http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=421018
---
Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE
Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 21 september 2001 Auteur M.Th. Crucq
Kenmerk DIE-486/01 Telefoon 070 348 48 76
Blad /1 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 4 E-mail die-in@minbuza.nl
Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe
Commissievoorstellen
C.c.
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vier fiches
aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe
Commissievoorstellen (BNC):
1. Mededeling van de commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het
economisch en sociaal comite en het comite van de regio's over een nieuw
kader voor samenwerking voor wat betreft de activiteiten op het gebied van
voorlichting en communicatie van de EU.
2. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: de
ontwikkeling van de Buitenlandse Dienst
3. - Initiatief van het Koninkrijk België en het Koninkrijk Zweden met het
oog op de aanneming van een verordening van de Raad betreffende de
ontwikkeling van een Schengen-informatiesysteem van de tweede generatie (SIS
II)
- Initiatief van het Koninkrijk België en het Koninkrijk Zweden met het oog
op de aanneming van een besluit van de Raad betreffende de ontwikkeling van
een Schengen-informatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)
4. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende toepassing van een
schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2002
tot en met 31 december 2004.
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Fiche 1: Voorlichting en communicatie EU
Titel:
Mededeling van de commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het
economisch en sociaal comite en het comite van de regio's over een nieuw
kader voor samenwerking voor wat betreft de activiteiten op het gebied van
voorlichting en communicatie van de EU.
Datum Raadsdocument: 2 juli 2001
nr. Raadsdocument: 10511/01
nr. Commissiedocument: COM(2001)354
Eerstverantwoordelijke ministeries: BZ i.o.m. BZK, FIN
Behandelingstraject in Brussel
Een eerste presentatie van de mededeling heeft plaatsgevonden in COREPER van
4 juli jl. Tevens is de mededeling gepresenteerd in de groep Informatie van
11 juli. Tijdens deze eerste presentaties bleek dat een fundamentele
behandeling dit najaar zal plaatsvinden in de groep informatie.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): 94 MEUR (2002)
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Het doel van de mededeling is het effectiever maken en breder profileren van
het voorlichtingsbeleid van de Europese Unie, zodat de informatie aan de
Europese burger over het EU-integratieproces wordt vergroot en de
betrokkenheid daarbij verder wordt uitgebouwd. Algemene uitgangspunten
worden geformuleerd voor het voorlichtingsbeleid van de EU. Deze
uitgangspunten besteden o.a. aandacht aan de rol van de
Commissievertegenwoordigingen in de lidstaten en daarbuiten en aan de
instellingen van de EU.
De mededeling concentreert zich op het versterken van de onderlinge
samenwerking tussen de verschillende betrokken onderdelen binnen de
EU-instellingen door middel van het intensiveren van overleg en afstemming.
Tevens geeft de mededeling aan dat alternatieve wegen worden overwogen om
het voorlichtingsbeleid van de EU te verbeteren, o.m. door het eventueel
inschakelen van externe instanties.
Deze inzet dient ook bezien te worden in het licht van het door de Commissie
aangenomen witboek Europees bestuur, waarin als een van de belangrijke
speerpunten wordt genoemd het vergroten van de betrokkenheid van de Europese
burger.
Rechtsbasis van het voorstel:
Het betreft een mededeling van de commissie waarin op verzoek van de
Europese Raad van Helsinki van december 1999 verdere studie wordt verricht
naar de algemene aanpak van het voorlichtingsbeleid van de EU (artikel 208).
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
In strikte zin niet van toepassing aangezien het geen voorstel voor een
wetgevingsbesluit betreft. Communautair optreden op het gebied van
voorlichting ligt in de rede maar zal goed afgestemd dienen te zijn met
activiteiten in de lidstaten (en vice versa).
Nederlandse belangen:
Nederland hecht aan een slagvaardig voorlichtingsbeleid van de Europese
Unie. De mededeling van de Commissie is een goede aanzet tot een verbeterd
voorlichtingsbeleid. Dit is temeer relevant in het kader van de discussie
over de toekomst van Europa die op dit moment plaatsvindt binnen Europa. Het
is van belang dat een goed voorlichtingsbeleid de burgers informeert over de
stand van zaken in deze discussie en stimuleert om daaraan bij te dragen.
Deze mededeling is ook van belang in het kader van de discussie omtrent het witboek van de Commissie over Europees bestuur, waarin veel aandacht wordt besteed aan het informeren en betrekken van de burger bij Europees bestuur.
Daarnaast is er aandacht voor de onderlinge verhouding tussen het voorlichtingsbeleid op EU niveau en het beleid dat op nationaal niveau wordt ondernomen ter voorlichting van het publiek over de EU.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
Voorlichtingsbeleid van de EU moet in belangrijke mate ook gezien worden in
combinatie met het nationale voorlichtingsbeleid over EU-zaken.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
Het EP wordt door middel van de Mededeling ingelicht.
