Ministerie van Financien

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling; domein verbruiksbelastingen

Besluit van 12 oktober 2001, nr. CPP2001/1432M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.


1. Inleiding


Op grond van artikel 36p van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) wordt op de belasting die is verschuldigd ter zake van de levering van aardgas en elektriciteit een vermindering toegepast ter zake van de bedragen die de belastingplichtige heeft uitgekeerd aan particuliere huishoudens in verband met de aanschaf van energiezuinige apparaten, energiebesparende voorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame elektriciteit, de energiepremies. Een toelichting op deze bepaling is opgenomen in het besluit van 30 december 1999, nr. VB99/2653M (mededeling 10).

De apparaten en voorzieningen waarvoor een energiepremie kan worden toegekend zijn opgenomen in de Uitvoeringsregeling energiepremies. In die regeling is ook opgenomen het EnergiePrestatieAdvies (EPA). Het EPA wordt opgemaakt door een deskundige en geeft onder meer aan welke energiebesparende maatregelen aan en in de woning kunnen worden getroffen.

Het EPA zelf komt slechts voor een energiepremie in aanmerking als men minimaal één van de in het EPA geadviseerde energiebesparende voorzieningen ook daadwerkelijk op basis van het EPA heeft uitgevoerd. Die voorziening moet dan uiteraard wel voorkomen op de lijst van voorzieningen waarvoor een energiepremie geldt. Men komt dan bovendien in aanmerking voor een bonus. Met andere woorden, laat men een EPA opmaken, maar wordt aan de daarin opgenomen adviezen geen gevolg gegeven, dan komt men niet in aanmerking voor een premie. Wordt minimaal één van de geadviseerde maatregelen wel uitgevoerd, dan komt men in aanmerking voor de premie voor de EPA, voor de premie van de uitgevoerde maatregel die daarvoor geldt èn voor de bonus.

In deze mededeling, die in overleg met het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) tot stand is gekomen, wordt een nadere toelichting gegeven op het EPA en de wijze waarop de toekenning van de premie tot stand komt.


2. Juridische kaders


De voorwaarden waaraan degene die het EPA opmaakt (de EPA-adviseur) en het EPA zelf moeten voldoen, zijn opgenomen in de Regeling EnergiePrestatieAdvies van 24 maart 2000 (Stcrt. 2000, 64) (regeling EPA) die is opgesteld door de Staatssecretaris van VROM en de Minister van Economische Zaken. Deze regeling, die bij dit besluit is gevoegd, is in werking getreden vanaf 1 januari 2000.

Bedoelde voorwaarden zijn met name gericht op de kwaliteit van het EPA. In de Uitvoeringsregeling energiepremies zijn de voorzieningen opgenomen die in aanmerking komen voor de energiepremie.

In artikel 8n van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag zijn nadere regels opgenomen met betrekking tot de aanvraag van de premie.


3. Het opmaken van een EPA
Een EPA wordt tot stand gebracht door iemand die:

a) (werkt voor een onderneming die) staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

b) is verzekerd tegen schade na uitvoering van het advies, voor zover die schade is toe te rekenen aan het advies;

c) aantoonbaar in staat is om klachten naar behoren af te handelen.

Het advies kan tot stand worden gebracht door het advies uit te voeren volgens de Basismethode EPA. De Basismethode (software en handboek) wordt door de overheid gratis ter beschikking gesteld via het internet (www.EPAdesk.nl). De EPA adviseur moet daarbij het inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel verstrekken en moet vermelden bij welke verzekeringsmaatschappij en welk polisnummer de gebruiker is aangesloten. Verder dient hij aan te geven dat hij aantoonbaar in staat is om klachten naar behoren af te handelen.

Op basis van de Basismethode kan een EPA advies worden uitgebracht. Bij het totstandkomen van het advies worden, conform de regeling EPA, ten minste de volgende stappen doorlopen:


1. aanvraag en invoergegevens verzamelen;


2. opname ter plaatse;



3. bepaling energie-index en besparingsmaatregelen;

4. uitbrengen advies en



5. digitaal aanleveren EPA-rapport en monitoringsgegevens bij VROM.
Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de regeling EPA en de daarbij behorende bijlage en toelichting.

