Aan de Koningin
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
21 september FM 2001-1565 M
2001
Onderwerp
Voorstel van wet tot wijziging van de Wet
melding ongebruikelijke transacties en de Wet
identificatie bij financiële dienstverlening
1993 met het oog op het verplichtstellen van de
identificatieplicht en van de meldingsplicht van
ongebruikelijke transacties door handelaren in
zaken van grote waarde
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw
kabinet van 18 juli 2001, nr.01.003479,
machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet
rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 30 augustus 2001, nr.
W06.01.0329/IV, bied ik U, mede namens mijn
ambtgenoot van Justitie, hierbij aan.
1.
De Raad beveelt aan om in de toelichting in te
gaan op de punten in hoeverre over het
wetsvoorstel overleg heeft plaatsgevonden met
andere landen, wat de situatie in andere
lidstaten betreft en welke maatregelen Nederland
heeft getroffen om de vlucht van crimineel geld
te voorkomen.
In het algemeen deel van de memorie van
toelichting wordt hierop nader ingegaan. Met
deze aanvullingen van de memorie van toelichting
vertrouw ik erop te hebben verduidelijkt dat de
Nederlandse initiatieven erop gericht zijn de
mogelijkheden tot het witwassen in Nederland te
beperken teneinde daarmee dit fenomeen te
bestrijden. Bovendien mag uit de aanvullingen
worden afgeleid dat witwassers in de overige
lidstaten ook te maken kunnen krijgen met
vergelijkbare regelingen en dat de
anti-witwaswetgeving binnen de Europese Unie
volledig geharmoniseerd zal zijn na de
implementatie van de richtlijn, waarvoor
ingevolge de richtlijn een termijn van 18
maanden zal gelden.
2.
Ter vermijding van willekeur beveelt de Raad aan
ook andere zaken of diensten waarvan al bekend
is dat die voor het witwassen van contant geld
worden gebruikt op te nemen.
Met de Raad ben ik van mening dat het de
voorkeur verdient zaken of diensten op het
niveau van de wet te benoemen waarvan reeds nu
duidelijk zou zijn dat deze zich lenen voor het
witwassen van met criminele activiteiten
verkregen gelden en dat in verband daarmee een
meldingsplicht via onderhavige wetgeving het
meest in de rede ligt en ook gedragen wordt.
Aldus zou ook zijn gehandeld, ware het niet dat
thans, om redenen die de Raad zelf reeds
aangeeft, de tijd voor opneming van deze zaken
of diensten dan wel de regeling van een
meldingsplicht terzake - via de Wet melding
ongebruikelijke transacties dan wel
via sectorale regelgeving - nog niet rijp wordt
geacht. In de memorie van toelichting wordt hier
nader op ingegaan.
3.
Naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad
over het begrip "zaken van grote waarde" merk ik
het volgende op. De nadere aanduiding "van grote
waarde" vindt zijn achtergrond in het feit dat
onderhavige meldingsregeling zich richt op zaken
waarmee -relatief gezien- veel geld gemoeid is.
Met de Raad ben ik van mening dat het begrip
"van grote waarde" in zekere zin subjectief is
en daarom niet voor iedere burger exact dezelfde
betekenis zal hebben, maar daar staat tegenover
dat met deze nadere aanduiding op eerste gezicht
toch meer duidelijkheid wordt verschaft over de
door regeling bestreken zaken dan wanneer
overeenkomstig het advies van de Raad elke
nadere precisering achterwege wordt gelaten.
Bovendien sluit de voorgestelde terminologie aan
bij de op stapel staande richtlijn waar de
woorden "goederen van grote waarde" worden
gebezigd. Op grond van vorenstaande redenen is
het advies van de Raad tot schrapping van de
woorden "van grote waarde" niet overgenomen.
4.
De Raad adviseert om in de toelichting
onduidelijkheden weg te nemen over de inrichting
van het toezicht. Deze toezichthouders, te weten
De Nederlandsche Bank N.V., de Stichting
Toezicht Effectenverkeer en de Pensioen- en
Verzekeringskamer, zullen op de onder hun
toezicht staande financiële instellingen ook het
toezicht op naleving van de identificatie- en
meldplicht moeten gaan uitoefenen. De
Economische Controledienst zal worden aangewezen
om het toezicht uit te oefenen op de bij dit
wetsvoorstel aangewezen handelaren. Het is ook
mogelijk om, indien in de toekomst andere
diensten of instellingen worden aangewezen,
andere personen als toezichthouder aan te
wijzen. Dit is nu expliciet verwoord in het
algemeen deel van de memorie van toelichting.
5.
