De Voorzitters van de vaste commissies
voor Financiën resp. Sociale Zaken en
Werkgelegenheid
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
4 oktober IFZ 2001-00860 M
2001
Onderwerp
Kabinetsstandpunt inzake de aanbevelingen van de
Commissie grensarbeiders
Hierbij bied ik u - mede namens de
Staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport - het
kabinetsstandpunt over het rapport van de
Commissie grensarbeiders van 21 mei 2001 aan. De
Commissie is in februari 2000 ingesteld namens
de Staatssecretaris van Financiën. De Commissie
heeft aanbevelingen gedaan over mogelijke
knelpunten waarmee grensarbeiders in de praktijk
kunnen worden geconfronteerd door het wonen aan
de ene kant van de grens en het werken aan de
andere kant van de grens. Daarnaast heeft de
Commissie geadviseerd over de manier waarop de
regelingen voor grensarbeiders in het nieuwe
belastingverdrag tussen Nederland en België zo
goed mogelijk in de uitvoeringspraktijk kunnen
worden verwezenlijkt.
Het kabinet heeft grote waardering voor het werk
van de Commissie. Zoals uit de bijlage bij deze
brief blijkt, worden veel van de voorstellen die
in het rapport worden gedaan door het kabinet
overgenomen. Een aantal aanbevelingen neemt het
kabinet echter niet over. De reden daarvoor is
uitgebreid gemotiveerd in de bijlage bij deze
brief.
Mede namens de Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, stel ik het
op prijs het rapport van de Commissie
grensarbeiders en het kabinetsstandpunt daarover
op korte termijn te bespreken met de betrokken
vaste Commissies van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal.
De Staatssecretaris van Financiën,
Aanbeveling 1
De Commissie grensarbeiders beveelt aan om -
voorafgaande aan het nemen van initiatieven tot
een Europese regeling voor grensarbeiders - de
betrokken maatschappelijke groeperingen te
consulteren over de prealabele vraag of daarbij
gestreefd zou moeten naar toepassing van het
fiscale én sociale stelsel van de lidstaat
waarvan de grensarbeider inwoner is, dan wel
naar toepassing van het fiscale én sociale
stelsel van de lidstaat waar de grensarbeider
zijn dienstbetrekking uitoefent.
Standpunt kabinet
Het kabinet is van oordeel dat de
grensarbeidersproblematiek het beste op Europees
niveau kan worden opgelost . Het ideaalbeeld
daarbij is een oplossing waarbij grensarbeiders
slechts te maken krijgen met één fiscaal en
sociaal stelsel. In samenhang daarmee zal aan de
orde komen of er onderling afspraken moeten
worden gemaakt over de verdeling van de
belastingopbrengsten van grensoverschrijdende
arbeid. Zo'n Europese regeling is niet van
vandaag op morgen realiseerbaar, maar zal een
langdurig en moeizaam traject zijn. Daarom is
vooralsnog bij het onlangs geparafeerde verdrag
tussen Nederland en België een bilaterale
regeling opgenomen. Dit laat onverlet dat het
zinvol en nodig is om op Europees niveau te
komen tot een meeromvattende oplossing voor de
grensarbeidersproblematiek. Zoals de Commissie
aangeeft, zijn daarbij twee alternatieven
denkbaar. Er kan worden gekozen voor toepassing
van het fiscale en sociale stelsel van de
Lid-Staat waarvan de grensarbeider inwoner is of
van de lidstaat waar de grensarbeider werknemer
is. Een keuze tussen beide alternatieven is niet
eenvoudig, omdat aan beide alternatieven plussen
en minnen zitten. Bovendien mag niet vergeten
worden dat bij de sociale verzekeringen, anders
dan bij de fiscaliteit, in het kader van het
vrije verkeer van werknemers reeds bijna 50 jaar
op Europees niveau een coördinatiestelsel (met
dwingende regels) voor migrerende werknemers
bestaat, waarbij het uitgangspunt "waar men
werkt, is men verzekerd" is gekozen. Thans wordt
gewerkt aan een vereenvoudiging van dit
coördinatiestelsel. Ook de vereenvoudiging gaat
uit van het werklandbeginsel. Tot een wijziging
van dit principe moet op EU-niveau met
unanimiteit van de Lid-Staten worden besloten.
Tot nu toe is tijdens de discussies gebleken dat
een grote meerderheid van de Lid-Staten niets
voelt voor een wijziging van het principe.
De aanbeveling van de Commissie om eerst de
betrokken maatschappelijke groeperingen te
raadplegen, alvorens op Europees niveau
initiatieven te nemen, wordt gesteund door het
kabinet. Dit maakt een betere afweging mogelijk.
Aan de diverse belangengroeperingen zal daarom
een brief worden toegezonden met de uitnodiging
om hun voorkeur te motiveren. Met de daarmee
verkregen inzichten kan het kabinet beslissen
over de in Europees verband door Nederland te
varen koers.
Aanbeveling 2
De Commissie grensarbeiders beveelt aan te
onderzoeken of, en zo ja op welke wijze, (ook)
in de niet onder het concept nieuw
belastingverdrag tussen Nederland en België
geregelde situaties coördinatie tussen
belasting- en premieheffing zou kunnen worden
bereikt. Omdat daartoe in de gegeven
omstandigheden wijziging in de bevoegdheid tot
heffing van sociale- verzekeringspremies
onderzocht dient te worden, beveelt de Commissie
grensarbeiders aan dit onderzoek te laten
verrichten door de Commissie
Verzekeringsaangelegenheden. Met het oog op het
verkrijgen van een goed overzicht van de
situaties waarin sprake is van discoördinatie
tussen belasting- en premieheffing wordt de
Commissie Verzekeringsaangelegenheden
geadviseerd betrokken maatschappelijke
groeperingen te horen. Tevens zou de Commissie
Verzekeringsaangelegenheden eventuele
vervolgacties dienen voor te bereiden.
Standpunt kabinet
Onder het nieuwe Nederlands-Belgische
belastingverdrag wordt de grensarbeidersregeling
van artikel 15, paragraaf 3, ten 1°, van het
huidige belastingverdrag van 19 oktober 1970
niet voortgezet. De achtergrond daarvan is om
voor grensarbeid cöordinatie tussen belasting-
en premieheffing te verkrijgen waardoor de
negatieve effecten van de jaarlijkse
verschuiving tussen belasting- en
premiepercentages in Nederland en België worden
voorkomen. Het kabinet onderschrijft de analyse
van de Commissie grensarbeiders dat met het niet
voortzetten van de grensarbeidersregeling niet
in alle gevallen van grensarbeid coördinatie
tussen belasting- en premieheffing wordt
verkregen. In de Commissie
Verzekeringsaangelegenheden is de expertise
samengebracht om in dat kader de mogelijkheden
en de daarmee samenhangende problemen en
effecten te inventariseren. De Commissie
Verzekeringsaangelegenheden zal worden verzocht
deze inventarisatie te maken
Aanbeveling 3
De Commissie grensarbeiders beveelt aan op korte
termijn uitsluitsel te geven over de toepassing
van artikel 3.83 van de Wet inkomstenbelasting
2001 op aanspraken ingevolge het Belgische
(brug)rustpensioen en overlevingspensioen. Zo de
toepassing van dit artikel zou leiden tot het in
aanmerking nemen van deze aanspraken bij de
bepaling van het belastbaar loon beveelt de
Commissie grensarbeiders aan maatregelen te
treffen die recht doen aan de regeling die met
betrekking tot deze aanspraken is getroffen in
het Besluit van 9 januari 2001, nr.
CPP2000/2593M.
