Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=420835


---

EU-opleidingstraject:
voorbereiding Nederlanders op toelatingsexamens Europese instellingen Nederlandse presentie in Brussel
Het Europese 'Concours':
Pilot
Vervolgopzet
4. Financiën

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Directie Integratie Europa Afdeling Intern Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag Datum 21 september 2001 Auteur Drs. M.A. Stibbe
Kenmerk BSG-528/01 Telefoon 070 348 48 72
Blad /1 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 1 E-mail Ma.stibbe@minbuza.nl
Betreft

Zeer geachte Voorzitter,

Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in november vorig jaar heb ik in antwoord op vragen van de kamerleden Verhagen en Van Baalen aangaande de bezetting van functies door Nederlanders bij internationale instellingen, en in het bijzonder de EU, toegezegd dat de Regering de Kamer zou informeren over de opzet van een speciaal opleidingstraject voor jonge Nederlandse academici die zullen deelnemen aan het concours van de Europese Commissie. Ik heb het genoegen U hierbij een notitie over het EU-opleiodingstraject aan te bieden.

De Minister van Buitenlandse Zaken

EU-opleidingstraject:

---

voorbereiding Nederlanders op toelatingsexamens Europese instellingen
---


1. Inleiding


De Ministerraad heeft in de zomer van 2000 initiatieven besproken over plaatsing van Nederlanders bij de diensten van de Europese Commissie. Daarbij bleek dat de Nederlandse presentie bij de Europese Commissie in de cruciale A-rangen (beleidsmedewerker/ management) achterblijft bij het informele personeelsquotum dat de Commissie voor Nederland hanteert (6,3%). Dit quotum wordt als richtsnoer gehanteerd in het kader van het bewaken van het geografisch evenwicht. De regering heeft de Kamermaatregelen te nemen die kunnen bijdragen aan een verbetering van de Nederlandse presentie binnen de Commissie. Hiertoe worden verschillende initiatieven ondernomen. In deze notitie wordt aangegeven hoe Nederland door de opzet van een EU-opleidingstraject, geïnspireerd door het Britse `Fast Stream'-project, de instroom aan de voet wil vergroten. Het gaat hierbij dan vooral om de beleidsambtenaren in de rangen A8 t/m A4.

De EU werft met enige regelmaat nieuwe beleidsmedewerkers voor de Europese instellingen door middel van vergelijkende onderzoeken, de zogenaamde concoursen. De instellingen die gebruik maken van het vergelijkend onderzoek als instrument van werving en selectie zijn de Europese Commissie, het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie, de Europese Rekenkamer, het Hof van Justitie en het Gerecht van Eerste Aanleg. De voorwaarde van een met succes afgerond vergelijkend onderzoek geldt voor functies op elk niveau. De Europese instellingen hebben tot nu toe in het algemeen het beleid gehad niet te werven voor één specifieke functie maar voor groepen (bijvoorbeeld beleidsmedewerkers met juridische of economische kennis). Daarnaast werd tot nog toe het merendeel van de vergelijkende onderzoeken ook opengesteld voor zojuist afgestudeerden. De laatste tijd is er een verschuiving naar mensen met een aantal jaren werkervaring (dit geldt ook voor concoursen die de Commissie dit jaar organiseert). Om het Nederlandse aandeel binnen de Commissie te vergroten is het dus noodzakelijk dat meer Nederlandse kandidaten met groter succes aan deze toelatingsexamens deelnemen.


2. Huidige voorbereiding op toelatingsexamens


Het Nederlandse onderwijssysteem bereidt, in vergelijking met sommige andere Europese landen, niet voor op het succesvol doorlopen van de tijdens het concours verplichte testen. Een deel van deze testen is gericht op specialistische feitenkennis. Het Nederlandse onderwijs dat hieraan minder aandacht schenkt is veel meer gericht op het ontwikkelen van inzicht en vaardigheden. Het gevolg hiervan is dat Nederlanders over het algemeen niet goed scoren op dit soort toetsen. Tijdens het laatste door de Commissie georganiseerde concours (1998) was het aantal geslaagde Nederlanders ten opzichte van het totaal aantal geslaagden nog geen 4%. Verder is de Nederlandse deelname aan concoursen relatief laag. Aan het laatste concours van de Commissie namen slechts 467 Nederlanders deel, 2,3% van het totale aantal deelnemers.

Ook in het verleden werden de Nederlandse deelnemers ondersteund bij hun voorbereiding op de concoursen. Het Bureau Internationale Ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken organiseerde hiervoor in samenwerking met universiteiten en hogescholen voorlichtingsbijeenkomsten en workshops.


3. Nieuwe opzet: EU-opleidingstraject

De praktijk toont aan dat de huidige begeleiding nog tekort schiet. De nieuwe opzet voorziet in een intensiever voorbereidingstraject. Daarbij zal gewerkt worden aan feitenkennis van de Europese Unie en zal specifieke concours-training plaatsvinden.