Naast de Basismethode kan een EPA-adviseur ook een andere methode hanteren. Er dient dan aan de Staatssecretaris van VROM (vooraf) te worden aangetoond dat deze methode voldoet aan het programma van eisen zoals dat staat verwoord in de regeling EPA.

4. Vormgeving EPA

Het advies aan de klant wordt uitgebracht in de vorm van een rapport. Bij dit rapport is de "Samenvatting energieprestatieadvies ten behoeve van de energiepremie" (de samenvatting EPA) gevoegd. Op deze samenvatting staat vermeld welk pakket van energiebesparende voorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie (maatregelen DE) kunnen worden uitgevoerd.

Het advies is uitgebracht op het moment dat de adviseur het advies en de samenvatting EPA heeft ondertekend. Een kopie van de samenvatting EPA dient bij de aanvraag tot het toekennen van de energiepremie te worden gevoegd. Op verzoek kan ook de originele samenvatting EPA worden opgevraagd.

De EPA-adviseur dient afschriften van het volledige EPA-rapport en de monitoringbestanden in digitale vorm toe te zenden aan het Ministerie van VROM. De energiebedrijven en de Belastingdienst kunnen bij VROM nagaan of de monitoringsgegevens zijn verstuurd. Indien deze gegevens niet zijn verzonden, bestaat geen recht op energiepremie.

5. Aanvraag energiepremie voor EPA

Zoals eerder vermeld, krijgt de klant een volledig rapport. Als onderdeel van dit rapport is de samenvatting EPA gevoegd. Op deze samenvatting staat vermeld welk pakket van energiebesparende voorzieningen en maatregelen DE kunnen worden uitgevoerd.

Pas nadat tenminste één van de geadviseerde maatregelen die premiabel zijn, ook daadwerkelijk aan de woning(en) is uitgevoerd kan een aanvraag tot toekenning van de premie voor het EPA worden ingediend bij het energiebedrijf. Bij de aanvraag dient de kopie van de samenvatting EPA worden gevoegd. Op verzoek kan het energiebedrijf het origineel opvragen.

Om in aanmerking te komen voor de premie voor het EPA en de bonus dient dus eerst een EPA te zijn opgemaakt en vervolgens een van de geadviseerde maatregelen te zijn uitgevoerd. Indien belanghebbende derhalve de opdracht tot het aanbrengen van de energiebesparende voorziening of de maatregel DE vóór het uitbrengen van het advies heeft verstrekt, dan wel al was begonnen met het daadwerkelijk aanbrengen van de voorziening of de maatregel DE, bestaat geen recht op premie voor het EPA noch op de bonus.


6. Bestaande bouw

Voor energiebesparende voorzieningen kan op grond van art. 8n, vierde lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag alleen een energiepremie worden verleend indien de bouwvergunning van de woning vóór 1 januari 1998 is afgegeven. Deze voorwaarde geldt niet voor maatregelen DE.

Aangezien, zoals eerder vermeld, het EPA is aangemerkt als een energiebesparende voorziening, is derhalve de voorwaarde van toepassing dat de bouwvergunning van de woning waar het EPA op van toepassing is, vóór 1 januari 1998 moet zijn afgegeven.

Indien dan ook een EPA is afgegeven voor een woning met een bouwvergunning op of na 1 januari 1998 en in dit advies maatregelen DE worden geadviseerd, komt men niet in aanmerking voor een de premie voor de EPA en evenmin voor de bonuspremie. Men kan uiteraard wel aanspraak maken op de premie die geldt voor de betreffende maatregel DE.


7. EPA voor woningblok

In de energiepremielijst wordt het EPA aangemerkt als een energiebesparende voorziening. Hierbij wordt voor de toe te kennen premies onderscheid gemaakt tussen een EPA voor één woning, voor een woningblok van 2 t/m 10 woningen of voor een woningblok van meer dan 10 woningen.