De Raad vraagt zich af of het Meldpunt
Ongebruikelijke Transacties (MOT) en het
Openbaar Ministerie (OM) voldoende
verwerkingscapaciteit hebben. Mede naar
aanleiding van het voorliggende wetsvoorstel
wordt op dit moment bekeken of en hoe de
capaciteit van het MOT en het OM versterkt kan
worden, om een eventuele stijging van het aantal
meldingen te verwerken dan wel nadere actie te
ondernemen in verband met doorgemelde verdachte
transacties. In de toelichting wordt hier op
ingegaan.
6.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om aan de
beschrijving van handelaar als instelling in de
zin van de Wet identificatie bij financiële
dienstverlening 1993 toe te voegen dat deze
alleen onder de identificatieplicht kan vallen,
indien er sprake is van contante betalingen. Op
deze wijze wordt voorkomen dat ook bij
creditcardbetalingen of girale betalingen boven
het op grond van artikel 1, eerste lid,
onderdeel b, onder zeven, Wet identificatie bij
financiële dienstverlening 1993 vastgestelde
bedrag, identificatie verplicht wordt.
Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van
Justitie, verzoeken het hierbij gevoegde
gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde
memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Financiën,
emorie van Toelichting
Er zijn aanwijzingen dat de verscherpte controle
in de financiële sector witwassers ertoe heeft
aangezet uit te kijken naar alternatieve
methoden om de oorsprong van de opbrengsten van
misdrijven te verhullen. Zo blijken criminelen
de contante gelden die zij bij hun criminele
activiteiten genereren, onder andere om te
zetten in kostbare zaken. Vooral zaken die een
bepaalde status en luxe levensstijl verlenen,
zoals sieraden, juwelen, auto's en schepen of
zaken die duurzaam zijn in die zin dat zij hun
waarde behouden, zoals edele metalen,
edelstenen, kunst en antiek worden gebruikt voor
het witwassen van geld.
Zowel nationaal, als internationaal worden
voortdurend initiatieven ondernomen om het
witwassen van geld te bestrijden. Zo zal de
Europese Raad de Richtlijn van 10 juni 1991
(91/308/EEG) tot voorkoming van het gebruik van
het financiële stelsel voor het witwassen van
geld (hierna: de richtlijn) actualiseren en de
werkingssfeer uitbreiden. In artikel 12 van de
richtlijn is reeds aangegeven dat niet alleen
via kredietinstellingen en financiële
instellingen kan worden witgewassen, maar dat
ook andere categorieën van beroepen en
ondernemingen werkzaamheden verrichten die in
het bijzonder geschikt zijn om voor het
witwassen van geld te worden gebruikt. Indien er
aanwijzingen zijn dat dit zich manifesteert,
rust op de lidstaten de verplichting de
maatregelen uit de richtlijn ook op deze
categorieën van beroepen en ondernemingen geheel
of ten dele toe te passen.
Ook de Financial Action Task Force on money
laundering (FATF) is bezig met een proces de
activiteiten van niet-financiële dienstverleners
onder de reikwijdte van de veertig aanbevelingen
van de FATF te brengen. In aanbeveling 9 staat
reeds dat de FATF-leden zouden kunnen overwegen
bepaalde aanbevelingen van toepassing te laten
zijn op de activiteiten van bedrijven en
beroepen die geen financiële instelling zijn.
Inmiddels zijn er -als gezegd- indicaties dat
criminelen steeds meer gebruik maken van andere
ondernemingen, zoals autohandelaren en
diamantairs, voor het witwassen van gelden. Deze
ontwikkeling wordt door FATF-onderzoek naar
witwastechnieken en -typologieën bevestigd. Bij
de herziening van de richtlijn zullen dan ook
onder andere handelaren in zaken van grote
waarde onder de werkingssfeer van de richtlijn
worden gebracht. De definitieve aanname van de
richtlijn heeft vertraging opgelopen en zal pas
later dit jaar plaatsvinden.
Met dit wetsvoorstel wordt de verkoop van zaken
van grote waarde die zich lenen voor het
witwassen van geld onder de werkingssfeer van de
Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet
MOT) en de Wet identificatie bij financiële
dienstverlening 1993 (Wif 1993) gebracht.
Bij de herziening van de richtlijn is veelvuldig
gesproken over een identificatie- en
meldingsplicht voor handelaren. Binnen de EU is
er consensus dat deze categorie van diensten
onder de reikwijdte van de richtlijn moet
vallen. In het Gemeenschappelijk standpunt
zoals door de Europese Raad vastgesteld op 30
november 2000 is bepaald dat handelaren in
goederen van grote waarde, zoals edelstenen en
-metalen, telkens wanneer in contanten wordt
betaald, en wel voor een bedrag van 15.000 euro
of meer een identificatieplicht en een
meldingsplicht voor witwastransacties krijgen.