Fiche 2: Ontwikkeling Buitenlandse Dienst
Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: de
ontwikkeling van de Buitenlandse Dienst
Datum Raadsdocument: 30 juli 2001
nr. Raadsdocument: 11198/01
nr. Commissiedocument: COM (2001) 381 def.
Eerstverantwoordelijke ministerie: BZ i.o.m. BZK
Behandelingstraject in Brussel:Bespreking in Relex-raad.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De mededeling gaat in op de hervorming van de externe dienst van de
Commissie, die gezien moet worden in de context van het bredere proces van
de hervorming van de Commissie. In de mededeling wordt met name ingegaan op
de rol van de buitenlandse posten en de ontwikkeling van het postennetwerk.
Rol van de buitenlandse posten
De posten dienen de belangen van de Commissie in 123 landen en ontlenen hun
competentie aan het EG-verdrag. Hun rol is m.n. gelegen op het gebied van
handelspolitiek en ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast verlenen de posten
steun en hulp aan (vertegenwoordigingen van) andere instellingen en actoren
van de EU. Om deze taken naar behoren uit te kunnen oefenen is een meer
pro-actieve aanpak vereist. Het management van de buitenlandse dienst speelt
hierbij een belangrijke rol.
Ontwikkeling van het postennetwerk
Op 16 mei 2000 is besloten om, waar mogelijk, taken en verantwoordelijkheden
voor het beheer van buitenlandse hulp aan de delegaties over te dragen. Dit
proces wordt deconcentratie genoemd. De Commissie is voornemens het
deconcentratieproces eind 2003 af te ronden. In 2001 is de deconcentratie
van 22 delegaties voorzien, in 2002 zijn 32 delegaties aan de beurt, evenals
in 2003. De deconcentratie omvat belangrijke personele en technische
veranderingen. Met iedere post is een gedetailleerd actieplan overeengekomen
waarvan de implementatie gecontroleerd wordt door DG RELEX en EuropeAid.
In het kader van een herziening van prioriteiten zal vanaf 2002 wereldwijd
een aantal vertegenwoordigingen worden gesloten of verkleind teneinde de
opening van nieuwe delegaties te kunnen bekostigen op budget-neutrale wijze.
In het kader van een algehele aanpassing van het postenstelsel van de
Commissie zullen vertegenwoordigingen worden gesloten in Antigua en Barbuda,
Belize, de Comoren, de Nederlandse Antillen, Sao Tomé e Principe, Tonga en
Equatoriaal Guinée. De vertegenwoordigingen in Costa Rica, Sri Lanka en
Trinidad en Tobago zullen worden teruggebracht tot één persoon. De
vrijgekomen middelen zullen worden aangewend voor de opening van delegaties
in Maleisië, Singapore, Saoedi-Arabië, Cambodja, Laos, Nepal en Paraguay.
Daarnaast zal de Commissie een handelsvertegenwoordiging openen in Taiwan en
wordt overwogen het ECHO-kantoor in Cuba om te vormen tot een volwaardige
delegatie. In de besluitvorming rond de sluiting en inkrimping van kantoren
hebben onder meer de werkdruk, de omvang van de hulp aan een land of regio,
de omvang van niet-uitgegeven committeringen en het politieke en
handelsgewicht van een land een rol gespeeld.
Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t. (Mededeling)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Niet van toepassing; het betreft een Mededeling over een interne hervorming
binnen de Commissie.
Nederlandse belangen:
MP Pourier van de Nederlandse Antillen heeft op 16 juli 2001 in een brief
aan de Minister van Buitenlandse Zaken duidelijk gemaakt dat de Nederlandse
Antillen zich onaangenaam verrast voelen door de op handen zijnde sluiting
van de vertegenwoordiging van de Europese Commissie in Willemstad. Tevens
benadrukte hij de bredere belangen van het EU-kantoor voor de Nederlandse
Antillen.
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft geantwoord dat hij het met Pourier
eens was dat het correcter was geweest indien de Commissie haar
sluitingsplannen voorafgaand aan algemene bekendmaking officieel met de
regering had besproken. De Minister zegde toe zijn reactie op de gang van
zaken over te brengen aan de Commissie.
Nederland betreurt de beslissing van de Commissie tot sluiting van het
kantoor op de Nederlandse Antillen. Nederland steunt echter het bredere
proces van Commissie-hervormingen, in het kader waarvan de aanpassing van
het postenstelsel plaatsvindt. De hervormingen hebben immers tot doel de
efficiëntie van het buitenlands beleid van de Unie te vergroten.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG): Geen.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Het EP wordt door middel van deze
Mededeling geïnformeerd.