Er is sprake van blokwoningen indien de energetische uitgangspositie van de woningen gelijk is. De belangrijkste criteria hierbij zijn:


* bouwkundige staat van de woningen;

* technische installaties;

* bewonersgedrag en samenstelling bewoners (leeftijd en aantal): het stookgedrag (temperatuur op 18 of 20 graden) kan bijvoorbeeld van essentiële invloed zijn op het EPA;


* doel waarvoor een EPA wordt opgemaakt.
Bij een groot renovatieproject door een woningbouwcorporatie kan het van groter belang zijn om te komen tot een uniforme uitvoering van energiebesparende maatregelen in een woningblok in plaats van een EPA te richten op individuele woningen (inclusief individueel bewonersgedrag). Bij de keuze voor een EPA voor een individuele woning of voor een woningblok kan de EPA-adbviseur hiermee rekening houden. Hij zal op basis van zijn ervaring en deskundigheid bepalen of in een bepaalde situatie een EPA-advies voor een woningblok wordt opgemaakt of niet.

Om voor premie in aanmerking te komen dient minimaal één van de geadviseerde energiebesparende voorzieningen of maatregelen DE aan de woning te zijn gebracht.

Indien sprake is van een EPA voor een woningblok zou dit inhouden dat aan alle woningen de voorziening of de maatregel DE moet zijn aangebracht. Omdat dit op veel praktische problemen stuit, dient voor woningblokken bij minimaal 70% van de tot het woningblok behorende woningen de voorzieningen of de maatregel DE te zijn aangebracht.


8. Aanbrengen maatregelen
Om voor een energiepremie voor het EPA alsmede de bonuspremie in aanmerking te komen, dienen de energiebesparende voorzieningen of maatregelen DE op zichzelf te voldoen aan de eisen zoals deze in de energiepremieregeling staan vermeld. Bestaat geen recht op energiepremie voor de energiebesparende voorziening of de maatregel DE dan bestaat ook geen recht op premie voor het EPA en de bonuspremie.

De geadviseerde voorziening of de maatregel DE hoeft niet volledig aan de woning te worden aangebracht. Een gedeelte van de geadviseerde hoeveelheid volstaat, maar dient dan wel zodanig te zijn dat de daaraan toe te kennen energiepremie voor de aangebrachte voorziening of de maatregel DE meer dan circa ¦ 100 (circa ¤ 45) bedraagt.


9. Geldigheidsduur van een eenmaal uitgebracht EPA-advies
In de ter zake geldende bepalingen is thans geen geldigheidsduur voor een EPA voorgeschreven. Dit betekent dat het EPA in beginsel geldig is zolang er een regeling is, waarop zij is gebaseerd. Indien de regeling Energiepremies mocht aflopen, betekent dit dat men dus niet meer voor een energiepremie in aanmerking komt, ook al voert men alsnog een van de aanbevolen maatregelen uit.

Voorts komt men alleen voor de premie (en de bonuspremie) in aanmerking indien op het tijdstip van het treffen van de maatregel/voorziening, deze maatregel/voorziening als zodanig in de Uitvoeringsregeling energiepremies is opgenomen. Met andere woorden, indien op het tijdstip van het uitbrengen van het EPA-advies een vloerisolatie met een warmteweerstand van tenminste 1,3 m2. K/W voorgeschreven stond om in aanmerking te komen voor de premie en op het tijdstip van het daadwerkelijk aanbrengen van deze voorziening, als gevolg van technische vooruitgang inmiddels een warmteweerstand van tenminste 1,6 m2. K/W wordt geëist, dan komt men slechts in aanmerking voor de (bonus)premie indien deze laatste vloerisolatie is aangebracht.


10. EPA in 2002

De mogelijkheid om in het jaar 2002 de energiepremie voor het EPA los te koppelen van het daadwerkelijk uitvoeren van geadviseerde maatregelen wordt bekeken. Dit zou dan inhouden dat alleen het uitbrengen van een EPA al leidt tot het aanspraak kunnen maken op een energiepremie. Om deze loskoppeling te realiseren zal nog een aantal zaken geregeld moeten gaan worden. Eén hiervan zou zijn dat de markt zelf moet zorgen voor een vorm van kwaliteitsborging in de vorm van procescertificering voor bedrijven. Zodra meer bekend is volgt daarover nadere informatie.

Regeling EnergiePrestatieAdvies (Stcrt. 2000, 64 )

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 36a, eerste lid, onderdeel j, laatste volzin, van de Wet belastingen op milieugrondslag,

Besluiten:

Artikel 1.