Het ligt niet in de verwachting dat er grote
wijzigingen zullen optreden.
Het vooruitlopen op de richtlijn wordt
noodzakelijk geacht in verband met het
verdwijnen van de gulden als wettig betaalmiddel
per 28 januari 2002. Als gevolg hiervan zal er
de komende maanden naar verwachting een
verhoogde activiteit zijn op het gebied van het
inruilen van contante guldens. De signalen uit
de markt geven aan dat de handel in zaken van
grote waarde hierbij mogelijk een grote rol gaat
spelen.
Omdat het verkopen van de in deze wet bedoelde
zaken niet als financiële dienst te beschouwen
is en om de personen en ondernemingen die deze
zaken beroeps- of bedrijfsmatig verkopen of
daarbij bemiddelen binnen de reikwijdte van de
Wif 1993 en de Wet MOT te brengen, is besloten
tot een uitbreiding van de reikwijdte van deze
wetten die inhoudt dat de bepalingen van de
wetten niet meer slechts op financiële
instellingen en hun financiële diensten van
toepassing zijn, maar ook op andere instellingen
en diensten, voor zover zij bij of krachtens
deze wetten zijn aangewezen. Vanuit het oogpunt
van eenvoud is hierbij voor de algemene termen
"dienst" en "instelling" gekozen.
Als dienst wordt aangewezen: het verkopen,
alsmede het daarbij verlenen van bemiddeling,
van aangewezen zaken van grote waarde. De zaken
waar het hier om gaat, zijn conform het eerder
genoemde Gemeenschappelijk standpunt, zaken die
waardevol dan wel waardevast zijn. De "grote
waarde" zal op grond van de indicatoren worden
bepaald. De zaken die bij dit wetsvoorstel
worden aangewezen zijn voertuigen, schepen,
kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edelstenen,
edele metalen, juwelen en sieraden. In de
toekomst kunnen andere zaken waarvan blijkt dat
zij gebruikt worden voor het witwassen van geld
bij algemene maatregel van bestuur worden
aangewezen. Bestond immers over de wenselijkheid
van het aanwijzen van bepaalde andere zaken
thans reeds duidelijkheid, dan zouden deze zaken
uiteraard bij gelegenheid van dit voorstel op
het niveau van de wet zijn benoemd. Verder kan
erop worden gewezen dat ter implementatie de
herziene richtlijn voor een aantal diensten
voorzien zal moeten worden in een
meldingsplicht. Afhankelijk van de aard van
dienst en de desbetreffende beroepsgroep zal in
het kader van de implementatiewerkzaamheden
bezien worden volgens welke wettelijke
systematiek - hetzij via de Wet MOT, hetzij via
sectorale regelgeving - een meldingsregeling in
het leven wordt geroepen. Voorafgaand daaraan
zal overigens uiteraard eerst met de
desbetreffende branches overleg moeten worden
gevoerd en dienen de handhavingsaspecten van
dergelijke nieuwe regelingen in kaart te worden
gebracht.
Met dit wetsvoorstel wordt degene die beroeps-
of bedrijfsmatig bovengenoemde zaken verkoopt of
bemiddelt bij de verkoop, verplicht de cliënt te
identificeren op de wijze zoals voorgeschreven
in de Wif 1993 en verplicht de daarbij verrichte
of voorgenomen ongebruikelijk transactie te
melden aan het Meldpunt Ongebruikelijk
Transacties (MOT). Ook degene die bemiddelt bij
de verkoop, zoals een veilinghouder, zal met
betrekking tot de aangewezen zaken zijn cliënten
moeten identificeren en ongebruikelijke
transacties moeten melden.
Mede naar aanleiding van onderhavig wetsvoorstel
wordt op dit moment bekeken of en hoe de
capaciteit van het MOT en het OM versterkt kan
worden, om een eventuele stijging van het aantal
meldingen te verwerken dan wel nadere actie te
ondernemen in verband met doorgemelde verdachte
transacties.
Omdat de witwasgevoeligheid bij de verkoop van
deze zaken voornamelijk aanwezig wordt geacht
bij betaling in contanten zal een objectieve
indicator worden ontwikkeld voor verplichte
melding aan het MOT bij verkoop tegen
(gedeeltelijke) contante betaling boven een
nader vast te stellen grensbedrag; vooralsnog
wordt gedacht dit grensbedrag op 15.000 euro te
stellen. Dit bedrag sluit aan bij het bedrag
zoals in Gemeenschappelijk standpunt door de
Europese Raad is vastgesteld bij de herziening
van de richtlijn. Daarnaast zal moeten worden
gemeld als een klant er de voorkeur aan geeft om
onder dit grensbedrag te blijven met het
contante deel van de betaling waarbij er
aanleiding is om te veronderstellen dat deze
daarmee een melding wil voorkomen of als er
aanleiding bestaat om te veronderstellen dat de
betaling verband kan houden met witwassen. Ook
de plicht tot identificatie geldt bij
bovengenoemde transacties.