Fiche 3: Schengen informatiesysteem (SIS)
Titel:
· Initiatief van het Koninkrijk België en het Koninkrijk Zweden met het oog
op de aanneming van een verordening van de Raad betreffende de ontwikkeling
van een Schengen-informatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)
· Initiatief van het Koninkrijk België en het Koninkrijk Zweden met het oog
op de aanneming van een besluit van de Raad betreffende de ontwikkeling van
een Schengen-informatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)
Datum documenten: 29 juni 2001
Nr commissiedocument: n.v.t. (lidstaat-initiatieven)
Nr Raadsdocument: n.v.t. (gepubliceerd in PbEG 2001/C 183/07 resp.
183/08)
Eerstverantwoordelijke ministerie JUST i.o.m. BZ
Behandelingstraject Brussel;
Behandeling in Werkgroep Schengen acquis op 28 juni 2001 en 16 juli 2001;
besprekingen zullen voortgezet worden in september en oktober. Het streven
is vaststelling door de JBZ Raad in december 2001
Consequenties voor EG begroting per jaar: (schatting)
2002: 1.200.000 EUR
2003: 4.650.000 EUR
2004: 4.500.000 EUR
2005: 2.850.000 EUR
2006: 1.350.000 EUR
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
In 1996 heeft het Uitvoerend Comité Schengen besloten tot de bouw van een
nieuwe generatie van het Schengen Informatiesysteem (SIS). De redenen
hiervoor waren dat het huidige SIS qua concept uit 1990 stamt en derhalve
technisch verouderd is, onvoldoende capaciteit (aansluitingen) heeft voor de
uitbreiding van de EU en de wenselijkheid om de functionaliteiten van het
SIS aan te passen aan de omstandigheden van de huidige tijd. In het kader
van de begroting van het huidige SIS (wordt betaald door de lidstaten) is
een studie verricht inzake SIS II en kunnen nog in 2001 uitgaven gedaan
worden ten behoeve van voorbereidende activiteiten. Daar de lidstaten niet
tot overeenstemming gekomen zijn over intergouvernementele financiering in
2002 en daarna van de ontwikkeling van SIS II zal de financiering hiervan,
gelet op artikel 41.3 van het VEU, ten laste komen van de begroting van de
Gemeenschap. Daar het SIS volgens de initiatieven van Zweden en België
verondersteld wordt zowel doelstellingen te dienen op het gebied van de
derde pijler als van de eerste pijler, zijn een ontwerp besluit en een
ontwerp verordening opgesteld voor de financiering van de ontwikkeling van
SIS II.
Rechtsbasis van het voorstel
Ontwerp besluit: artikelen 30, lid 1, 31 en 34, lid 2, littera c, VEU
Ontwerp verordening: artikelen 66 en 67 VEG
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
De initiatieven bieden samen de passende rechtsgrondslag voor gebruikmaking
van de algemene begroting van de EU om het SIS II te ontwikkelen. Aangezien
deze initiatieven tot verdere ontwikkeling van het Schengenacquis strekken
moeten IJsland en Noorwegen erbij betrokken worden. Deze doelstellingen
kunnen slechts op EU-niveau en niet door de lidstaten alleen worden
verwezenlijkt.
De initiatieven zijn beperkt in tijd, aangezien zij slechts betrekking
hebben op de ontwikkeling van SIS II. Daarom wordt voorgesteld dat beide
initiatieven eind 2006 aflopen. Deze initiatieven gaan derhalve niet verder
dan nodig is voor de verwezenlijking van hun doelstelling. Daarnaast zal
moeten worden nagedacht over de verdere wetgeving en de diverse opties
inzake een werkend SIS II. In deze beide initiatieven is dit aspect echter
niet aan de orde.
Nederlandse belangen
Het Nederlandse belang is gelijk aan hetgeen in principe alle Schengen
lidstaten voorstaan: een zo voorspoedig mogelijk verlopende ontwikkeling van
SIS II door tijdige besluitvorming over de financiering. Voorts is het voor
Nederland van belang betrokken te blijven bij de ontwikkeling van SIS II,
hetgeen gewaarborgd wordt op basis van de comitologieprocedure.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
Beide initiatieven beperken zich tot de financiële implicaties en de
managementgevolgen van de ontwikkeling van SIS II en hebben derhalve naar
verwachting geen consequenties voor de nationale regelgeving of
consequenties met betrekking tot notificatieverplichtingen.
Rol EP in besluitvormingsprocedure: Het EP zal om advies gevraagd worden.
Fiche 4: Nieuwe APS-Verordening
Titel:
Voorstel voor een verordening van de Raad houdende toepassing van een schema
van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2002 tot en
met 31 december 2004.