Een EnergiePrestatieAdvies als bedoeld in artikel 36a, eerste lid, onderdeel j, van de Wet belastingen op milieugrondslag dient te voldoen aan het in de bijlage bij deze regeling opgenomen programma van eisen.

Artikel 2.

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2000.

Artikel 3.

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling EnergiePrestatieAdvies.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 24 maart 2000.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.W. Remkes.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink.

Bijlage bij artikel 1 van de Regeling EnergiePrestatieAdvies

Programma van eisen

In dit programma van eisen wordt verstaan onder:


a. NEN: een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm;


b. NEN 5128: NEN 5128, december 1998, met wijzigingsblad NEN 5128/A1, maart 1999;


c. NEN 2580: NEN 2580, 2e druk, mei 1997.
Een EnergiePrestatieAdvies (EPA) is gebaseerd op een integraal onderzoek naar de energetische kwaliteit van een bestaande woning of een bestaand woongebouw.

Een EPA wordt tot stand gebracht door iemand, hierna te noemen de adviseur, die:


a. (werkt voor een onderneming die) staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;


b. is verzekerd tegen schade na uitvoering van het advies, voor zover die schade dient te worden toegerekend aan het advies;


c. aantoonbaar in staat is om klachten naar behoren af te handelen.

Bij het totstandbrengen van een EPA worden ten minste de volgende stappen doorlopen:


1. aanvraag; invoergegevens verzamelen


2. opname ter plaatse


3. bepaling energie-index en besparingsmaatregelen

4. uitbrengen advies

5. digitaal aanleveren EPA-rapport en monitoringsgegevens
Ad 1. Aanvraag; invoergegevens verzamelen

Ter voorbereiding van de opname ter plaatse verzamelt de adviseur gegevens over ten minste: de opbouw van de schil, de installaties voor ruimteverwarming, tapwater en ventilatie, het energieverbruik voor gas, elektra en warmte van de woning en de (mogelijkheden voor toekomstige) aansluiting op collectieve warmtesystemen in de regio. Hij vermeldt deze gegevens op een intakeformulier.

Ad 2. Opname ter plaatse

De volgende elementen komen in de woningopname ten minste aan bod:


1. Algemeen







1a adres en huisnummer



1b postcode en woonplaats


1c contactpersoon (voor project verantwoordelijke persoon)


1d cliëntnaam (naam van opdrachtgever)


1e organisatie (naam van organisatie die EPA uitvoert)


1f naam van EPA-adviseur



1g niveau van het advies


· één woning

· woningblok

· gemiddelde woning van een woningblok


1h aantal woningen in een woningblok


1i type klant


· professionele woningbeheerder

· particuliere eigenaar


2. Referentiewoning







2a bouwjaar (voor gerenoveerde woningen geldt het oorspronkelijke bouwjaar)


2b aantal bewoners per woning

2c aantal bouwlagen per woning

Alleen die bouwlagen worden geteld die vallen binnen de minimumbegrenzing van een woning of woongebouw zoals gedefinieerd in NEN 5128 5.3.2.2. Bij split-level-woningen worden eerste en tweede bouwlaag, derde en vierde etc. telkens als een bouwlaag gezien.

2d woningtype

· eengezinswoning

· meergezinswoning

· portiek/etage

· galerijflat/hoogbouw

2e dakvorm

· hellend dak

· plat dak (
3. Bouwkundig

3a gebruiksoppervlakte in m²

Voor ruimten die vallen binnen de minimumbegrenzing van een woning of woongebouw, zoals gedefinieerd in NEN 5128 5.3.2.2. De gebruiksoppervlakte wordt gemeten conform NEN 5128 3.12 of NEN 2580 4.5.

a) 1e woonlaag

b) 2e woonlaag

c) 3e woonlaag

d) zolder

e) overige verdiepingen

f) totaal (a-e)

3b aanwezigheid van verwarmde zolder

3c aanwezigheid van serre

3d aantal bouwlagen van de serre

3e oppervlakte dichte gevel tussen serre en woning (aantal m2)

3f voorverwarming ventilatielucht in serre (hiervoor dienen dan wel speciale voorzieningen te zijn aangebracht)