Standpunt kabinet
Volgens de Belgische wetgeving zijn het
Belgische (brug)rustpensioen en
overlevingspensioen verplichte
werknemersverzekeringen. In het Besluit van 9
januari 2001, nr. CPP2000/2593M, is bepaald dat
deze pensioenen voor de toepassing van de Wet
inkomstenbelasting 2001 worden aangemerkt als
pensioenregelingen in de zin van de Wet op de
loonbelasting 1964. Daaraan is vervolgens
toegevoegd dat de op die pensioenregelingen
betrekking hebbende aanspraken en inhoudingen
niet tot het loon behoren. Dit geldt ook voor de
toepassing van artikel 3.81 van de Wet
inkomstenbelasting 2001. Gelet op de strekking
van dit besluit wordt aan de toepassing van
artikel 3.83 van de Wet inkomstenbelasting 2001
niet toegekomen.
Aanbeveling 4
De Commissie grensarbeiders beveelt aan op korte
termijn duidelijkheid te geven over de wijze
waarop Belgische aanvullende (collectieve)
pensioenregelingen behandeld dienen te worden
onder de Wet inkomstenbelasting 2001. Voorzover
nodig, beveelt de Commissie grensarbeiders aan
daarbij in overweging te nemen nader te bepalen
dat een pensioenregeling in de zin van artikel
1.7, tweede lid, onderdeel c, van de Wet
inkomstenbelasting 2001 voor de toepassing van
artikel 3.81 van die wet niet behoeft te worden
getoetst aan de normen van artikel 18 e.v. van
de Wet op de loonbelasting 1964. Als alternatief
hiervoor en (in ieder geval) ter sauvering van
de tot op heden gehanteerde praktijk beveelt de
Commissie grensarbeiders aan in overweging te
nemen om deze pensioenregelingen, zo nodig met
terugwerkende kracht, onder de in artikel 19d
van de Wet op de loonbelasting 1964 gegeven
bevoegdheid, aan te wijzen als zuivere
pensioenregelingen. Resultaat bij de fiscale
behandeling van deze pensioenregelingen volgens
de Nederlandse regelgeving dient in ieder geval
te zijn dat dubbele belasting respectievelijk
dubbele vrijstelling over de pensioenuitkeringen
wordt voorkomen.
Standpunt kabinet
Belgische aanvullende (collectieve)
pensioenregelingen vallen veelal onder artikel
1.7, tweede lid, onderdeel c, van de Wet
inkomstenbelasting 2001. Dit heeft tot gevolg
dat de aanspraken en inhoudingen ingevolge deze
pensioenregelingen in beginsel niet tot het loon
behoren. Ingevolge artikel 3.83, tweede lid, van
de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt voor de
waarde in het economische verkeer van de
opgebouwde pensioenaanspraken een conserverende
aanslag opgelegd, indien de pensioenregeling
niet is ondergebracht bij een
pensioenverzekeraar als bedoeld in artikel 19a,
eerste lid, onderdelen a, b, d, e en f, van de
Wet op de loonbelasting 1964. Daarbij geldt
echter dat de waarde van de opgebouwde
pensioenaanspraken wordt verminderd met de
waarde van de aanspraken die niet ten laste is
gekomen van belastbaar inkomen uit werk en
woning (artikel 3.83, derde lid, van de Wet
inkomstenbelasting 2001). Voorts geldt dat onder
de voorwaarden van artikel 25, vijfde lid, van
de Invorderingswet 1990 uitstel van betaling van
de conserverende aanslag kan worden verkregen.
Met deze systematiek verwacht het kabinet niet
dat zich in de praktijk problemen voor zullen
doen met betrekking tot de opbouw van Belgische
aanvullende (collectieve) pensioenen door
inwoners van Nederland.
Voor de ingevolge deze regelingen tot en met 31
december 2000 opgebouwde pensioenaanspraken zal
het kabinet bezien of het ter bekrachtiging van
de bestaande praktijk noodzakelijk is nadere
maatregelen te treffen.
Aanbeveling 5
De Commissie grensarbeiders beveelt aan voor de
schaduwberekening die in het kader van de
toepassing van artikel 27, paragraaf 1, van het
concept nieuw belastingverdrag moet worden
gemaakt uit te gaan van het belastbare loon
zoals dat op grond van de omstandigheid dat de
grensarbeider zijn dienstbetrekking de facto in
België uitoefent in het belastbare inkomen uit
werk en woning volgens hoofdstuk 3, afdeling
3.1, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt
begrepen.
Standpunt kabinet
Het kabinet neemt deze aanbeveling over. Het
kabinet onderschrijft de analyse van de
Commissie grensarbeiders dat ingeval een
herberekening van het Belgische salaris zou
moeten plaatsvinden met toepassing van de
Nederlandse sociale-, pensioen- en
arbeidsregelgeving, er zodanig veel premissen
moeten worden gemaakt dat een praktische
uitvoering van de bepalingen van artikel 27 van
het verdrag de facto onmogelijk is.
Aanbeveling 6
De Commissie grensarbeiders beveelt aan bij de
schaduwberekening die in het kader van artikel
27, paragraaf 1, van het concept nieuw
belastingverdrag gemaakt moet worden - bij wijze
van voetoverheveling - rekening te houden met
een gecombineerde heffingskorting waarop de niet
of weinig verdienende partner van de
grensarbeider recht zou hebben indien zijn
salaris uitsluitend aan Nederlandse belasting-
en premieheffing onderworpen zou zijn.
Standpunt kabinet
Het kabinet neemt deze aanbeveling over. Met de
bepalingen van artikel 27, paragraaf 1, van het
nieuwe Belgisch-Nederlandse belastingverdrag is
beoogd invulling te geven aan het adagium
"gelijkheid met de buurman". Dit adagium
impliceert dat de inwoner van Nederland die in
België inkomsten verkrijgt die ingevolge artikel
15, 16, 17 of 18, paragraaf 6, van het nieuwe
belastingverdrag aan België ter belastingheffing
zijn toegewezen, uiteindelijk fiscaal niet
slechter af mag zijn dan zijn buurman die
dergelijke inkomsten in Nederland verkrijgt (zie
in dit kader tevens Kamerstukken II 1999/2000,
26 834, nr. 2, blz. 4 en bijlage 2). In die
vergelijking past het om de heffingskortingen te
betrekken waarop de niet- of weinig verdienende
partner van die buurman ingevolge artikel 8.9
van de Wet inkomstenbelasting 2001 recht heeft.
Aanbeveling 7
De Commissie grensarbeiders beveelt aan zodanige
maatregelen te treffen dat aftrekposten die door
middel van de compensatieregeling van artikel
27, paragraaf 1, van het concept nieuw
belastingverdrag voor de Nederlandse
belastingheffing reeds zijn vergolden niet
nogmaals geheel of gedeeltelijk kunnen worden
vergolden via de doorschuifregeling van artikel
11 van het Besluit voorkoming dubbele belasting
2001.
Standpunt kabinet
Het kabinet neemt deze aanbeveling over. De
toepassing van artikel 27 van het nieuwe
Belgisch-Nederlandse belastingverdrag kan er
uiteraard niet toe leiden dat aftrekposten
tweemaal worden vergolden. Het Besluit
voorkoming dubbele belasting 2001 zal in die zin
worden aangepast.
Aanbeveling 8
De Commissie grensarbeiders beveelt aan te
bepalen dat voor de toepassing van de
compensatieregeling van artikel 27, paragraaf 1,
van het concept nieuw belastingverdrag onder
Belgische belasting wordt verstaan de over het
salaris van de grensarbeider geheven Belgische
belastingen die ingevolge artikel 2, paragraaf
3, onderdeel a, vallen onder de materiële
werkingssfeer van dat verdrag.
