Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Toespraak minister Van Boxtel ondertekening uitvoeringsconvenanten URBAN II programmas
Een toespraak bij het onderwerp Grotestedenbeleid 27 september 2001
Mijnheer Barnier, dames en heren,
Wij prijzen ons gelukkig dat we leven in een democratisch land, waar we de vrijheid van meningsuiting, geloof en onderwijs hoog in het vaandel hebben staan. Het is onze plicht - als bestuurders én bewoners - om ons tot het uiterste in te spannen zodat iedereen, zich thuis voelt in onze samenleving, maar wél met respect voor de Nederlandse wetten. Dat betekent óók dat we moeten voorkómen dat moslims het gevoel krijgen dat de samenleving hen medeverantwoordelijk houdt voor de aanslagen in New York en Washington. We moeten ervoor waken dat etnische minderheden geïsoleerd en gestigmatiseerd worden.
Dat begint bij gelijke kansen op werk, huisvesting en culturele en sportactiviteiten. Nog altijd is het zo dat een meerderheid van de etnische groeperingen zich vestigt in stedelijke achterstandsgebieden. Zij kampen al vanaf het begin met een sociaal-economische achterstand.
Sinds 1994 werken Rijk en gemeenten volgens de methodiek van het grote stedenbeleid aan de versterking van stedelijke achterstandsgebieden. De resultaten beginnen zichtbaar te worden: de werkgelegenheid in de steden is sterk gestegen, etnische minderheden lopen hun achterstand op de arbeidsmarkt in en bewoners zijn positiever over de leefbaarheid van hun buurt. Maar op een aantal punten kan het nog altijd beter. Het Rijk en steden blijven kritisch ten opzichte van hun eigen manier van werken. Om voortdurend te blijven leren en verbeteren gebruikt Nederland de zelfanalyse. Met dit instrument stellen steden vast hoe zij hun aanpak van stedelijk beleid kunnen verbeteren - en dat is uniek in Europa. Vanaf dit jaar zal ook op rijksniveau een zelfanalyse plaatsvinden. Gelet op de duidelijke meerwaarde die de zelfanalyse kan hebben, is dit misschien ook een interessant instrument op Europees niveau.
Nederland heeft sinds 1994 kunnen rekenen op een Europees duwtje in de rug. De stad is inmiddels niet meer weg te denken uit het Europese structuurbeleid. Bestond in het verleden het structuurbeleid slechts uit regionaal gerichte maatregelen, sinds 2000 wordt de stedelijke dimensie expliciet vermeld in programmas van de Structuurfondsen.
Het URBAN I programma heeft tussen 1994 en 1999 23 miljoen euro beschikbaar gesteld aan de steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Dit programma was een voorproef van een geïntegreerd stedelijk Europees programma.
We hebben vanochtend een paar aansprekende voorbeelden gezien van resultaten van URBAN I. Het Sport- en Spelcomplex bij Kraaienest in Amsterdam Zuidoost is met deze URBAN I-middelen tot stand gekomen. Het project is één van de bekroonde ideeën uit de ideeënbus dat buurtbewoners en jongeren zelf hebben uitgewerkt. Met Europese middelen hebben zij een plek gecreëerd, die zowel sportplaats als ontmoetingsplek voor jongeren is. Een ander URBAN I-voorbeeld is het Project Prinsestheater in Rotterdam. Een voormalig bioscoop die opgeknapt is tot een theater waarin het Rotterdams Centrum voor Theater en het Wereldprogramma een vaste plek hebben gekregen. Op deze manier worden via theatervoorstellingen wisselende culturen of landen onder de aandacht gebracht.
De ervaring die met de opzet en uitvoering van URBAN I zijn opgedaan, is leerzaam geweest voor het recent gestarte programma Doelstelling 2 Stedelijke Gebieden. Dit programma stelt 199 miljoen euro beschikbaar aan elf gebieden in negen steden tot 2006.
En nu staan we aan de vooravond van het volgende Europese programma, URBAN II. De beschikkingen die dhr Barnier vandaag uit het 'Brusselse' heeft meegenomen, maakt het voor de steden Amsterdam, Rotterdam en Heerlen mogelijk om innovatieve projecten uit te voeren, die een voorbeeldwerking kunnen hebben voor het nationale grote stedenbeleid. Het gaat hierbij om een totaal van 28 miljoen euro.