3g oriëntatie van de gevel (windrichting van de gevel waaraan de serre grenst, is bepalend)

Bepaal van: vloer, gevel, vulpanelen, hellend dak, plat dak, zoldervloer, gevel tussen serre en woning:

3h constructie

3i oppervlakte in m²

3j grenst aan:

· buiten / garage

· onverwarmde ruimte

· grond / kruipruimte

· serre

3k type isolatie:

· minerale wol / kunststofschuimen

· folie

3l dikte van de spouw en/of van het isolatiemateriaal

Indien er in de constructie steenachtige lagen zitten, geldt de totale dikte hiervan, tenzij er meer dan 2 cm isolatie in de constructie aanwezig is.

Beglazing en kozijn

3m aantal m² (de oppervlakte wordt vlakvol gemeten inclusief de kozijndikte (dagmaat)).

3n oriëntatie

3o buiten grenst aan:

· buiten / garage

· onverwarmde ruimte

· serre

3p binnen grenst aan:

· verwarmde ruimte

· matig verwarmde of niet verwarmde ruimte

3q aantal glaslagen

3r spouwbreedte

3s coating

3t kozijn

· hout/kunststof

· metaal, thermisch onderbroken

· metaal

Deuren

3u aantal m²,

3v grenst aan:

· buiten / garage

· onverwarmde ruimte

· serre

Deuren die voor meer dan 40% bestaan uit beglazing worden beschouwd als "Beglazing en kozijn".

De oppervlakte aan borstwering wordt beschouwd als vulpaneel of als massieve deur en wordt opgenomen onder "Deuren" of "Vulpanelen".


4. Installaties

4a Soort verwarming: keuzemogelijkheden zoals gedefinieerd in NEN 5128 3.4, 3.5, 3.13, 3.18, 3.44, 3.45.

Wanneer integraal door de woning lokale verwarming is toegepast, wordt dit beschouwd als centrale verwarming met conventioneel rendement.

Wanneer zowel lokale als centrale verwarming aanwezig is, is het uitgangspunt centrale verwarming.

Centrale verwarming - algemeen

4b plaats van het verwarmingstoestel binnen of buiten de minimumbegrenzing van een woning of woongebouw zoals gedefinieerd in NEN 5128
5.3.2.2.

4c soort verwarmingstoestel

· CR
· VR 80%-90%

· HR 100>90%

· HR 104

· HR 107

Indien een moederhaard aanwezig is, wordt deze beschouwd als een conventionele ketel.

4d ontwerp aanvoertemperatuur water/lucht van de verwarmingselementen

· >=55°C watergedragen of directgestookte luchtverwarming

· 4e soort brandstof

· olie

· gas

Centrale verwarming - voorzieningen

4f individuele bemetering

4g leidingisolatie (indien aanwezig in onverwarmde ruimte en indien meer dan 75% van de leidinglengte is geïsoleerd)

4h stooklijngeregelde keteltemperatuur en thermostatische radiatorkranen

4i pompschakeling

4j centrale plaatsing ketel

Lokale verwarming - algemeen

4k soort brandstof

· elektrisch

· gas/olie

Warmtelevering door derden - voorzieningen

4l individuele bemetering

4m leidingisolatie (indien aanwezig in onverwarmde ruimte en indien meer dan 75% van de leidinglengte is geïsoleerd)

Tapwatertoestel

4n soort warmtapwatertoestel

· collectieve voorziening

· combi-tap

· combi-vat

· keukengeiser

· badgeiser

· gasboiler

· elektrische boiler (>20 l)

· warmtepompboiler

4o additionele keukenboiler

4p tapwaterverwarming - voorzieningen

· waterbesparende douchekop

· leidingisolatie warmtapwaterleiding

· warmwatertoestel centraal geplaatst

· zonneboiler

4q tapwaterpunten

· douche

· bad

· vaatwasmachine

Ventilatie

4r soort ventilatie

· natuurlijke toe- en afvoer

· natuurlijke toevoer en mechanische afzuiging

· mechanische toe- en afvoer met terugwinning

Onder mechanische afzuiging wordt hier een afzuigsysteem verstaan met ten minste 2 afzuigpunten, ten minste gelegen in de douche en de keuken.