Standpunt kabinet
Het kabinet neemt deze aanbeveling over, met
dien verstande dat naar zijn oordeel kan worden
volstaan met een verduidelijking dat de in de
compensatieregelingen gehanteerde uitdrukking
"Belgische belasting" de Belgische belastingen
die onder de materiële werkingssfeer van het
verdrag vallen, omvat. Een explicite goedkeuring
is daarvoor niet nodig, omdat een en ander naar
het oordeel van het kabinet reeds uit het
verdrag voortvloeit.
Aanbeveling 9
De Commissie grensarbeiders beveelt aan om in de
op de voet van artikel 27, paragraaf 4, van het
concept nieuw belastingverdrag te starten
onderling overlegprocedure tussen Nederland en
België voor te stellen dat voor de toepassing
van de compensatieregeling van artikel 27,
paragraaf 1 geen sprake is van gekwalificeerde
RSZ-premie.
Standpunt kabinet
Het kabinet neemt deze aanbeveling over. Formeel
kan aan deze aanbeveling eerst uitvoering worden
gegeven op het moment waarop het nieuwe
belastingverdrag in werking is getreden.
Vooruitlopend hierop is echter reeds met de
Belgische bevoegde autoriteiten besproken dat de
uitkomst van te gelegener tijd te starten
onderling overlegprocedure overeenkomstig deze
aanbeveling zal luiden.
Aanbeveling 10
De Commissie grensarbeiders beveelt aan de
aanbevelingen 8 en 9 op dezelfde wijze toe te
passen voor de berekening die in het kader van
de in de paragrafen 2 en 3 van artikel 27 van
het concept nieuw belastingverdrag neergelegde
compensatieregeling dient plaats te vinden.
Standpunt kabinet
Het kabinet neemt deze aanbeveling over.
Aanbeveling 11
De Commissie grensarbeiders beveelt aan om de
compensatieregeling van artikel 27, paragraaf 2,
van het concept nieuw belastingverdrag toe te
blijven passen ingeval de dienstbetrekking van
de grensarbeider, of althans zijn daaraan ten
grondslag liggende arbeidsovereenkomst, zich
wijzigt als gevolg van een bedrijfsovername,
fusie, e.d. Voorts beveelt de Commissie
grensarbeiders aan deze compensatieregeling
opnieuw toe te passen ingeval de grensarbeider
binnen een termijn van ten hoogste zes maanden
in de Belgische grensstreek aansluitend een
nieuwe dienstbetrekking aanvaardt na
onvrijwillig en volledig ontslag alsmede ingeval
de grensarbeider in België zijn dienstbetrekking
hervat na voor een termijn van ten hoogste
twaalf maanden vanwege zijn werkgever in een
ander land gedetacheerd te zijn geweest. Als
aanvullende voorwaarde hierbij geldt dat op de
grensarbeider de exclusieve bewijslast ligt dat
hij zich in één van deze situaties bevindt. De
Commissie grensarbeiders beveelt aan terzake
nadere bewijsregels uit te werken.
Standpunt kabinet
Het kabinet deelt het oordeel van de Commissie
grensarbeiders dat er aanleiding kan bestaan om
in de in de aanbeveling bedoelde situaties
waarin de grensarbeider zijn dienstbetrekking
niet op vrijwillige basis wijzigt, toepassing
van de compensatieregeling van artikel 27,
paragraaf 2, van het nieuwe belastingverdrag
naar doel en strekking te laten prevelaren boven
een grammaticale toepassing daarvan. Het kabinet
is dan ook bereid de aanbeveling over te nemen.
Met betrekking tot de onvrijwillig
ontslagsituaties geldt hierbij echter wel als
voorwaarde dat uitholling en oneigenlijk gebruik
van deze compensatieregeling voorkomen moet
kunnen worden.
Aanbeveling 12
De Commissie grensarbeiders beveelt aan te
onderzoeken of de fiscale behandeling van de
doelgroep van artikel 27 van het concept nieuw
belastingverdrag kan worden geconcentreerd op
één eenheid van de Belastingdienst.
Standpunt kabinet
De aanbevelingen 12 tot en met 15 betreffen
administratieve en organisatorische maatregelen
die naar het oordeel van de Commissie
grensarbeiders getroffen zouden moeten om een
adequate, efficiënte en tijdige toepassing van
de compensatieregelingen van artikel 27 van het
nieuwe belastingverdrag door de Belastingdienst
te garanderen. Het kabinet onderschrijft de
belangen die met een adequate, efficiënte en
tijdige toepassing van de compensatieregelingen
zijn gemoeid en zoals deze belangen besloten
liggen in de analyse die de Commissie
grensarbeiders in hoofdstuk 3, paragraaf b, van
haar rapport heeft gemaakt. Het kabinet is dan
ook bereid de desbetreffende aanbevelingen over
te nemen. Wel maakt het kabinet hierbij het
voorbehoud dat de uitwerking van de
aanbevelingen er niet noodzakelijkerwijs in
hoeft te resulteren dat zij "één op één" worden
overgenomen. Het uiteindelijke resultaat is
immers afhankelijk van de vraag of en, zo ja op
welke wijze de aanbevolen maatregelen ingepast
kunnen worden in de organisatiestructuur en de
werkprocessen van de Belastingdienst. Voor wat
aanbeveling 15 betreft, komt daar nog bij dat de
medewerking van de Belgische
belastingadministratie is vereist. Overigens kan
in dit kader nog worden opgemerkt dat inmiddels
met de Belgische bevoegde autoriteiten wordt
overlegd over een gezamenlijke implementatie van
het nieuwe belastingverdrag in de praktijk op
die punten waar dat mogelijk en efficiënt is.
Daarbij worden de compensatieregelingen van
artikel 27 betrokken.
Aanbeveling 13
De Commissie grensarbeiders beveelt aan om medio
van het jaar 2002 een algemene
voorlichtings-campagne te starten over de
toepassing van artikel 27 van het concept nieuw
belastingverdrag. Voorts beveelt de Commissie
grensarbeiders aan om de grensarbeiders op wie
de compensatieregeling van paragraaf 2 van dat
artikel 27 van toepassing is zo veel als
mogelijk individueel te informeren.
Standpunt kabinet
Zie aanbeveling 12.
Aanbeveling 14
De Commissie grensarbeiders beveelt aan artikel
9.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zodanig
te wijzigen dat de verminderingen die op grond
van de compensatieregelingen van artikel 27 van
het concept nieuw belastingverdrag worden
berekend bij voorlopige teruggaaf kunnen worden
verleend.
Standpunt kabinet
Zie aanbeveling 12.
Aanbeveling 15
De Commissie grensarbeiders beveelt aan in de
toelichtingen bij het verzoek voorlopige
teruggaaf en het aangiftebiljet
inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen een
model op te nemen waarin voor de toepassing van
artikel 27 van het concept nieuw
belastingverdrag een schatting wordt gemaakt van
de verschuldigde Belgische belasting naar het
inkomen en RSZ premie. Voorts beveelt de
Commissie grensarbeiders aan op basis van die
schatting de verminderingen als voorzien in het
onderhavige artikel te verlenen bij voorlopige
teruggaaf en het opleggen van de definitieve
aanslag aan te houden tot het moment waarop de
uiteindelijk verschuldigde Belgische belasting
naar het inkomen en RSZ-premie bekend is, dan
wel de definitieve aanslag op te leggen conform
de vigerende administratieve praktijk en
eventuele wijzigingen in de verschuldigde
Belgische belasting naar het inkomen en
RSZ-premie na afloop van het belastingjaar, mee
te nemen in de voorlopige teruggaaf c.q.