Overwogen is in hoeverre door criminelen
getracht zal worden deze regelgeving te
ontduiken door aankopen in contanten in andere
landen te doen. Een aantal lidstaten heeft al
regelingen. Zo heeft Duitsland verplichte
identificatie bij transacties met contant geld
boven DEM 30.000 (15.300 euro) voor zakenlui
handelend in de uitoefening van hun beroep.
Daarnaast zal Duitsland vanaf september 2001 de
controles op de uitvoer van contanten aan de
grens verscherpen. Italië heeft
identificatieregels voor onder andere
goudhandelaren, antiekhandelaren, veilinghuizen
en kunstgalerijen. Portugal heeft identificatie-
en meldingsregels voor handelaren in voorwerpen
van grote waarde zoals edelstenen, edele
metalen, kunst, antiek, auto's, vliegtuigen en
schepen en Spanje voor handelaren in edelstenen,
edele metalen, antiek en kunst. De
anti-witwaswetgeving van het Verenigd Koninkrijk
bestrijkt alle personen en instellingen.
Door alle maatregelen die door de Europese
lidstaten en de leden van de FATF op het gebied
van witwassen en internationale samenwerking
zijn getroffen, wordt het voor criminelen steeds
moeilijker hun misdaadgeld wit te wassen. Voor
zover ontduiking het geval zou zijn, zal dit
hooguit een tijdelijk karakter hebben gelet op
het feit dat de richtlijn door alle lidstaten
zal moeten worden geïmplementeerd, waarvoor
ingevolge de richtlijn een termijn van 18
maanden zal gelden.
Tot slot zij opgemerkt dat los van de
maatregelen in het buitenland het een eigen
Nederlands belang is dat in Nederland de handel
in bepaalde zaken niet kan worden misbruikt voor
witwassen. De Minister van Financiën heeft dan
ook tijdens de Ecofin Raad van 10 juli 2001
aangekondigd dat Nederland met de voorbereiding
van dit wetsvoorstel bezig was en heeft tevens
de andere lidstaten opgeroepen ook dergelijke
maatregelen te nemen.
Ook de mogelijkheid tot het uitoefenen van
toezicht wordt in onderhavig wetsvoorstel
geregeld. Teneinde een juiste werking van de
wetten te garanderen is het voeren van adequaat
toezicht op de naleving van de identificatie- en
meldingsplicht noodzakelijk. Er is niet gekozen
voor één toezichthouder voor de Wif 1993 en de
Wet MOT omdat de instellingen die onder deze
wetten kunnen vallen zeer divers zijn.
Voorgesteld wordt dat de Minister van Financiën
personen kan aanwijzen die belast zijn met het
toezicht. In geval van een besluit met
betrekking tot het toezicht op de uitvoering van
de Wet MOT, wordt voorgesteld de aanwijzing in
overeenstemming met de Minister van Justitie te
laten geschieden.
Hierdoor kan voor elke categorie van
instellingen, voor zover daarvoor niet reeds een
toereikende vorm van toezicht bestaat, de meest
passende vorm van toezicht worden ingesteld.
Aangezien een aantal instellingen reeds een
toezichthouder kent, zal op deze wijze geen
strijdigheid of overlap met het bestaande
toezicht optreden. Zo oefent De Nederlandsche
Bank N.V. het toezicht uit op
kredietinstellingen, beleggingsinstellingen en
wisselkantoren, de Stichting Toezicht
Effectenverkeer op effecteninstellingen en
vermogensbeheerders en de Pensioen- en
Verzekeringskamer op verzekeringsinstellingen.
Deze toezichthouders zullen op de onder hun
toezicht staande instellingen ook het toezicht
op naleving van de identificatie- en
meldingsplicht moeten gaan uitoefenen.
Voor degenen die beroeps- of bedrijfsmatig
handelen in de in het voorstel genoemde zaken
van grote waarde is er geen bestaande
toezichthouder; in het geval van de handelaren
bestaat het voornemen de ambtenaren van de
Economische Controledienst als toezichthouders
aan te wijzen. Het is ook mogelijk om, indien in
de toekomst andere diensten of instellingen
worden aangewezen, andere personen als
toezichthouder aan te wijzen. Op deze wijze kan
voor elk type instelling de meest passende vorm
van toezicht worden aangewezen. In dat verband
ligt het in de bedoeling toezichthouders aan te
wijzen voor reeds nu onder de identificatie- en
meldingsplicht vallende instellingen zoals
assurantietussenpersonen,
creditcardmaatschappijen en casino's.