Net als bij de opzet van het programma Doelstelling 2 Stedelijke Gebieden, hebben Rijk en steden in hecht partnership gewerkt aan een gedegen opzet van URBAN II. In deze samenstelling heet ik graag de gemeente Heerlen welkom als debutant in de URBAN-groep. U zult kunnen steunen op de ervaringen, die Amsterdam en Rotterdam met dit Europese programma hebben opgedaan.
Wij hebben dus al enige jaren ervaring met
Structuurfondsenprogrammas. Vanuit Nederland kunnen we dus al een bijdrage leveren aan een eventuele Europese zelfanalyse. Eén van de kritische kanttekeningen zal zijn dat Europese middelen vaak geassocieerd worden met een keurslijf van richtlijnen en vérgaande administratieve voorschriften. En ik merk dat dit soms vragen oproept bij de betrokken partijen: wat is nou precies de toegevoegde communautaire waarde van het Structuurbeleid? In hoeverre is het efficiënt en doelmatig om geld af te dragen aan de Europese Unie, om een lager bedrag 'gebonden' terug te krijgen? En ook: is het eigenlijk wel wenselijk om deze steun te handhaven na de uitbereiding van de Europese Unie naar 27 lidstaten? Welnu, één van de belangrijkste doelstellingen van het Europese structuurbeleid is: vergroting van de economische en sociale cohesie binnen de Unie. Het kabinet heeft zich achter die doelstelling geschaard. Versterking van sociaal-economische cohesie binnen de Europese Unie vereist verkleining van sociaal-economische verschillen tussen lidstaten, regios en steden. Daarom ontvangen achterstandsgebieden hulp in de vorm van extra geld.
Het kabinet denkt dat het structuurbeleid een belangrijk rol speelt bij het streven naar een evenwichtige sociaal-economische ontwikkeling van de Unie. Dat zal zeker in de periode ná 2006 het geval zijn, wanneer de Unie twaalf nieuwe lidstaten telt. De ontwikkeling van toetredende landen met een laag Bruto Nationaal Product verdient extra aandacht
Het structuurbeleid met een werkelijk toegevoegde communautaire waarde verdient dan ook voortzetting. Het maakt de Europese Unie bovendien beter zichtbaar voor de Europese burger en dat is broodnodig. Want laten we eerlijk zijn: aan de zichtbaarheid en het draagvlak van Europa bij de burgers is nog veel te verbeteren. Maar je kunt de toegevoegde communautaire waarde van het Europese structuurbeleid niet alleen in geld meten. De Unie heeft ook baat bij de uitwisseling van ervaringen tussen Europese lidstaten en - daardoor - een intensievere grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van bijvoorbeeld het grote stedenbeleid. Ik nodig u graag uit om de komende jaren de gebieden, die in aanmerking komen voor Doelstelling 2- en URBAN II-programmas, nauwkeurig te volgen. Kijkt u zelf wat dit beleid uw stad voor extras gaat opleveren. En ik kan u verzekeren dat niet alleen de Doelstelling 2- en URBAN-steden zullen profiteren van het structuurbeleid. Het Kenniscentrum GSB zal in de toekomst de best practices die in deze Europese programmas zijn opgedaan uitdragen naar andere grote steden in Nederland, zodat ook zij van deze ervaringen kunnen leren.
En misschien, maar nu kijk ik even naar de Europese Commissaris, mijnheer Barnier, is het een interessant idee voor de Commissie om te komen tot een Europees kenniscentrum voor Urban Policy. Dames en heren,
Europees structuurbeleid en Nederlands grote stedenbeleid vergroten de sociaal-economische cohesie. Zij dragen bij aan de ontwikkeling van een samenleving waar niemand wordt buitengesloten. Dát is het ware kenmerk van een geciviliseerde maatschappij.
Ik dank u voor uw aandacht.
NB alleen de gesproken tekst geldt.

Relevante links:
De site van minister Van Boxtel