(voorlopige) aanslag van het jaar waarin van de
Belgische belastingadministratie de vermindering
is ontvangen c.q aan de Belgische
belastingadministratie de bijbetaling is gedaan.
Met het oog op het verkrijgen van inzicht in de
uiteindelijk verschuldigde Belgische belasting
naar het inkomen beveelt de Commissie
grensarbeiders aan in overleg te treden met de
Belgische bevoegde autoriteiten teneinde de
mogelijkheid tot automatische
gegevensuitwisseling daaromtrent te onderzoeken.
Standpunt kabinet
Zie aanbeveling 12.
Aanbeveling 16
De Commissie grensarbeiders beveelt aan om de
wijze waarop aanspraken op (brug)rustpensioen en
overlevingspensioen in de systematiek van de
lijfrentevoorzieningen worden ingepast nader te
beoordelen en zo mogelijk - al dan niet met
toepassing van artikel 63 van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen - maatregelen te treffen
waarmee "dubbeltellingen" bij de bepaling van de
jaarruimte en reserveringsruimte zouden kunnen
worden voorkomen.
Standpunt kabinet
Bij de aftrek van lijfrentepremies wordt van de
zogenoemde jaarruimte en reserveringsruimte
bepaald door de premiegrondslag van artikel
3.127, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting
2001. Op die premiegrondslag wordt een
AOW-franchise van f. 21.808 (cijfer 2001) in
mindering gebracht, ook als de desbetreffende
persoon niet of gedurende een beperkt aantal
jaren verzekerd is ingevolge de AOW. Dit is een
bewuste keuze geweest bij de totstandkoming van
vorenbedoeld artikel 3.127. Desalniettemin is
het kabinet bereid te onderzoeken of een nadere
regeling op dit punt wenselijk is.
Aanbeveling 17
De Commissie grensarbeiders beveelt aan nader
aan te geven op welke wijze grensarbeiders - en
in meer algemene zin personen die hun pensioen
bij een buitenlandse pensioenverzekeraar hebben
ondergebracht - de voor de berekening van de
jaar- en reserveringsruimte benodigde jaarlijkse
aangroei van hun pensioenaanspraken dienen te
bepalen.
Standpunt kabinet
De ingevolge artikel 3.127, zesde lid, van de
Wet inkomstenbelasting 2001 juncto artikel 15
van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting
2001 op verzekeraars rustende verplichting om
aan de belastingplichtige een opgave te
verstrekken van de aan een kalenderjaar toe te
rekenen pensioenaangroei, geldt niet voor
buitenlandse pensioenverzekeraars. Het kabinet
zal onderzoeken of voor belastingplichtigen die
hun pensioen bij een buitenlandse
pensioenverzekeraar hebben ondergebracht kan
worden voorzien in een praktisch uitvoerbare
berekeningsmethode van hun jaarlijkse
pensioenaangroei.
Aanbeveling 18
De Commissie grensarbeiders geeft, vanuit het
belang van een goede fiscale begeleiding van
pensioenregelingen bij detachering van
werknemers, in overweging in het concept nieuw
belasting-verdrag tussen Nederland en Duitsland
te streven naar het opnemen van een dezelfde
bepaling als is opgenomen in artikel 26,
paragraaf 7, van het concept nieuw
belastingverdrag tussen Nederland en België.
Voor een meer omvattende multilaterale regeling
geeft de Commissie grensarbeiders in overweging
om op Europees niveau te streven naar een
regeling die een fiscaal gefacilieërde
pensioenopbouw bij detachering mogelijk maakt.
Standpunt kabinet
In artikel 26, paragraaf 7, van het nieuwe
Belgisch-Nederlandse belastingverdrag is een
regeling opgenomen die onder voorwaarden
voorziet in een - fiscaal gefacilieerde -
voorgezette pensioenopbouw door gedetacheerde
werknemers. Bij de onderhandelingen over een
nieuw Nederlands-Duits belastingverdrag zal,
zoals de Commissie grensarbeiders aanbeveelt,
worden gestreefd naar een vergelijkbare
bepaling.
Het kabinet ondersteunt het streven om op
Europees niveau een regeling te treffen tot een
fiscaal evenwichtige behandeling van pensioenen
in geval van detachering. In dit verband kan
gewezen worden op de Richtlijn van 29 juni 1998
(98/49/EG) over het waarborgen van de
aanvullende pensioenen van in het bijzonder
gedetacheerde werknemers. Verder kan worden
gewezen op het richtlijnvoorstel van de Europese
Commissie inzake pensioenfondsen. De fiscale
aspecten daarvan worden behandeld in de
mededeling van de Europese Commissie "De
opheffing van fiscale barrieres voor
grensoverschrijdende
bedrijfspensioenregelingen."
Aanbeveling 19
De Commissie grensarbeiders beveelt aan om bij
de (nadere) interne besluitvorming over het door
de Europese Commissie op 21 december 1998 bij de
Raad van de Europese Unie ingediende voorstel
tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71
bijzondere aandacht te besteden aan die aspecten
van het wijzigingsvoorstel die voor
(postactieve) grensarbeiders ten opzichte van de
huidige situatie (kunnen) leiden tot een
verslechtering in inkomenspositie en/of tot een
toename van (grensoverschrijdende) geschillen in
de uitvoeringspraktijk.
Standpunt kabinet
Reeds eerder is aan de Tweede Kamer toegezegd om
tijdens het wetgevingsproces in voorkomende
gevallen aandacht te besteden aan de specifieke
gevolgen van wetgeving voor grensarbeiders
(Kamerstukken II 2000-2001, 26 834, nr 5, p.
10). Het kabinet is bereid deze lijn ook te
volgen waar het gaat om de Nederlandse
standpuntbepaling in het Europeesrechtelijke
wetgevingsproces. In dit verband ligt het voor
de hand om ook bij de herziening van Verordening
(EEG) nr. 1408/71 bijzondere aandacht te geven
aan de positie van grensarbeiders. Daarbij moet
echter wel in aanmerking worden genomen dat op
Europees niveau wetgeving tot stand wordt
gebracht via een unanieme beslissing van de
Raad. Tevens merkt het kabinet -met de
Commissie grensarbeiders- op dat de belangen van
grensarbeiders moeten worden afgewogen tegen
algemene Nederlandse en Europeesrechtelijke
belangen.
Aanbeveling 20
De Commissie grensarbeiders beveelt aan voor de
situatie waarin het "AOW-gat" leidt tot een
onbillijkheid van overwegende aard, een regeling
te treffen (al dan niet met toepassing van de
hardheidsclausule) waarmee het "AOW-gat" geheel
of gedeeltelijk wordt opgeheven. Ofschoon de
Commissie grensarbeiders zich bewust is dat zich
op voorhand niet laat duiden of er sprake is van
een onbillijkheid van overwegende aard, gaan
haar gedachten bijvoorbeeld uit naar
echtscheidingssituaties waarbij het totale
ouderdomspensioen van de in de periode 1 januari
1957 tot 1 januari 1980 niet werkende en niet
verzekerde ex-echtgenote vanwege het "AOW-gat"
onder het minimumniveau ligt. Voorts stelt de
Commissie grensarbeiders voor om binnen een
periode van één maand te verschijnen van het
rapport de financiële gevolgen van de
precedentwerking in kaart te brengen, mocht
daarbij blijken dat de precedentwerking binnen
politiek aanvaardbare financiële kaders blijft,
dan beveelt de Commissie grensarbeiders een
verdergaande reparatie van het "AOW-gat" aan.