4s indien aanwezig rendement warmteterugwinning

Ventilatie - Voorzieningen

4t kierdichting

4u gelijkstroomventilator

Zonneboiler

4v oppervlakte zonnecollector (aantal m²)

4w oriëntatie zonnecollector

4x hellingshoek zonnecollector

5. Bewonersgedrag

Gasverbruik

5a totaal gemeten gasverbruik (in m3 via gasmeter van bewoner of via energiebedrijf)

5b periode van gemeten gasverbruik

5c dichtstbijzijnde weerstation

Ad 3. Bepaling energie-index en besparingsmaatregelen

De energie-index (EI) wordt bepaald met behulp van de volgende formule:(Qtot*Aschil*0,13) / (0,06*Qtot*Ag+56*A2schil).

Met Qtot = totale energiebehoefte onder standaardcondities Ag = gebruiksoppervlakte Aschil = verliesoppervlakte

De standaardcondities voor het bepalen van de totale energiebehoefte:


1) een vastgesteld aantal bewoners per woning, afhankelijk van de gebruiksoppervlakte van de woning (zie Tabel 1)

Tabel 1 - Standaardaantal bewoners per woning afhankelijk van de

gebruiksoppervlakte van de woning


---

Gebruiksoppervlakte Aantal bewoners


---

= >50= >75= >100= >150 3,2


2) Voor de EI-bepaling wordt het comfortniveau van installaties ten minste gelijkwaardig gesteld aan een centrale verwarmingsketel met conventioneel rendement en een combitap, dat wil zeggen dat lokale verwarming beschouwd wordt als ware het een individuele, centrale verwarmingsketel met conventioneel rendement (binnen de thermische schil) en dat een keukengeiser beschouwd wordt als ware het een combitap (zie Tabel 2).

Tabel 2 Comfortcorrectie


---

Als ingevoerd: Dan wordt voor de EI gerekend met:


---

Lokale verwarming Individuele centrale verwarming met conventioneel rendement en geplaatst binnen de minimumbegrenzing van een woning of woongebouw zoals gedefinieerd in NEN 5128 5.3.2.2 en:

· individuele bemetering

· leidingisolatie voor CV-leidingen

· ketel centraal geplaatst

· geen elektronische ontsteking

· geen stooklijnregeling

Keukengeiser Combitap bij individuele centrale verwarming met conventioneel rendement en geplaatst binnen de minimumbegrenzing van een woning of woongebouw zoals gedefinieerd in NEN 5128 5.3.2.2 en:

· geen leidingisolatie van tapwaterleidingen

· toestel wel centraal geplaatst


3) standaardbewonersgedrag

· gemiddelde binnentemperatuur: Ti,s = 18°C

· ventilatiecorrectiefactor: nv,s = 1,0


4) standaardklimaat: Test Reference Year De Bilt
Tevens wordt er inzicht gegeven in de verwachte energiebesparing en de verwachte terugverdientijd van de maatregelen. De toepassingsmogelijkheid van ten minste de volgende energiebesparingsmaatregelen wordt nagegaan:

Isolatie

· gevelisolatie (buiten / spouw / binnen)

· dakisolatie (hellend koud-dak / warm-dak / omgekeerd)

· begane grond vloerisolatie (bovenzijde/onderzijde)

· isolerende beglazing (ramen/deuren/kozijnen)

· kierdichting

Ventilatie

· warmteterugwinning

· voorverwarming van ventilatielucht door middel van serre

· gelijkstroomventilator

Serre

PV-cellen

Ruimteverwarming

· VR / HR-100 / HR-104 / HR-107

· zonnegascombi

· elektrische warmtepomp voor ruimteverwarming

· gebouwgebonden warmtekrachtinstallatie

· warmtelevering door derden

· aanvoertemperatuur lager dan 55 (C

· individuele bemetering

· pompschakeling

· leidingisolatie

· beperking van de leidinglengte

· stooklijngeregelde keteltemperatuur

· thermostaatkranen op radiatoren

Warmtapwater

· combitap / combivat met VR / HR-100 / HR-104 / HR-107 ketel

· zonneboiler

· warmtepompboiler

· leidingisolatie

· beperking van de leidinglengte

· waterbesparende douchekop

Ad 4. Uitbrengen advies

De adviseur zendt het advies binnen zes weken na het uitbrengen ervan schriftelijk aan de aanvrager.

