Ministerie van Justitie
http://www.justitie.nl
MIN JUST: Antwoorden inzake flitsechtscheidingen
Antwoorden op de vragen van de leden Van der Staaij (SGP), Van
Middelkoop (Christenunie) en De Pater (CDA) over flitsscheidingen (nr.
2000114520, ingezonden 21 augustus 2001).
1. Hebt u kennisgenomen van het bericht Scheiden binnen een
dag. Gat in nieuwe huwelijkswetgeving ?
Antwoord 1.
Ja.
2. Is het bericht waar dat de omzettingsmogelijkheid van een huwelijk
in een geregistreerd partnerschap in een toenemend aantal
gevallen wordt gebruikt om de wettelijk verplichte rechterlijke
tussenkomst bij een echtscheiding te ontlopen?
Antwoord 2.
In de periode van 1 april 2001 tot en met 31 juli 2001 bedroeg het
aantal omzettingen van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap
in totaal 83 (april: 15; mei: 15; juni: 23 en juli: 30). 33 van deze
omzettingen hebben plaatsgevonden in de steden Amsterdam, Den Haag en
Rotterdam. Navraag bij de burgerlijke stand van die drie steden heeft
met een kleine slag om de arm opgeleverd dat in
Amsterdam in 4 gevallen binnen twee tot drie weken na de omzetting het
geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden is beëindigd. In
Den Haag staat ten aanzien van één geval vast dat het in een
geregistreerd partnerschap omgezette huwelijk binnen korte tijd na de
omzetting is beëindigd. In Rotterdam betreft het ook één geval.
Uit deze gegevens kan niet worden afgeleid dat in een toenemend aantal
gevallen de omzettingsmogelijkheid van een huwelijk in een
geregistreerd partnerschap gebruikt wordt om de relatie zonder
tussenkomst van de rechter te beëindigen. De aantallen omzettingen
zullen de komende tijd gevolgd blijven worden.
3. Bent u van oordeel dat het om een oneigenlijk gebruik van de
omzettingsmogelijkheid gaat, wanneer deze uitsluitend wordt benut voor
het realiseren van een echtscheiding zonder rechterlijke
tussenkomst?
Antwoord 3.
De omzettingsmogelijkheid is niet in het leven geroepen met het
uitsluitende doel na de omzetting het geregistreerd partnerschap met
wederzijds goedvinden te beëindigen. Gelet op de tot nu toe bekende
aantallen omzettingen die binnen korte tijd gevolgd worden door een
beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds
goedvinden, is de praktijk daarop ook niet gericht.
4. Deelt u de vrees dat een echtscheiding binnen enkele uren kan
leiden tot impulsechtscheidingen en anderszins ook nadelige gevolgen
kan hebben?
5. Op welke gronden heeft de regering destijds bij de behandeling van
de Wet openstelling huwelijk verondersteld dat een dergelijke
handelwijze vermoedelijk niet vaak zou voorkomen?
6. Bent u, gelet op de thans ter beschikking staande gegevens, bereid
wettelijke maatregelen te nemen teneinde ontduiking van de
rechterlijke tussenkomst bij huwelijksontbinding onmogelijk te
maken?
Antwoord 4,5 en 6.
Een geregistreerd partnerschap kan met wederzijds goedvinden buiten de
rechter om beëindigd worden, indien de partners verklaren dat hun
partnerschap duurzaam ontwricht is en zij het wensen te beëindigen.
Deze verklaringen dienen in een overeenkomst te worden vastgelegd,
waarin ook de gevolgen van de beëindiging van het geregistreerd
partnerschap aan de orde komen. Aan de ambtenaar van de burgerlijke
stand wordt vervolgens een verklaring overgelegd, waaruit blijkt dat
en op welk tijdstip het geregistreerd partnerschap is beëindigd. Deze
verklaring moet de ambtenaar van de burgerlijke stand uiterlijk drie
maanden na het sluiten van de overeenkomst bereikt hebben. De
verklaring dient ondertekend te zijn door beide partners alsmede door
een advocaat of notaris.
De mede-ondertekening door een advocaat of notaris biedt een waarborg
ten aanzien van de inhoud van de overeenkomst. De door een advocaat of
notaris in acht te nemen zorgvuldigheid brengt met zich mee dat hij de
overeenkomst op volledigheid en juistheid beoordeelt. Het hangt sterk
van de omstandigheden van het geval af welke gevolgen van de
beëindiging van het geregistreerd partnerschap in de overeenkomst
regeling behoeven. Omtrent de vier in de wet (art. 1:80d, eerste lid,
onder a tot en met d BW) genoemde elementen, die onderdeel van de
overeenkomst kunnen uitmaken, merk ik het volgende op:
- Alimentatie ten behoeve van de behoeftige partner. Hieromtrent zijn
betrokkenen vrij afspraken te maken. Bedacht moet evenwel worden dat,
indien de behoeftige partner een beroep doet op de bijstand er een
verhaalsbijdrage aan de ander opgelegd zal worden tot aan de grens van
de onderhoudsplicht.