Administratieve lasten
Degene die de bij dit besluit aangewezen zaken
beroeps- of bedrijfsmatig verkoopt of bemiddelt
bij de verkoop, zal bijzondere aandacht moeten
geven aan contante transacties boven het
grensbedrag van 15.000 euro. Het Nederlandse
betalingsverkeer is in hoge mate
geautomatiseerd. Chartaal geld maakt nog geen 5%
uit van het Bruto Binnenlands Product. De
hoeveelheid contante betalingen boven 15.000
euro zal een klein deel uitmaken van alle
contante betalingen. Uit overleg met
overkoepelende brancheorganisaties is naar voren
gekomen dat contante betalingen boven 15.000
euro incidenteel voorkomen. Alleen in de
autobranche komt het vaker voor dat met
contanten betaald wordt. Het aantal bedrijven
dat een identificatie- en meldingsplicht zal
krijgen bedraagt ongeveer 10.000 à 15.000.
Het aantal identificaties en meldingen per
bedrijf zal derhalve vermoedelijk beperkt
blijven tot enkele per jaar. Voor degenen die
niet met grote contante bedragen werken, zal het
aantal identificaties en meldingen, en daarmee
de kosten, nagenoeg nihil zijn. Tevens zal er
van deze regeling een preventieve werking
uitgaan waardoor er weinig contante betalingen
boven het grensbedrag over de toonbank zullen
gaan.
Aangezien voor bepaalde goederen op grond van
andere wettelijke verplichtingen reeds
identificatie- en registratieverplichtingen
bestaan, zullen de additionele lasten op grond
van dit wetsvoorstel beperkt zijn.
Degenen die onder de wet zullen vallen kunnen
gebruik maken van een eenvoudig formulier of de
elektronische faciliteiten die het MOT aanbiedt.
Door meldingen via de elektronische snelweg aan
te leveren, kunnen de kosten voor melders laag
gehouden worden. De tijd die gepaard gaat met
het invullen en verzenden van het meldformulier
is ongeveer 10 minuten. Bij loonkosten van f75,-
(34,03 euro) per uur, zullen de kosten voor het
doen van een melding ongeveer f12,50 (5,67 euro)
per melding bedragen. De kosten voor het
vaststellen van de identiteit worden geschat op
f1,25 (0,57 euro) per keer (het vaststellen van
de identiteit zal 1 minuut in beslag nemen, bij
loonkosten van f75,- (34,03 euro) per uur,
zullen de kosten f1,25 (0,57 euro) per keer
zijn).
Daarbij zullen er kosten moeten worden gemaakt
om op de hoogte te komen van deze regeling en
ook eventueel personeel op de hoogte te stellen
van de regeling. Ook kan het meldpunt naar
aanleiding van een melding vragen om nadere
gegevens. Deze kosten zullen afhankelijk zijn
van de grootte van de onderneming en het aantal
meldingen dat per onderneming gedaan wordt.
De totale kosten per jaar per bedrijf zullen niet meer dan enkele honderden guldens zijn.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
A
Door de wijziging van de term "financiële
dienst" in "dienst" wordt het mogelijk de
verkoop van aangewezen zaken die gebruikt kunnen
worden voor het witwassen van geld onder de
reikwijdte van de wet te brengen. Hierdoor zal
het ook in de toekomst mogelijk zijn andere
diensten dan financiële diensten bij algemene
maatregel van bestuur aan te wijzen.
B
Als dienst wordt aangewezen: het verkopen,
alsmede het daarbij verlenen van bemiddeling,
van voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen,
antiquiteiten, edelstenen, edele metalen,
sieraden, juwelen dan wel andere bij algemene
maatregel van bestuur aangewezen zaken van grote
waarde. In de toekomst kunnen andere zaken
waarvan blijkt dat zij gebruikt worden voor het
witwassen van geld worden aangewezen.
C
In artikel 9, tweede lid van de Wet MOT zijn de
gegevens bepaald die een melding moet bevatten.
Deze gegevens hebben hoofdzakelijk betrekking op
financiële transacties zoals deze door
financiële instellingen verricht worden. Omdat
bij het beoordelen van de transactie door het
MOT belangrijk is te weten welke zaken zijn
verhandeld, zal in de melding een omschrijving
van de betrokken zaken moeten worden opgenomen.
Hiertoe zal een onderdeel f aan het tweede lid
van artikel 9 worden toegevoegd. Op grond van
artikel 9, eerste lid, onder d, zal overigens
moeten worden aangegeven hoeveel er contant
betaald is.