Standpunt kabinet
Het gaat hier om de niet-verzekerde tijdvakken
van vrouwen van grensarbeiders in de periode van
1 januari 1957 tot 1 januari 1980 in verband met
de werkzaamheden van hun echtgenoot in het
buitenland. Het kabinet is met de Commissie van
mening dat in situaties waarin deze korting
leidt tot een onbillijkheid van overwegende
aard, een regeling dient te worden getroffen (al
dan niet met toepassing van een
hardheidsclausule) waarmee de korting geheel of
gedeeltelijk wordt opgeheven. Hierbij denkt het
kabinet aan echtscheidingssituaties waarbij het
totale ouderdomspensioen van de in de periode 1
januari 1957 tot 1 januari 1980 niet werkende en
niet verzekerde ex-echtgenote vanwege die
korting onder het minimumniveau ligt. Een
algemene compensatie van de niet-verzekerde
tijdvakken acht het kabinet niet aangewezen.Ten
eerste omdat in de meeste gevallen een adequaat
pensioen voor het gezin als geheel is opgebouwd.
Ten tweede omdat er aanzienlijke kosten (40
miljoen gulden in 2002) mee zouden zijn gemoeid,
die niet in verhouding staan tot de
problematiek.
Aanbeveling 21
De Commissie grensarbeiders beveelt aan de
toezegging om de Wet op de toegang tot
ziektekostenverzekeringen 1998 en het Besluit
categorieën verzekerden Wtz 1998 te wijzigen, in
die zin dat (ook) Belgische en Duitse
(postactieve) grensarbeiders en hun gezinsleden
de mogelijkheid verkrijgen om op de Nederlandse
particuliere verzekeringsmarkt een overeenkomst
tot standaardverzekering te sluiten, zo spoedig
mogelijk ter hand te nemen. Voorts beveelt de
Commissie grensarbeiders aan om in overweging te
nemen voor de gezinsleden van de onderhavige
(postactieve) grensarbeiders de mogelijkheid van
medeverzekering respectievelijk vrijwillige
verzekering ingevolge de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekostenverzekering te introduceren voor die
gevallen waarin zij ingevolge de wettelijke
regeling van hun woonland geen beroep kunnen
doen op soortgelijke verstrekkingen en
voorzieningen als waarin de Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten voorziet.
Bij wijze van alternatief beveelt de Commissie
aan te onderzoeken of het mogelijk en wenselijk
is de standaardverzekering onder de materiële
werkingssfeer van artikel 4 van Verordening
(EEG) nr. 1408/71 te brengen.
Standpunt kabinet
De procedure tot wijziging van de Wet op de
toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 en
het Besluit categorieën verzekerden Wtz 1998 is
in volle gang. Het streven is erop gericht de
wetswijziging op 1 januari 2002 in werking te
doen treden.
De Commissie gaat ervan uit dat de
desbetreffende categorie grensarbeiders, conform
de huidige praktijk ten aanzien van de
particuliere buitenlandpolissen, niet wordt
geconfronteerd met bijdragen in het kader van de
Wet medefinanciering oververtegenwoordiging
oudere ziekenfondsverzekerden (MOOZ) en de Wet
op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998
(Wtz 1998). Het kabinet merkt hierover het
volgende op.
Omdat niet alle schade in de Wtz 1998 uit de
premies betaald kan worden, betalen alle in
Nederland wonende particulier verzekerden jonger
dan 65 jaar, waaronder de Wtz-verzekerden, een
omslagbijdrage. Op deze manier blijft de premie
voor de Wtz 1998 betaalbaar. Ook dragen de
particuliere verzekerden bij aan de
oververtegenwoordiging van ouderen in de
Ziekenfondswet.
Particulier verzekerden die in het buitenland
wonen, kunnen ingevolge de huidige regelgeving
thans geen MOOZ- en WTZ-bijdragen in rekening
worden gebracht. Het concept-wetsvoorstel zoals
dat inmiddels door de Ministerraad is aanvaard,
voorziet er echter in dat ook in het buitenland
wonende WTZ-verzekerden, net als de in Nederland
wonende WTZ-verzekerden, de MOOZ- en de
WTZ-bijdragen verschuldigd zullen zijn. De ratio
daarvan is, dat het uit een oogpunt van
solidariteit met de in Nederland wonenden
aanvaardbaar is, dat ook de Wtz-verzekerden die
in het buitenland wonen - de schade van deze
verzekerden wordt namelijk eveneens onder de
Wtz-omslagregeling gebracht- deze bijdragen
verschuldigd zijn.
Voor gezinsleden van in Nederland werkende
Duitse en Belgische grensarbeiders is geen
toepasselijke wetgeving uit hoofde van de
Verordening (EEG) nr. 1408/71 of een verdrag
inzake sociale zekerheid aangewezen. Dat
betekent dat zij wat betreft hun sociale
verzekeringspositie in beginsel zijn aangewezen
op de wetgeving van het woonland.
Ingezetenen van Duitsland zijn in beginsel
verzekerd ingevolge de Pflegeversicherung.
Ingezetenen van België die uit hoofde van de
Verordening geen afgeleide rechten op medische
zorg hebben en niet verplicht of vrijwillig
AWBZ-verzekerd zijn, kunnen zich via het
Belgische ziekenfonds verzekeren, als zogeheten
"ingeschrevene in het rijksregister van de
natuurlijke personen". Gelet op het
uitgangspunt dat de overheid van een land
primair verantwoordelijk is voor het beleid,
waaronder het sociale zekerheidsbeleid, ten
aanzien van de eigen ingezetenen en gelet op de
mogelijkheden die de Duitse en de Belgische
wetgeving in beginsel bieden op het gebied van
de sociale ziektekostenverzekering, ziet het
kabinet thans geen aanleiding om de verplichte
of de vrijwillige AWBZ-verzekering open te
stellen voor in België of in Duitsland wonende
gezinsleden van in Nederland werkende
grensarbeiders.
Wat betreft de suggestie om de WTZ onder de
materiële werkingssfeer van de Verordening te
brengen merkt het kabinet op dat deze wet geen
sociale ziektekostenverzekering in het leven
heeft geroepen. De wet regelt de
acceptatieplicht van ziektekostenverzekeraars
van bepaalde categorieën van personen die,
indien zij daarom verzoeken, moeten worden
toegelaten tot een overeenkomst van particuliere
ziektekostenverzekering, waarvan de aanspraken
en de premie door de overheid zijn geregeld,
doch waarvan de verzekeraars zelf de overige
polisvoorwaarden mogen vaststellen. Omdat de
standaardverzekering geen sociale
ziektekostenverzekering is en evenmin sprake is
van een contractuele bepaling in de zin van
artikel 1, onder j, i) of ii) van de
Verordening, is geen sprake van een wettelijke
regeling in de zin van artikel 1, onder j, van
de Verordening. De WTZ of de daarin geregelde
standaardverzekering kan gelet op artikel 4,
eerste lid, van de Verordening niet onder de
materiële werkingssfeer van de Verordening
worden gebracht, omdat de Verordening van
toepassing is op wettelijke regelingen inzake
takken van sociale zekerheid.
Het kabinet merkt ten aanzien van de aanbeveling
tenslotte op dat invoering van de
basisverzekering, mits deze zal zijn vormgegeven
als een publiekrechtelijke verzekering,
ingevolge de Verordening voor deze categorieën
van gezinsleden afgeleide rechten op medische
zorg ten laste van de Nederlandse
basisverzekering doet ontstaan.