Omtrent de limitering van alimentatieduur is in de wet voor deze
gevallen geen regeling getroffen. Het is mede daarom van groot belang
dat betrokkenen daarover zelf een afspraak maken.
- Huurrecht echtelijke woning. Indien de gezamenlijk bewoonde woning
een huurwoning is, is het van belang dat afspraken worden gemaakt
omtrent de vraag aan wie het huurrecht toekomt. Indien de
gemeenschappelijk bewoonde woning aan een van beiden toebehoort of
toebedeeld zal worden, is het van belang na te gaan of de ander ter
overbrugging van de periode waarin andere huisvesting gevonden dient
te worden, het voortgezet gebruik van deze woning (en de inboedel)
behoeft.
- De verdeling van de gemeenschappelijke goederen en/of de verrekening
van overgespaarde inkomsten.
- De verevening of verrekening van pensioenrechten. Onder
omstandigheden kan het bijvoorbeeld wenselijk zijn pensioenverevening
uit te sluiten. Dat kan het geval zijn wanneer betrokkenen beiden
gedurende het huwelijk en geregistreerd partnerschap ongeveer evenveel
pensioen hebben opgebouwd. Dat is krachtens de Wet verevening
pensioenrechten bij scheiding mogelijk (art. 2, eerste lid). Die
uitsluiting moet op schrift zijn gesteld, terwijl daarvan een
gewaarmerkt afschrift of uittreksel aan het pensioenuitvoeringsorgaan
moet worden overgelegd. Ook als anderszins wordt afgeweken van de
verevening krachtens de Wvps is het nodig dat op schrift te stellen en
daarvan op de voorgeschreven wijze de pensioenuitvoerder op de hoogte
te stellen.
Indien er kinderen zijn waarover het gezag gezamenlijk uitgeoefend
wordt, blijft het gezamenlijk gezag voortduren, zoals dat ook in geval
van echtscheiding het uitgangspunt is. Betrokkkenen kunnen onderling
omtrent de hoogte van de kinderalimentatie afspraken maken, evenals
over de omgang.
Indien betrokkenen het over een onderdeel van de naar gelang van de
omstandigheden van het geval te maken afspraken niet eens worden, zal
het nodig zijn de rechter in te schakelen door middel van een
echtscheidingsverzoek.
Zijn betrokkenen het wel eens over de gevolgen van de beëindiging van
het geregistreerd partnerschap, dan heeft de weg van de omzetting als
voordeel dat geen gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding,
vergezeld van een convenant bij de rechter behoeft te worden ingediend
en dat dus ook niet gewacht behoeft te worden op de beslissing van de
rechter. Indien er afspraken zijn gemaakt omtrent de betaling van
alimentatie in een echtscheidingsconvenant, wordt in de praktijk bij
de indiening van het gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding de
rechter steeds verzocht om deze afspraken in de
echtscheidingsbeslissing op te nemen. De rechterlijke uitspraak strekt
in dit opzicht niet verder dan het verschaffen van een veroordeling
tot alimentatiebetaling. Deze levert een executoriale titel op. Indien
de weg van de omzetting gevolgd wordt, levert de overeenkomst, waarin
afspraken omtrent de alimentatie zijn gemaakt, op zichzelf geen
executoriale titel op. Dat is alleen anders als de overeenkomst in de
vorm van een notariële akte is gegoten.
Gelet op al het bovenstaande deel ik niet de vrees dat de weg van
omzetting van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap leidt tot
impulsechtscheidingen. De te maken afspraken zijn vrijwel dezelfde als
die in een echtscheidingsconvenant worden opgenomen. De advocaat of
notaris draagt er zorg voor dat noodzakelijke afspraken niet over het
hoofd gezien worden. Overigens worden gemeenschappelijke verzoeken tot
echtscheiding vrijwel steeds administratief afgedaan.
De inventarisatie als hierboven weergegeven van de verschillende
aspecten verbonden aan de het sluiten van de overeenkomst tot
beëindiging van het geregistreerd partnerschap, alsmede van de voor-
en nadelen ten opzichte van de weg van het indienen van een
echtscheidingsverzoek heeft de regering destijds tot de uitlating
geleid dat een dergelijke handelwijze vermoedelijk niet vaak zou
voorkomen.
Gezien het vorenstaande zie ik geen redenen tot het treffen van
wettelijke maatregelen als in de laatste vraag bedoeld.
07 sep 01 16:21