Voorts is het de bedoeling dat van de EU-opleiding een wervende werking uitgaat, waardoor meer mensen zich aanmelden voor deelname aan een concours. Daartoe zijn advertenties geplaatst in de landelijke dagbladen, zijn internet-pagina's opgezet en zijn mogelijke geïnteresseerden direct aangeschreven. Er wordt gericht publiciteit gezocht, voor zover feitelijk te houden concoursen dit mogelijk en wenselijk maken.

Bij de opzet van deze opleiding zal vanzelfsprekend nauw contact worden onderhouden en worden samengewerkt met Nederlanders die werkzaam zijn binnen de Commissie.

Pilot

---

Inmiddels is begonnen met een pilot-project voor het opleidingstraject. Deze pilot biedt de mogelijkheid aan 100 personen zich thans gedegen voor te bereiden op de in de komende periode geviseerde concoursen, o.m. het Concours buitenlandse betrekkingen / hulp aan derde landen (A7/A6).

Deelnemers aan deze concoursen dienen over relevante werkervaring te beschikken, (afhankelijk van de beleidsterreinen waarvoor geworven wordt verschilt het aantal jaren).. De geselecteerde kandidaten volgen een programma dat bestaat uit een inhoudelijke EU-cursus, concours-training en een talencursus. De inhoudelijke EU-cursus vindt op dit moment plaats. Naast deze bijeenkomsten hebben de deelnemers via internet toegang tot een speciale cursuspagina met lesmateriaal en voorbeeldvragen, waarbij eveneens vragen aan docenten kunnen worden gesteld. De cursus staat open voor personen binnen en buiten de rijksoverheid. De selectie geschiedt door een extern bureau. De deelnemers verplichten zich tot deelname aan het desbetreffende concours.

Vervolgopzet

---
De EU-opleiding zal vanaf 2002 een meer permanent karakter krijgen. Ook dan bestaat de doelgroep uit (jonge) academici afkomstig van binnen- en buiten de Rijksoverheid.

Waar mogelijk zal, bij de invulling van dit opleidingsprogramma, vanzelfsprekend gekeken worden naar de ervaringen die andere lidstaten hebben op het gebied van voorbereiding op EU-concoursen.

Het opleidingsprogramma moet uiteindelijk een drieledig doel dienen:


1) Allereerst moeten de deelnemers aan de concoursen van de Europese instellingen beter worden voorbereid op deze toelatingsexamens. Op deze wijze moet structureel het slagingspercentage van Nederlandse deelnemers worden verhoogd. De opleiding zal om deze reden in ieder geval moeten plaatsvinden tijdig voor een concours. Indien sommige concoursen enige tijd na het einde van de opleiding plaatsvinden, kan een aantal terugkomdagen worden georganiseerd.


2) Daarnaast kan de opleiding bijdragen aan een verdieping van kennis van de Europese Unie binnen de Rijksoverheid. Dit is van belang indien Nederland succesvol wil opereren in een Unie waarvan de invloed op het binnenlands beleid toeneemt. Het zal tevens de mobiliteit en inzetbaarheid van deze ambtenaren bij de Rijksoverheid vergroten en een positieve uitstraling hebben op de overheid als werkgever. Samen met de vakministeries, zullen ook specialistische modules worden ontwikkeld voor in deze sectoren werkzame rijksambtenaren en/of wanneer in deze sector een concours plaatsvindt.


3) Uiteindelijk zou de cursus eveneens oriëntaties op andere internationale organisaties kunnen bevatten. Daarbij geldt echter wel dat deze organisaties anders werven, namelijk functie-specifiek.


4. Financiën

---
In het kader van de besluitvorming rond de Voorjaarsnota/Kaderbrief is vanaf 2001 2,4 miljoen gulden structureel toegekend aan BZK voor de financiering van de EU-opleiding ten laste van de generale middelen. De opleiding staat onder leiding van het Directoraat-Generaal Management & Personeelsbeleid, waar ook het (voorlichtings) Bureau Internationale Ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onder valt.


5. Samenvatting en conclusie:

De Regering spant zich in om de Nederlandse presentie binnen de Commissie-diensten te verbeteren. Dat betekent dat de regering zal moeten stimuleren dat meer Nederlanders deelnemen aan de vergelijkende examens en vooral dat de succesvolle deelname aan deze examens wordt vergroot. Vanzelfsprekend kan de overheid kandidaten slechts stimuleren deel te nemen aan de EU-concoursen en hen steunen in een grondige voorbereiding. Dit gebeurt door middel van een intensieve inhoudelijke opleiding en voorbereidende concourstraining. De overheid verwacht zo een bijdrage te kunnen leveren aan het vergroten van succesvolle deelname aan de EU-concoursen, zodat er een grotere instroom is van Nederlanders in de Commissie-diensten.

Kenmerk
Blad /1

===