Aanbeveling 22
Bij de invoering van de Wet van Otterloo werd de
AOW-uitkering rechtsgrond voor verplichte
verzekering ingevolge de Ziekenfondswet. In
verband met de netto-netto-koppeling is destijds
de bruto AOW-uitkering verhoogd met het toen
geldende Zfw-premiepercentage. Zfw-premie voor
AOW-gerechtigden is verschuldigd zowel over het
AOW-pensioen als over andere inkomsten uit of in
verband met arbeid in het bedrijfs- of
beroepsleven. Tot die andere inkomsten werden
ook buitenlandse pensioenen gerekend. Die andere
inkomsten zijn niet verhoogd in verband met de
Zfw-verzekering. De Commissie signaleert een
inkomensnadeel voor postactieve grensarbeiders
ten opzichte van personen die in Nederland een
volledige AOW-uitkering hebben opgebouwd.
De Commissie grensarbeiders beveelt aan dat
"nader wordt onderzocht of in de gevallen waarin
postactieve grensarbeiders louter ten gevolge
van de uit de Wet van Otterloo voortvloeiende
verhoging van de ziekenfondspremie een
inkomensnadeel ondervinden ten opzichte van
personen die in Nederland wonen en hebben
gewerkt en overigens in gelijke omstandigheden
verkeren, maatregelen mogelijk zijn om dit
nadeel te compenseren."
Standpunt kabinet
De Ziekenfondswet kent geen mogelijkheden om
inkomensnadelen te compenseren. Wat betreft een
andere premiestelling voor de desbetreffende
categorie van personen is het kabinet van mening
dat in de premiesfeer geen onderling afwijkende
percentages moeten gelden voor onderscheiden
categorieën van AOW-gerechtigden die naast hun
AOW-uitkering nog andere inkomsten uit of in
verband met het verrichten van arbeid in
bedrijfs- of beroepsleven hebben, namelijk
AOW-gerechtigden met een geprorateerde
AOW-uitkering en een geprorateerd buitenlands
pensioen enerzijds en AOW-uitkeringsgerechtigden
met een (eventueel om andere redenen gekorte)
AOW-uitkering en andere inkomsten uit of in
verband met het verrichten van arbeid in
bedrijfs- of beroepsleven anderzijds.
Aanbeveling 23
De Commissie grensarbeiders beveelt aan om met
de bevoegde autoriteiten van Duitsland overleg
te starten teneinde een maatregel te treffen
indien collisie van
arbeidsongeschiktheidsregelingen ertoe leidt dat
bij ontslag als gevolg van arbeidsongeschiktheid
geen recht bestaat op een sociale
zekerheidsuitkering die qua hoogte naar de
maatstaven van het (voormalige) werkland is
afgestemd op een situatie van volledige
arbeidsongeschiktheid.
Standpunt kabinet
Verordening (EEG) nr. 1408/71 coördineert de
socialeverzekeringsstelsels van de verschillende
lidstaten en doet geen uitspraak over de inhoud
van de respectieve stelsels. Duitsland kent een
hogere arbeidsongeschiktheidsdrempel dan
Nederland. Daardoor kan het voorkomen dat een
Nederlandse grensarbeider die in Duitsland
arbeidsongeschikt wordt geen
arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, omdat
hij niet aan de Duitse nationale
uitkeringsvoorwaarden voldoet. De Duitse
toetredingsdrempels komen sterk overeen met de
WAO-stelsels in andere Europese landen. Het is
juist de Nederlandse WAO die met zijn lage
toetredingsdrempels internationaal gezien sterk
afwijkt van de rest van Europa.
Aanbeveling 24
De Commissie grensarbeiders beveelt aan met
voortvarendheid te bezien of de Nederlandse
bevoegde autoriteiten de problematiek van de
niet-exporteerbaarheid van Belgische
loopbaanonderbrekingsvergoedingen nader onder de
aandacht van de Belgische bevoegde autoriteiten
te brengen. Voorts beveelt de Commissie
grensarbeiders aan nader te bezien of en onder
welke voorwaarden uitkeringen ingevolge de
Wajong exporteerbaar kunnen worden gemaakt op
een wijze dat misbruik en oneigenlijk gebruik
van de Wajong wordt voorkomen.
Standpunt kabinet
Naar aanleiding van de parlementaire behandeling
van de Wet herziening vrijwillige verzekering
AOW en ANW (Stb. 2001, 212) heeft de regering
een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend
dat voorziet in de mogelijkheid tot export van
een Wajong-uitkering in geval de beëindiging van
de uitkering, als gevolg van het buiten
Nederland gaan wonen van de jonggehandicapte,
leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Hiermee is tevens aan de aanbeveling op dit punt
van de Commissie grensarbeiders tegemoet
gekomen.
De vraag naar de mate van exporteerbaarheid van
de Belgische loopbaanonderbrekingsvergoeding is
in eerste instantie ter beoordeling van de
Belgische autoriteiten. Wel is het kabinet
bekend dat de niet-exporteerbaarheid van de
loopbaanonderbrekingsvergoeding naar de mening
van de Europese Commissie onverenigbaar is met
het Europese recht. Zij heeft hierover inmiddels
contact opgenomen met de Belgische regering. De
Commissie zal overwegen een infractieprocedure
te beginnen als deze contacten niet tot een
bevredigend resultaat leiden.
Aanbeveling 25
De Commissie grensarbeiders beveelt aan in
overweging te nemen de reïntegratie-uitkering
van artikel 23 van de Wet op de (Re)ïntegratie
arbeidsgehandicapten exporteerbaar te maken in
gevallen waarin een Belgische of Duitse
grensarbeider vanwege zijn in Nederland ontstane
arbeidshandicap is aangewezen op een Belgische
of Duitse werkloosheidsuitkering.
Standpunt kabinet
Krachtens Verordening (EEG) nr. 1408/71 hebben
Belgische of Duitse grensarbeiders met een
Nederlands arbeidsverleden recht op een
Belgische of Duitse werkloosheidsuitkering. Het
recht op werkloosheidsuitkering wordt
vastgesteld volgens de normen van het woonland.
Deze personen dienen ter beschikking te staan
van de Belgische of Duitse arbeidsmarkt.
Terugkeer naar de arbeidsmarkt vindt dan plaats
onder regie van de Belgische of Duitse
arbeidsbemiddelingsinstantie. Die instanties
maken daarbij gebruik van de in het woonland
beschikbare reïntegratie-instrumenten. Het is
voor alle betrokkenen niet gewenst indien
verschillende uitvoeringsinstanties uit
verschillende landen toe moeten zien op correct
uitkeringsgebruik
Aanbeveling 26
De Commissie grensarbeiders beveelt aan de
voorlichting over de mogelijkheid van het
verkrijgen van een vrijstelling van verzekering
voor de volksverzekeringen op de voet van
artikel 22 van het Besluit uitbreiding en
beperking kring verzekerden volksverzekeringen
1999 - zo nodig in samenwerking met gemeenten
(zie hierna onderdeel 3 (c) van het rapport) -
te intensiveren. Voorts beveelt de Commissie
grensarbeiders bij wege van aanvullende
maatregel op de intensivering van de
voorlichting aan om te overwegen het op de voet
van het derde lid van artikel 22 van het Besluit
uitbreiding en beperking kring verzekerden
volksverzekeringen 1999 ontwikkelde
hardheidsclausulebeleid te versoepelen, zodanig
dat onbekendheid met de regeling eerder als een
onbillijkheid van overwegende aard wordt
aangemerkt.
Standpunt kabinet
Het kabinet onderschrijft de mening van de
Commissie grensarbeiders dat de
vrijstellingsregeling van artikel 22 van het
Besluit uitbreiding en beperking kring
verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746)
versoepeld dient te worden, zij het op een
andere wijze dan de Commissie voor ogen staat.
Inmiddels is een wijzigingsbesluit in werking
getreden, waardoor de vrijstelling wordt
toegekend met ingang van het tijdstip waarop
voor het eerst aan de voorwaarden voor de
verzekering wordt voldaan, onder de
randvoorwaarde dat het verzoek om vrijstelling
binnen een jaar na aanvang van die verzekering
is ingediend.