Datum raadsdocument: 27 juni 2001
Nr. Raadsdocument: 10216/01 SPG 7
Nr. Commissiedocument: COM(2001) 293 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: EZ i.o.m. BZ/OS, LNV, FIN, VROM, SZW
Behandelingstraject in Brussel: Besluitvorming in de Algemene Raad
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
De verordening brengt geen op de begroting van de EG in mindering te brengen kosten met zich. Mede als gevolg van de geleidelijke afbouw van de preferenties zal het verlies aan ontvangsten uit douanerechten kleiner zijn dan bij de verordening die momenteel van toepassing is.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De Commissie beoogt met haar voorstel de laatste drie jaar van de looptijd
van de tienjarige implementatietermijn (1995-2004) van het huidige algemeen
preferentieel stelsel van de EG (APS) te reguleren. De huidige
APS-verordening loopt af op 31 december 2001. In het voorstel is de
Raadsverordening van 26 februari 2001 inzake vrije markttoegang voor de
MOL's met uitzondering van wapens ('Everything But Arms') integraal
verwerkt.
Inhoudelijk beoogt de Commissie het volgende:
· het tegengaan van de erosie van de preferenties die het gevolg is van
verdergaande handelsliberalisatie in WTO-kader. Daartoe worden de drie
huidige categorieën van producten (zeer gevoelig, gevoelig, semi-gevoelig),
waarvoor preferentiële behandeling geldt, teruggebracht tot één categorie
van gevoelige producten. De gevoelige producten krijgen een algemene
tariefkorting van 3,5 procentpunten, met uitzondering van een beperkt aantal
productsectoren, zoals textiel, dat een uniforme reductie van 30% krijgt.
Voor de niet-gevoelige producten verandert er niets. Zij blijven onderworpen
aan een nulrecht.
· het verbeteren van de werking van het graduatiemechanisme, dat de meer
ontwikkelde begunstigde landen de preferenties in productsectoren kan
ontnemen bij voldoende concurrentievermogen. Aan de hand van de onveranderd
gebleven economische toetsingscriteria wordt voorgesteld gedurende een
langere periode (drie opeenvolgende jaren in plaats van één referentiejaar)
jaarlijks te beoordelen of een land de preferenties in bepaalde sectoren kan
worden ontnomen.
· het beter doen benutten van de bestaande bijzondere preferentiële regimes
op het gebied van milieubescherming, arbeidsrechten en drugsbestrijding.
Daartoe stelt de Commissie het volgende voor:
¬ verdubbeling van de normale preferenties bij het voldoen aan de gestelde
normen
¬ uitbreiding van het aantal ILO-conventies waaraan een APS-land moet
voldoen naar alle fundamentele arbeidsnormen (waaronder ook verbod op
dwangarbeid en discriminatie)
¬ handhaving en vereenvoudiging van bestaande (extra) preferenties als
voldaan is aan de internationale normen voor duurzaam bosbeheer. De
Commissie merkt in de toelichting bij haar voorstel op dat bij de herziening
van het APS voor de volgende 10-jarige termijn (2004-2014) zij ernaar wil
streven de reikwijdte van de extra preferenties ter bescherming van het
milieu uit te breiden.
¬ indien landen onder het drugsbestrijdingsregime nulrecht hebben gekregen,
zal ook worden gekeken in welke mate deze landen voldoen aan sociale en
milieunormen. De Commissie evalueert de ontwikkelingen op deze terreinen.
Het nog niet kunnen voldoen aan deze normen betekent evenwel niet dat deze
drugsbestrijdende landen zullen worden gestraft met intrekking van hun
toegekende preferenties. Een verlenging van deze drugsclausule na 2004 wordt
niet uitgesloten.
· het uitbreiden van de mogelijkheid de preferenties tijdelijk in te
trekken. Op dit moment kan op basis van een aantal specifieke gronden, zoals
fraude, oneerlijke handelspraktijken, de preferenties tijdelijk worden
ingetrokken. De Commissie stelt nu voor de tijdelijke intrekking ook te
laten gelden bij ernstige en systematische schending van de ILO-conventies
inzake fundamentele arbeidsnormen, en bij ernstige milieuschade als gevolg
van de vervaardiging van producten die onder het APS vallen.
Rechtsbasis van het voorstel: Art. 133 (EEG)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief. De exclusieve bevoegdheid voor handelspolitieke maatregelen als de
onderhavige berust bij de EG. Bedoelde handelspreferenties kunnen alleen in
communautair kader worden verleend.
Nederlandse belangen:
Nederland hecht sterk aan de integratie van ontwikkelingslanden en met name
de MOL's in de wereldeconomie. Verbeterde markttoegang schept perspectieven
voor binnenlandse en buitenlandse investeerders in de ontwikkelingslanden en
de MOL's en draagt mitsdien bij aan vergroting van de productieve
werkgelegenheid in deze landen en aan vergrote export-opbrengsten.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG) N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
Het EP wordt op facultatieve basis geraadpleegd, evenals het ESC.
Kenmerk DIE-486/01
Blad /1
===