http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=421118
---
Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie Voor Buitenlandse Zaken van de
Tweede Kamer Binnenhof 4 Den Haag Directie Sub-Sahara Afrika Afdeling
Westelijk Afrika Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 27 september 2001 Auteur Wieke Piët
Kenmerk 726/01 Telefoon 070 348 5202
Blad /3 Fax 070 348 6607
Bijlage(n) 4 E-mail louis.piet@minbuza.nl
Betreft Landenbeleid ontwikkelingssamenwerking: Burkina Faso, Ghana en Mali
Zeer geachte Voorzitter,
In de brief van uw Commissie van 29 juni 2000, met kenmerk BuZa 2000/54,
verzocht U mij tweemaal per jaar met uw Commissie te overleggen over het
landenbeleid ontwikkelingssamenwerking. Nadat eerder dit jaar de Afrikaanse
landen Tanzania, Zambia en Zuid-Afrika aan de orde waren, zal tijdens het
Algemeen Overleg van
10 oktober aanstaande de samenwerking met drie West-Afrikaanse landen,
Burkina Faso, Ghana en Mali, aan de orde komen.
Ik zend u drie bijlagen met voor elk van deze landen een analyse van de
recente ontwikkelingen en verwachtingen voor de nabije toekomst, tegen de
achtergrond van de belangrijkste uitgangspunten en doelstellingen van het
Nederlandse bilaterale ontwikkelingssamenwerkingsbeleid.
Daarnaast heb ik schema's bijgevoegd die, gebruik makend van een "logical
framework", per land een overzicht geven van de uitvoering van het beleid in
de gekozen sectoren. Deze schema's maken enerzijds in deze drie landen de
vorderingen zichtbaar van het door mij in 1999 ingezette beleid van
sectorale benadering. Anderzijds bieden ze op sectoraal niveau inzicht in de
doelstellingen van de samenwerking, wat daarvoor door de posten wordt gedaan
(de activiteiten), hoeveel financiële middelen daarvoor worden ingezet en
welke concrete resultaten hiermee worden behaald.
De voortgang van de invoering van de sectorale benadering maak ik duidelijk
door deze op te knippen in 5 deelprocessen: beleidsformulering,
institutionele versterking, implementatie, donorcoördinatie en monitoring &
evaluatie. Op elk van deze deelprocessen zijn de posten actief, uiteraard in
overleg met de ontvangende instanties en met inbreng van het maatschappelijk
middenveld, zetten zij menskracht en financiële middelen in en boeken zij
resultaten. Zo denken onze ambassades bijvoorbeeld actief mee over de
formulering van een tienjarenplan van de overheid, financieren ze trainingen
ten behoeve van beter financieel beleid, voeren ze overleg over afstemming
van donorprocedures en assisteren ze bij het opzetten van een goed
monitoringsysteem.Deinvoering van de sectorale benaderingvertaalt zich
daardoor in een veel betere coördinatie tussen donoren, een effectiever
beleid van een versterkte overheid in de ontvangende landen en uiteindelijk
in betere resultaten op nationaal niveau, bijvoorbeeld in de
gezondheidszorg of in het onderwijs. Op termijn zal dit uitmonden in
terugdringing van de armoede; mijn beleid heeft daarmee het gewenste effect.
Teneinde ook op kortere termijn concrete resultaten te blijven boeken,
financieren de posten binnen de sectoren van concentratie en werkend binnen
het kader van de sectorale benadering, bepaalde uitvoeringsprogramma's die
directe ondersteuning bieden op het veldniveau. Een belangrijk verschil met
de vroegere projecten is dat deze nieuwe activiteiten veel minder Nederlands
of door Nederland gefinancierd personeel kennen, uitvoering geven aan het
vastgestelde beleid van het ontvangende land en/of als proeftuin fungeren
voor de formulering van nieuw sectoraal beleid. Op dit gebied loopt
Nederland zeker voorop. Let wel, ik beoog met deze activiteiten niet het
aantal Nederlandse vlaggetjes te verhogen. In tegendeel, mijn streven is
een coherent beleid neer te zetten, dat in het verlengde ligt van de
prioriteiten van de ontvangende landen.