Overigens kan de in het rapport vermelde
situatie dat, wanneer men vanwege het recht op
een buitenlandse uitkering (ook) in het land van
waaruit de uitkering wordt ontvangen, verzekerd
is, er sprake kan zijn van dubbele verzekering,
zich niet voordoen, voorzover de uitkering wordt
ontvangen uit een EU-Lidstaat. Op grond van
artikel 13, lid 2, sub f van de Verordening
(EEG) nr. 1408/71 blijft deze persoon
onderworpen aan de wetgeving van de lidstaat die
de uitkering verstrekt, zolang hij nog verzekerd
is in dat land. Pas vanaf het moment dat hij
niet meer verzekerd is, kan de wetgeving van het
woonland van toepassing worden.
Gerichte voorlichtingsactiviteiten ten behoeve
van deze groep van post-actieven zijn lastig te
verwezenlijken. Deze categorie is immers niet
binnen het bestand van de gemeentes of
belastingdienst op te sporen. Het kabinet zal
dit aandachtspunt meenemen in de intensivering
van de algemene voorlichtingsinspanningen rond
grensarbeid.
Aanbeveling 27
De Commissie grensarbeiders beveelt aan nader te
onderzoeken of voor de toepassing van artikel 22
van het Besluit uitbreiding en beperking kring
verzekerden volksverzekeringen 1999 in de
Nederlands-Duitse verhouding een
netto/netto-vergelijking een onevenredig zware
uitvoeringslast en /of ongewenste
precedentwerking meebrengt. Zo dit niet het
geval mocht zijn, dan beveelt de Commissie
grensarbeiders aan te overwegen om deze
netto/netto-vergelijking met een zekere
terugwerkende kracht toe te passen.
Standpunt kabinet
Het kabinet heeft begrip voor de problemen die
Duitse post-actieven ondervinden bij de
toepassing van de vrijstellingsregeling van
artikel 22 van KB 746. Het kabinet is echter
terughoudend om in de relatie met Duitsland te
komen tot een specifieke regeling voor de
berekening van het inkomen voor de toepassing
van artikel 22 van KB 746, waarbij in plaats van
het bruto-inkomen het netto-inkomen als basis
wordt genomen. Een netto-netto berekening is
vatbaarder voor fluctuaties als gevolg van het
inhoudingstraject, en daardoor
uitvoeringstechnisch gecompliceerder. Ook vanuit
handhavingsoptiek is een netto-netto berekening
kwetsbaarder. Het is een ingewikkeld en moeilijk
probleem, maar het kabinet laat niettemin nog
verder onderzoek doen om te bezien of er toch
nog andere oplossingen mogelijk zijn, die niet
tot te grote administratieve en derhalve
kostbare consequenties leiden, waarbij tevens
moet worden bezien hoeveel onderdanen van andere
EU-Lid-Staten en staten waarmee Nederland een
verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten,
onder een dergelijke regeling zouden vallen.
Immers, op grond van de internationale
overeenkomsten moet gelijke behandeling worden
toegepast op alle verdragsonderdanen.
Aanbeveling 28
De Commissie grensarbeiders beveelt aan dat de
Sociale Verzekeringsbank - in het verlengde van
aanbeveling 2 van dit rapport - in overleg met
de bevoegde autoriteiten van België en Duitsland
streeft naar een regeling in de zin van artikel
17 van Verordening (EEG) nr.1408/71 die een
oplossing biedt voor situaties waarin een switch
in de verzekeringspositie ontstaat als gevolg
van het ontplooien van niet substantiële arbeid
in een andere lidstaat. Als alternatief beveelt
de Commissie Grensarbeiders aan te bezien of een
dergelijke regeling kan worden opgenomen in het
voorstel van 21 december 1998 tot wijziging van
Verordening (EEG) nr. 1408/71.
Standpunt kabinet
Het kabinet onderkent de problemen die zich
kunnen voordoen indien een grensarbeider
niet-substantiële arbeid in het woonland
aanvaardt. Het kabinet is evenwel van mening dat
artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 1408/71
voldoende mogelijkheden biedt in dergelijke
gevallen tot een oplossing te komen. Het treffen
van generieke maatregelen - bijvoorbeeld door
middel van een aanpassing van Verordening (EEG)
nr. 1408/71, zoals de Commissie voorstelt - acht
het kabinet een moeilijke weg omdat daarvoor een
unanieme beslissing van de Raad noodzakelijk is.
Het kabinet zal deze kwestie niettemin op
EU-niveau ter tafel brengen. Zo lang er geen
generieke oplossing voor het probleem op
Europees niveau is gevonden, biedt artikel 17
van Verordening (EEG) nr. 1408/71 voor
individuele gevallen een oplossing.
Aanbeveling 29
De Commissie grensarbeiders beveelt aan de
aanbevelingen van de Werkgroep "Ondernemen in de
grensstreek" met betrekking tot de
informatievoorziening en de klachtenbehandeling
mede in de Nederlands-Belgische context te
plaatsen. Dit betekent concreet dat de Commissie
grensarbeiders aanbeveelt om:
i. in de Nederlands-Belgische grensstreek
gezamenlijke informatiepunten van de Nederlandse
en Belgische belastingadministratie en
instellingen werkzaam op het terrein van de
sociale zekerheid in de richten, waar
betrokkenen (zowel werknemers als werkgevers als
zelfstandige ondernemers zonder personeel)
tijdens spreekuren terecht kunnen met vragen
over onder meer de fiscaliteit en de sociale
zekerheid. Voor wat betreft telefonische en
elektronische informatie-voorziening zouden deze
informatiepunten een pendant moeten krijgen in
een snelle en zeer nauwe samenwerking tussen
deze instellingen,
ii. door de belastingadministraties en
instellingen die werkzaam zijn op het terrein
van de sociale zekerheid van Nederland en België
in onderling overleg af te stemmen en in de
Nederlandse, Franse en Duitse taal brochures te
laten ontwikkelen ten behoeve van degenen die in
beide landen grensoverschrijdend werkzaam zijn
als ten behoeve van hun eventuele werkgevers,
iii. een periodiek lokaal overleg te organiseren tussen de Nederlandse en Belgische fiscale autoriteiten respectievelijk tussen de instellingen werkzaam op het terrein van de sociale zekerheid om klachten, verzoeken en vragen op die terreinen te behandelen, en
iv. te bezien of gemeenten een meer
omvattende rol in de informatievoorziening
kunnen vervullen door het verstrekken van
informatiepakketten over (onder andere) de
fiscale en sociaal-verzekeringstechnische
aspecten waarmee men te maken kan krijgen
alsmede door het verstrekken van een overzicht
van de instanties waartoe men zich dient te
wenden.
Standpunt kabinet
Het kabinet onderschrijft het belang dat de
Commissie grensarbeiders hecht aan een goede
voorlichting. In dat kader is een gezamenlijk
informatiepunt van de Nederlandse en Duitse
belastingdienst in de Nederlands-Duitse
grensstreek ontwikkeld. Dit heeft geleid tot de
instelling van het team GWO (grensoverschrijdend
werken en ondernemen). Het team GWO is
ondergebracht bij de Belastingdienst te Heerlen.
Bij het team GWO werken momenteel ambtenaren van
de belastingdienst van Nederland en de
belastingdienst van Noordrijn-Westfalen.