Het advies bevat ten minste de volgende gegevens:

· huidige energie-index en huidig energieverbruik;

· verwachte energie-index en verwacht energieverbruik (na treffen van het geadviseerde maatregelenpakket);

· beschrijving van de uitgangssituatie;

· toe te passen maatregelenpakketten inclusief toelichting hierop;

· een indicatie van de terugverdientijd van de geadviseerde maatregelen, inclusief mogelijk gebruik van subsidies;

· mogelijke consequenties voor wooncomfort en binnenklimaat;

· datum woningopname;

· gebruikte bepalingsmethode;

· naam en adres van object, aanvrager en adviseur;

· de reikwijdte van het advies; adressen en huisnummers waarop het advies betrekking heeft;

· (elektronische) ondertekening van (de samenvatting van) het advies door de adviseur.

Ad 5. Digitaal aanleveren EPA-rapport en monitoringsgegevens

De adviseur zendt een digitale versie van het volledige EPA-rapport en een apart monitoringsbestand binnen zes weken na het uitbrengen van het advies, dan wel - indien het advies is uitgebracht vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling - binnen zes weken na dat tijdstip, aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Het monitoringsbestand bevat ten minste de volgende gegevens:

Algemene gegevens:

· wooneenhe(i)d(en), gedefinieerd als postcode en huisnummer

· type woning (waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen een eengezinswoning (hellend of plat dak) en een meergezinswoning (portiek-/etagewoning of galerijflat/hoogbouw))

· bouwjaar

· eigendomsverhouding (professionele woningbeheerder of particuliere woningeigenaar)

· datum advies

· uniek adviesnummer (gekoppeld aan adviseur)

Specifieke gegevens:

· huidig gasverbruik

· berekende besparing in gasverbruik na treffen geadviseerd pakket maatregelen

· berekende CO2-emissiereductie na treffen geadviseerd pakket maatregelen

· EI-oud, EI-nieuw (na treffen geadviseerd pakket maatregelen)

· geadviseerd pakket maatregelen

Toelichting Regeling EnergiePrestatieAdvies


1. Strekking van deze regeling


Deze regeling bevat de eisen waaraan een EnergiePrestatieAdvies dient te voldoen om te worden aangemerkt als 'energiebesparende voorziening' als bedoeld in artikel 36a, eerste lid, onderdeel j, en artikel 36p van de Wet belastingen op milieugrondslag.

Als het advies tevens voldoet aan de Uitvoeringsregeling energiepremies komt het in aanmerking voor een energiepremie als bedoeld in die regeling.


2. Achtergrond en ontstaansgeschiedenis

Nederland heeft zich in het Kyoto-protocol verplicht om de uitstoot van broeikasgassen in de periode 2008-2012 te verminderen met 6% ten opzichte van de periode 1990-1995. In de Uitvoeringsnota Klimaatbeleid (kamerstukken II 1998/99, 26 603, nr. 2) is uitgewerkt op welke wijze de Nederlandse overheid deze doelstelling wil gaan halen. De belangrijkste manieren om de uitstoot van broeikasgassen (met name CO 2) te verminderen zijn het voorkomen van energiegebruik (energie-besparing), het efficiënt gebruik van energie en de duurzame productie van energie. De maatregelen in de Uitvoeringsnota Klimaatbeleid zijn onder andere samengesteld met het oog op een kosteneffectieve invulling van de reductietaakstelling. Daarnaast is bij de selectie van maatregelen gekeken naar het verwachte draagvlak, evenwichtige spreiding onder de doelgroepen en uitvoerbaarheid van de maatregelen. De gebouwde omgeving is dientengevolge aangeslagen voor 3 megaton CO 2 - reductie, waarvan 2 megaton voor de woningbouw. Het grootste deel daarvan zal worden gehaald uit de bestaande gebouwenvoorraad. De aanpak van de bestaande woningvoorraad met het EPA sluit goed aan bij het beleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsprogramma Duurzaam Bouwen 2000-2004 (beschikbaar via internet: www.min-vrom.nl), de Energiebesparingsnota 1998, het Actieprogramma Energiebesparing 1999-2002 (beide beschikbaar via internet: www.minez.nl) en het Nationaal Milieubeleidsplan III (kamerstukken II 1997/98, 25 887, nr. 1).