Bij al deze activiteiten is het niet eenvoudig in alle gevallen nu al
kwantitatief meetbare resultaten te laten zien. Resultaten op nationaal
niveau in termen van betere slagingspercentages, hogere vaccinatiegraad, of
een groter areaal beschermd natuurgebied zijn nog niet overal beschikbaar,
al was het maar omdat eenduidige systemen voor de monitoring van resultaten
van overheidsbeleid op sectorniveau nog in ontwikkeling zijn. Ook ontbreken
in de internationale gemeenschap algemeen erkende monitoringsindicatoren. Ik
voer hierover intensief discussie, met name in DAC/OESO-kader, aangezien het
weinig zin heeft eigen indicatoren te ontwikkelen die niet zijn afgestemd
met andere partners. Ook hier zet ik me in voor donorcoördinatie in de
hoofdsteden, en ik kan u berichten dat de neuzen steeds meer in dezelfde
richting beginnen te wijzen.
Dat de Nederlandse inspanningen bij de invoering van de sectorale benadering
ook internationaal worden gewaardeerd, blijkt uit de uitstekende reputatie
van de Nederlandse hulp, zoals werd vastgesteld door een missie van de DAC,
die het bilaterale programma Burkina Faso in februari 2001 beoordeelde. In
Ghana en Mali wordt de sectorale benadering op dezelfde wijze en met
dezelfde soort programma's uitgevoerd. Kortom het beleid staat als een huis
en wordt door een internationale instantie als de DAC positief gewaardeerd,
waar ik bijzonder trots op ben.
Ik ben van mening dat de OS-programma's in Burkina Faso, Ghana en Mali een
belangrijke bijdrage leveren aan het versterken van het bestuur, aan het
verbeteren van de toegang tot en de kwaliteit van onderwijs en
gezondheidszorg en aan het verbeteren van de inkomenspositie en leefomgeving
van de mensen (plattelandsontwikkeling en milieu) en daarmee aan de
bestrijding van de armoede.
Ter illustratie wil ik slechts een paar voorbeelden noemen. De Burkinese
overheid heeft besloten om het Nederlandse model van gedecentraliseerde en
geïntegreerde gezondheidszorg op provincieniveau (ontwikkeld in de provincie
Kaya) voortaan te gebruiken als uitgangspunt voor het nationaal beleid. Het
spreekt voor zich dat dit geen opgelegde keuze is, maar dat de aanpak en de
resultaten (betere en toegankelijke medische voorzieningen) overtuigend
genoeg waren om als model voor het hele land te dienen. Daarmee dragen we
ook bij aan de versterking van de decentralisatie in Burkina Faso.
Nederland loopt vaak voorop als het om donorcoördinatie gaat. Dit wordt
treffend aangetoond in de onderwijssector in Mali, waar Nederland lang en
intensief heeft geijverd voor samenwerking en harmonisatie van de
donorinterventies. Dit heeft geleid tot het instellen van een "cadre
partenarial", waarbinnen afspraken worden gemaakt met de overheid.
Donorcoördinatie kost moeite, want gelijkgezinde donoren zoals het Verenigd
Koninkrijk en de Scandinavische landen ontbreken helaas vaak in francofoon
Afrika. Overigens zijn ook in Ghana de Utstein-partners niet voltallig
aanwezig.
Als laatste voorbeeld wil ik de steun aan de Ghana Wildlife Society noemen,
die flankerend aan het nationale "Natural Resources Management Programme"
opereert. Met financiering van het OS-programma in Ghana, beschermt deze
organisatie uit het Ghanese maatschappelijke middenveld een waardevol
natuurgebied. Nederland draagt hiermee direct bij aan het behoud van
"wetlands" en biodiversiteit in Ghana.
De bijgevoegde overzichten maken de inspanningen en resultaten van de
Nederlandse bilaterale samenwerking in de drie landen zo goed mogelijk
zichtbaar. Omdat de nieuwe systematiek van verantwoording aan het Parlement
recent is ingevoerd, zijn er nog kleine verschillen in de presentaties die
door de afzonderlijke posten zijn opgesteld. Ondanks dat lijkt me het beeld
duidelijk.
Tenslotte vindt u hierbij een overzicht van de totale (gerealiseerde en
geplande) uitgaven.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Eveline Herfkens
Kenmerk 726/01
Blad /3
===