Omdat ook andere zaken of andere diensten kunnen
worden aangewezen waarbij aanvullende gegevens
nodig zijn om de melding te beoordelen, maakt
onderdeel g van dit lid het mogelijk om bij
algemene maatregel van bestuur aanvullende
gegevens aan te wijzen die kenmerkend zijn voor
een bepaalde dienst of zaak.
In artikel 1, onder D, van dit wetsvoorstel
wordt de mogelijkheid tot het uitoefenen van
toezicht op de onder de Wet MOT vallende
instellingen geregeld. Om het toezicht te kunnen
uitoefenen en daarmee de meldingsplicht te
kunnen handhaven, wordt het nodig geacht de
melder te verplichten de gegevens van de
verleende diensten te bewaren gedurende vijf
jaar na het doen van de melding. Overigens is in
artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht reeds
bepaald dat een bij algemene maatregel van
bestuur aangewezen handelaar in de uitoefening
van zijn beroep of bedrijf een register moet
bijhouden van alle gebruikte of ongeregelde
goederen die hij heeft verworven dan wel
voorhanden heeft.
D
Het is nodig de meldingsplicht te handhaven.
Indien voor een instelling niet reeds een
toereikende vorm van toezicht bestaat kunnen op
grond van het voorgestelde artikel 17b door de
Minister van Financiën, in overeenstemming met
de Minister van Justitie, personen worden
aangewezen die belast worden met het toezicht.
Voor wat betreft de handelaren in zaken van
grote waarde bestaat -zoals reeds aangegeven-
het voornemen de ambtenaren van de Economische
Controledienst als toezichthouders aan te
wijzen.
Deze bepaling laat de mogelijkheid open om,
indien in de toekomst andere diensten worden
aangewezen, ook andere personen aan te wijzen om
het toezicht uit te oefenen. Op deze wijze kan
voor elk type instelling de meest passende vorm
van toezicht worden aangewezen.
Artikel II
A
De wijziging van "financiële instelling" in
instelling en "financiële dienst" in dienst is
nodig om ook de handelaren in zaken van grote
waarde onder de reikwijdte van de wet te
brengen. Hierdoor zal het ook in de toekomst
mogelijk zijn andere instellingen en diensten
dan financiële instellingen en financiële
diensten bij algemene maatregel van bestuur aan
te wijzen.
B
Als instelling wordt aangewezen de verkoper die
handelt in de uitoefening van een beroep of
bedrijf en degene die bij verkoop bemiddeling
verleent, van voertuigen, schepen,
kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edelstenen,
edele metalen, sieraden, juwelen, dan wel andere
bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen
zaken van grote waarde, voor zover de betaling
van deze zaken in contanten plaatsvindt.
De handelaar als instelling kan alleen onder de
identificatieplicht vallen indien er betalingen
in contanten plaatsvinden. Op deze wijze wordt
voorkomen dat ook bij creditcardbetalingen of
girale betalingen boven het op grond van artikel
1, eerste lid, onderdeel b, onder zeven Wif
1993, vastgestelde bedrag identificatie
verplicht wordt.
Het verkopen van bovengenoemde zaken tegen
geheel of gedeeltelijk contante betaling welke
gelijk is aan of hoger is dan een door de
Minister van Financiën vastgesteld bedrag, wordt
als dienst in de zin van de wet aangewezen. Ook
indien de contante betaling in verschillende
gedeelten plaatsvindt, welke ieder voor zich
lager zijn dan het vastgestelde bedrag, maar het
totaal gelijk aan of hoger dan het vastgestelde
bedrag is, dient identificatie plaats te vinden.
C
Deze wijziging van artikel 2 vloeit voort uit de
wijziging van artikel 1.
D
Door deze wijziging wordt artikel 6 aangevuld
met een omschrijving van de gegevens die in
geval van een dienst als bedoeld in artikel 1,
eerste lid, onderdeel b, onder 8°, door de
verkoper dienen te worden bewaard.
E
Deze wijziging van artikel 2 vloeit voort uit de
wijziging van artikel 1.
F
Indien voor een instelling niet reeds een
toereikende vorm van toezicht bestaat, kan onze
Minister van Financiën personen aanwijzen welke
met het toezicht worden belast. Voor wat betreft
de handelaren in zaken van grote waarde bestaat
-zoals reeds aangegeven- het voornemen de
ambtenaren van de Economische Controledienst als
toezichthouders aan te wijzen.
Deze bepaling laat de mogelijkheid open om,
indien in de toekomst andere instellingen en
diensten worden aangewezen, ook andere personen
aan te wijzen om het toezicht op die
instellingen uit te oefenen. Op deze wijze kan
voor elke type instelling de meest passende vorm
van toezicht worden aangewezen.
