K. en de Officier van Justitie mr. Teeven naar aanleiding van de tussen hen in 1998 gesloten overeenkomst, behoudens schriftelijke toestemming van K.. Het tweede bevel bepaalt dat de Staat binnen één week na het vonnis alle vervolgdocumentatie en informatie bij de BVD naar aanleiding van deze overeenkomst zal vernietigen.

Gelet op het doel en de strekking van de overeenkomst is het onmiskenbaar de bedoeling geweest om met het oog op de veiligheid van K. te garanderen dat de te verstrekken informatie niet naar anderen dat het OM, w.o. het Parlement en de BVD, zou worden doorgeleid. De overeenkomst is evenwel nietig voor zover deze ziet op een algeheel verbod aan de betrokken Minister om aan het Parlement informatie te verstrekken. Indien de door K. verschafte informatie geheel vertrouwelijk naar het Parlement kan worden doorgeleid, wordt de veiligheid van K. in voldoende mate beschermd. Of de informatie uitsluitend naar leden van een of meer Kamercommissies kan worden doorgeleid, zal aan de betrokken Minister moeten worden overgelaten. Het OM is als regel verplicht de door K. verstrekte informatie naar de BVD door te geleiden indien het OM die informatie voor de BVD van belang acht. Gezien de bijzondere rechtsplicht van de Staat jegens K. om diens veiligheid te beschermen moet het OM het belang van diens veiligheid afwegen tegen het belang van de staatsveiligheid. Nu de inhoud van de door K. verstrekte informatie geheim is, staat niet ter beoordeling of het OM in dit geval een juiste afweging heeft gemaakt. Door de bijzondere positie van de BVD en de bijzondere geheimhoudingsverplichting van diens ambtenaren wordt het gevaar voor verdere verspreiding van de door K. verstrekte informatie in voldoende mate ingedamd. De overeenkomst is dus ook nietig voor wat betreft het verbod aan het OM om mededeling te doen aan de BVD van de door K. verstrekte informatie.
Het vonnis wordt vernietigd voor wat betreft het eerste bevel, voor zover dit bevel betrekking heeft op het doen van mededelingen aan de BVD alsmede het geven van inlichtingen aan het Parlement, indien tenminste die inlichtingen geheel vertrouwelijk worden verstrekt. Het tweede bevel wordt geheel vernietigd.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AD3434
(Zie het originele bericht)