Daardoor kan men bij één instantie informatie
verkrijgen over zowel het Nederlandse en Duitse
fiscale recht. Thans wordt op ambtelijk niveau
gesproken over eventuele Belgische deelname aan
dit project. Het kabinet heeft tevens aangegeven
groot belang te hechten aan het opzetten van
één informatiepunt waarbij men terecht kan voor
alle vragen die samenhangen met grensarbeid,
ondernemen in de grensstreek en
grensoverschrijdende projecten. Inmiddels zijn
initiatieven genomen om een zodanig centraal
informatiepunt op te richten. In het algemeen
overleg met de vaste commissie voor BZK over
grensoverschrijdende projecten op 14 juni 2001
hebben de verantwoordelijke bewindslieden (van
BZK en Financiën) verklaard te streven naar een
intensievere koppeling tussen beide initiatieven
en een snelle operationalisering van het
informatiepunt. Dit kan worden gerealiseerd door
dat informatiepunt te koppelen aan het team GWO
van de belastingdienst, dat bereikbaar is via
één gratis (0800-) telefoonnummer . Vanuit dit
informatiepunt zal op korte termijn in elk geval
informatie kunnen worden verschaft over het
fiscale recht van Nederland en Duitsland alsmede
over vraagstukken op het gebied van de sociale
verzekeringen. Vervolgens zal, als dit
informatiepunt eenmaal operationeel is geworden,
verdere uitbouw naar andere gebieden, zoals het
ondernemingsrecht, zorg enz., in gang worden
gezet. Het streven is er op gericht, dat het
algemene informatiepunt voor 1 januari 2002
operationeel is.
Aanbeveling 30
De Commissie grensarbeiders beveelt aan om in
een besluit een overzicht te geven van de wijze
waarop (aanspraken op) Belgische en Duitse
sociale zekerheidsuitkeringen voor de Wet
inkomstenbelasting 2001 behandeld dienen te
worden. Voorts beveelt de Commissie
grensarbeiders de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen aan duidelijkheid te
verschaffen over de reikwijdte van de
jurisprudentie van het Hof van Justitie van de
Europese Gemeenschappen inzake de
exporteerbaarheid van Nederlandse
studiefinanciering.
Standpunt kabinet
Het kabinet neemt deze aanbeveling over. Wat
betreft het overzicht van de wijze waarop
(aanspraken op) Belgische en Duitse sociale
zekerheidsuitkeringen voor de Wet
inkomstenbelasting 2001 worden behandeld, wordt
inmiddels een conceptbesluit voorbereid.
Wat betreft de aanbeveling inzake de reikwijdte
van de jurisprudentie van het Hof van Justitie
ten aanzien van de exporteerbaarheid van
Nederlandse studiefinanciering, kan worden
opgemerkt dat de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschappen dit voorjaar de notitie
"Studeren zonder grenzen" heeft uitgebracht.
Hierin wordt onder andere ingegaan op de
verschillende gevolgen van de jurisprudentie
voor de positie van grensarbeiders. Meer in het
algemeen wordt in de notitie voorgesteld de
meeneembaarheid van de studiefinanciering naar
het buitenland te vergroten. Het kabinet zal op
basis van de voorstellen uit de notitie een
wetsvoorstel tot wijziging van de WSF 2000
indienen.
Overig
Tijdens het Algemeen Overleg over de
socialeverzekerings- en fiscale positie van
grensarbeiders op 1 februari 2001 (Kamerstukken
II 2000/01, 26 834, nr. 5) zijn door
verschillende kamerleden vragen gesteld over de
gevolgen van de Wet overheidspersoneel onder de
werknemersverzekeringen (hierna: OOW) voor
grensarbeiders, voor wat betreft hun aanspraken
op een werkloosheidsuitkering. Van de zijde van
het kabinet is in dat verband aan de betreffende
kamerleden toegezegd dat het in het kader van de
standpuntbepaling op het rapport van de
commissie-Linschoten met een adequate reactie
zal komen.
Met ingang van 25 oktober 1998 is de
werkingssfeer van de Verordening (EEG) nr.
1408/71 uitgebreid met bijzondere stelsels voor
ambtenaren. Op grond van art. 71 bis, lid 3, van
de Verordening komen degenen die verzekerd zijn
krachtens een dergelijk bijzonder stelsel bij
werkloosheid in aanmerking voor een
werkloosheidsuitkering van het laatste werkland.
Op grond van de OOW zijn ambtenaren wat betreft
hun werkloosheidsverzekering niet langer
verzekerd krachtens een bijzonder stelsel, maar
krachtens het algemene, voor werknemers
geldende, stelsel. Derhalve moeten de ter zake
geldende regels van Verordening (EEG) nr.
1408/71 op hen worden toegepast. Dit heeft tot
gevolg dat zij bij volledige werkloosheid niet
meer in aanmerking komen voor een uitkering van
hun laatste werkland. Op hen is artikel 71 van
toepassing, op grond waarvan grensarbeiders bij
werkloosheid aanspraak op een uitkering van hun
woonland kunnen maken.
In verband met de toegang tot een particuliere
ziektekostenverzekering bij herintreding het
volgende. Het kabinet heeft thans een
wetsvoorstel in voorbereiding, waarbij degenen
die buiten Nederland wonen en werken in
Nederland toegang krijgen tot de WTZ 1998. Naar
verwachting wordt dit voorstel in het najaar
ingediend. Hiermee is hun positie gelijk aan die
van alle andere werknemers. Het kabinet ziet dan
ook geen aanleiding om voor hen een aparte
overgangsregeling te maken.
Het bovenstaande is uitsluitend van toepassing
op eventuele aanspraken krachtens de wettelijke
werkloosheidsverzekering. Op aanspraken
krachtens de "bovenwettelijke" regelingen is
een ander regiem van toepassing.
De "bovenwettelijke" uitkering is voor bepaalde
sectoren vastgelegd in algemene maatregelen van
bestuur (amvb's) en voor andere sectoren in
CAO's.
De amvb's vallen onder de materiële
werkingssfeer van Verordening (EEG) nr. 1408/71.
Regelingen vallen namelijk onder de materiële
werkingssfeer als ze kunnen worden aangemerkt
als een wettelijke regeling die verband houdt
met een van de takken van sociale zekerheid waar
de Verordening op ziet.
"Bovenwettelijke" uitkeringen die zijn
neergelegd in een amvb worden aangemerkt als een
bijzonder stelsel voor ambtenaren, aangezien het
een stelsel van uitkeringen betreft dat
verschilt van het algemene stelsel en waaraan
uitsluitend bepaalde categorieën van ambtenaren
die onder een dergelijk stelsel vallen in
aanmerking komen voor een werkloosheidsuitkering
van hun laatste werkland. De in de regeling
opgenomen voorwaarde dat aanspraak moet bestaan
op een WW-uitkering mag niet worden gesteld. De
buitenlandse werkloosheidsuitkering dient te
worden gelijk gesteld met een aanspraak
krachtens de WW.
In andere sectoren zijn de "bovenwettelijke"
uitkeringen bij werkloosheid geregeld in CAO's.
Deze kunnen niet worden aangemerkt als
wettelijke regelingen in de zin van Verordening
(EEG) nr. 1408/71, maar wel als sociale
voordelen in de zin van artikel 7 van
Verordening (EEG) nr. 1612/68. Dit heeft tot
gevolg dat deze sociale voordelen ook moeten
worden toegekend aan (voormalige)
grensarbeiders. Ook in deze situatie kan de
grensarbeider derhalve aanspraak maken op de
"bovenwettelijke" uitkering.
---
Zie ook Kamerstukken II 1999-2000, 26 834,
nr. 2, pagina 3.
Het Grensinfopunt wordt géén onderdeel van
de Belastingdienst Heerlen. Het is een op
zichzelf staande organisatie, met een eigen
identiteit, een eigen naam en een eigen
telefoonnummer.