G
Het uitbreiden van de Wif 1993 naar andere
instellingen en diensten dan alleen de
financiële instellingen en diensten maakt het
noodzakelijk de citeertitel van de wet te
wijzigen.
Artikel III
Omdat bij dit wetsvoorstel een nieuwe dienst, de
verkoop van bepaalde zaken van grote waarde,
wordt aangewezen, is het noodzakelijk direct bij
de inwerkingtreding van deze wet indicatoren te
hebben. De Ministers zijn daarom bevoegd om bij
het in werking treden van deze wet indicatoren
vast te stellen.
Artikel IV
Gezien de komst van de euro per 1 januari 2002,
is het noodzakelijk dat dit wetsvoorstel zo
spoedig mogelijk in werking treedt. Met het oog
daarop wordt gebruik gemaakt van de procedure
die artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet
biedt voor het regelen van de inwerkingtreding
van wetten waarvan de inwerkingtreding geen
uitstel kan lijden.
DE MINISTER VAN FINANCIËN,
DE MINISTER VAN JUSTITIE,
Wet van
nr.
tot wijziging van de Wet melding ongebruikelijke
transacties en de Wet identificatie bij
financiële dienstverlening 1993 met het oog op
het verplichtstellen van de identificatieplicht
en van de meldingsplicht van ongebruikelijke
transacties door handelaren in zaken van grote
waarde.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen,
saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het,
gelet op de toegenomen signalen dat de handel in
zaken van grote waarde wordt misbruikt voor het
witwassen van geld, waardoor de integriteit van
het financiële stelsel wordt geschaad, wenselijk
is om de handelaren in zaken van grote waarde
onder de werking van de Wet melding
ongebruikelijke transacties en de Wet
identificatie bij financiële dienstverlening
1993 te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
De Wet melding ongebruikelijke transacties wordt
als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 1, onder a en b, 9 en 10 wordt
telkens "financiële dienst", vervangen door:
"dienst", en in artikel 1, onder c, wordt
"financiële diensten" vervangen door:
"diensten".
B
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt, onder vernummering van
subonderdeel 9º tot subonderdeel 10º, een
subonderdeel ingevoegd, dat luidt:
9º. verkopen, alsmede het verlenen van
bemiddeling bij verkoop, van voertuigen,
schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten,
edelstenen, edele metalen, sieraden, juwelen dan
wel andere bij algemene maatregel van bestuur
aan te wijzen zaken van grote waarde.
2. In onderdeel c wordt na "afnemen" ingevoegd:
of het verlenen.
C
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vervanging van de punt aan het slot van
het tweede lid, onderdeel e, door een puntkomma,
worden twee onderdelen toegevoegd, die luiden:
f. bij een dienst als bedoeld in artikel 1,
onderdeel a, sub 9º: een omschrijving van de
desbetreffende zaken van grote waarde;
g. aanvullende, bij algemene maatregel van
bestuur aan te wijzen, gegevens.
2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd,
dat luidt:
3. Degene die een dienst als bedoeld in artikel
1, onderdeel a, verleent, is verplicht de
gegevens bedoeld in het tweede lid, op
toegankelijke wijze te bewaren gedurende vijf
jaar na het tijdstip van het doen van de
melding.
D
Hoofdstuk V wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift wordt gewijzigd in: "Het
toezicht".
2. Na artikel 17a wordt een nieuw artikel
ingevoegd, dat luidt:
Artikel 17b
1. Met het toezicht op de naleving van artikel 9
kunnen worden belast de bij besluit van onze
Minister van Financiën, in overeenstemming met
onze Minister van Justitie, aangewezen personen.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid
wordt mededeling gedaan door plaatsing in de
Staatscourant.
Artikel II
De Wet identificatie bij financiële
dienstverlening 1993 wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 1 tot en met 8 wordt telkens
"financiële instelling" vervangen door:
"instelling", en wordt telkens "financiële
dienst" vervangen door: "dienst".
B
1. In artikel 1, eerste lid, onderdeel a, wordt
na subonderdeel 5°, onder vernummering van
subonderdeel 6° tot subonderdeel 7°, een
subonderdeel ingevoegd, dat luidt:
6° De beroeps- of bedrijfsmatig handelende
verkoper, alsmede degene die beroeps- of
bedrijfsmatig bemiddeling verleent bij verkoop,
van voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen,
antiquiteiten, edelstenen, edele metalen,
sieraden, juwelen, dan wel andere bij algemene
maatregel van bestuur aan te wijzen zaken van
grote waarde, voor zover betaling van deze zaken
in contanten plaatsvindt.
2. In artikel 1, eerste lid, onderdeel b, wordt
na subonderdeel 7°, onder vernummering van
subonderdeel 8° tot subonderdeel 9°, een
subonderdeel ingevoegd, dat luidt:
8° Verkopen, alsmede het verlenen van
bemiddeling bij verkoop, van voertuigen,
schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten,
edelstenen, edele metalen, sieraden, juwelen dan
wel andere bij algemene maatregel van bestuur
aan te wijzen zaken van grote waarde tegen
geheel of gedeeltelijke contante betaling
waarbij het contant te betalen gedeelte gelijk
is aan dan wel meer bedraagt dan een door Onze
Minister te bepalen bedrag, dat voor
onderscheiden soorten van zaken verschillend kan
zijn.
C
Artikel 2, tweede lid, onderdelen b en c, komen
als volgt te luiden:
b. De premie, bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onderdeel b, onder 5°, de uitkering, bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 6°,
het bedrag van de transactie, bedoeld in artikel
1, eerste lid, onderdeel b, onder 7°, of het
contante gedeelte van de betaling, bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 8°,
kleiner is dan het ingevolge die bepalingen
vastgestelde bedrag, maar de dienst betrekking
heeft op een transactie die aan de hand van de
ingevolge artikel 8 van de Wet melding
ongebruikelijke transacties vastgestelde
indicatoren als een ongebruikelijke transactie
als bedoeld in die wet dient te worden
aangemerkt; of
c. De premie, bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onderdeel b, onder 5°, de uitkering, bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 6°,
het bedrag van de transactie, bedoeld in artikel
1, eerste lid, onderdeel b, onder 7°, of het
contante gedeelte van de betaling, bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 8°,
kleiner is dan het ingevolge die bepalingen
vastgestelde bedrag, maar de instelling weet of
redelijkerwijs moet vermoeden dat de transactie
waarop de dienst betrekking heeft deel uitmaakt
van een geheel van met elkaar samenhangende
transacties, waarbij verschillende instellingen
zijn betrokken.
D
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d wordt na subonderdeel 7°,
onder vernummering van subonderdeel
8° tot subonderdeel 9°, een subonderdeel
ingevoegd, dat luidt:
8°. In het geval van een dienst als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 8°:
een omschrijving van de desbetreffende zaken van
grote waarde en de hoogte van het contante
gedeelte van de betaling.
2. In onderdeel d, onder 9° (nieuw), wordt
"artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 8°",
vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel
b, onder 9°.
E
Artikel 7 komt als volgt te luiden:
Artikel 7
De instelling bewaart de in artikel 6 bedoelde
gegevens op toegankelijke wijze tot vijf jaar na
het beëindigen van de overeenkomst op grond
waarvan de dienst is verleend of tot vijf jaar
na het uitvoeren van een dienst als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 4°, 7°
of 8°.
F
Na artikel 8 wordt een nieuw artikel ingevoegd,
dat luidt:
Artikel 8a
1. Met het toezicht op de naleving van de
artikelen 7 en 8 kunnen worden belast de bij
besluit van Onze Minister van Financiën
aangewezen personen.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste
lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de
Staatscourant.
G
Artikel 12 komt te luiden:
Artikel 12
Deze wet wordt aangehaald als: Wet identificatie
bij dienstverlening, met vermelding van het
jaartal van het Staatsblad waarin zij zal worden
geplaatst.
Artikel III
Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze
wet worden, in afwijking van het bepaalde in
artikel 8, eerste lid, van de Wet melding
ongebruikelijke transacties, door Onze Minister
van Financiën en Onze Minister van Justitie
gezamenlijk, zo nodig per daarbij te
onderscheiden categorieën transacties, voor een
termijn van ten hoogste zes maanden, de
indicatoren vastgesteld aan de hand waarvan
wordt beoordeeld of een transactie in zaken van
grote waarde moet worden aangemerkt als
ongebruikelijk.
Artikel IV
1. Deze wet treedt in werking met ingang van de
dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad
waarin zij wordt geplaatst.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 2
maart 2000 ingediende voorstel van wet, houdende
tijdelijke regels inzake het raadgevend
correctief referendum (Tijdelijke referendumwet)
(Kamerstukken II , 2000-2001, 27 034) tot wet is
verheven en deze wet is bekrachtigd op of na de
datum waarop de Tijdelijke referendumwet in
werking is getreden, treedt deze wet onder
toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke
referendumwet in werking met ingang van de dag
na de datum van uitgifte van het Staatsblad
waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad
zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand
zullen houden.
De Minister van Financiën,
De Minister van Justitie,
---
Gemeenschappelijk standpunt (EG) Nr. 5/2001,
PB 2001/C 36/02 van 2.2.2001.