Hoewel in de afgelopen jaren door verschillende partijen de nodige inzet is gepleegd door middel van het treffen van energiebesparende maatregelen is uit verschillende analyses gebleken dat in de bestaande bouw nog een aanzienlijk energiebesparingspotentieel aanwezig is. Onder andere vanwege bouwtechnische of financiële belemmeringen of het ontbreken van voldoende kennis bij de consument worden niet alle mogelijke (rendabele) energiebesparende maatregelen in de bestaande woningvoorraad getroffen. Om het energie-besparingspotentieel beter te benutten worden twee nieuwe instrumenten ingezet die nauw met elkaar samenhangen: de energiepremie en het EnergiePrestatieAdvies (EPA).

De Uitvoeringsregeling energiepremies is een fiscale stimuleringsregeling die het treffen van energiebesparingsmaatregelen in en aan de woning subsidieert.


3. Betekenis van het EnergiePrestatieAdvies
Het EPA is ontwikkeld om de kennis bij huurders, particuliere verhuurders, woningcorporaties en eigenaar-bewoners van bestaande woningen over de energetische status van de woning te vergroten en daarmee uiteindelijk de toepassing van energie-besparende maatregelen in de bestaande gebouwde omgeving te stimuleren.

Het EPA legt de energetische kwaliteit van de woning in een index vast. Op basis van deze gegevens stelt de adviseur een advies op over de energiebesparende maatregelen die uit het oogpunt van kosteneffectiviteit, wooncomfort en binnenmilieu en de specifieke wensen van de consument het beste kunnen worden genomen. Het EPA wordt vergoed op grond van de Uitvoeringsregeling energiepremies mits er minimaal één energiepremiemaatregel uit het advies wordt uitgevoerd. Het treffen van maatregelen wordt verder gestimuleerd door een bonus van 25% boven op de energiepremie indien maatregelen worden uitgevoerd op basis van een EPA. Met het EPA wordt een vrijwillig traject ingegaan.

Op basis van de ervaringen met dit vrijwillige instrument is in de Uitvoeringsnota Klimaatbeleid vastgelegd dat in 2002 bekeken zal worden of aan het EPA een keur(merk) gekoppeld moet worden en in 2004 of het EPA een meer verplichtend karakter moet gaan krijgen.


4. De Basismethode EPA en andere bepalingsmethoden
Op basis van de ervaringen met de zogeheten Energieprestatie bestaande bouw (EPB) van de energiebedrijven en de wensen die bij de overheid en bij marktpartijen bestonden ten aanzien van een energieprestatiemodel voor de bestaande woningvoorraad is in opdracht van de Ministeries van

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en van Economische Zaken een Basismethode EPA ontwikkeld. De Basismethode bestaat uit een gestandaardiseerde werkwijze voor het opstellen van een EPA dat voldoet aan het programma van eisen EPA zoals vastgelegd in de bijlage bij deze ministeriële regeling. Er zijn vanuit de Basismethode EPA voor het EPA-traject verschillende (hulp)middelen ontwikkeld:


1) voor de intake zijn intakeformulieren gemaakt;


2) voor de gebouwopname is een opnameprotocol, een opnameformulier en een opnamehandleiding ontwikkeld;


3) voor de besparingsberekening wordt het EPA-softwarepakket ter beschikking gesteld;


4) voor de adviesrapportage worden rapportageformats ter beschikking gesteld;


5) voor de afronding wordt een databestandgenerator ter beschikking gesteld.

Met de opname van een aandachtspuntenlijst is in de Basismethode EPA tevens geborgd dat in het advies rekening wordt gehouden met aspecten van gezondheid, wooncomfort en binnenmilieu in relatie tot de geadviseerde maatregelen. Er wordt zorg voor gedragen dat telkens de meest recente versie van de Basismethode EPA, inclusief de software, voor iedere EPA-adviseur beschikbaar is (gratis via internet: www.epadesk.nl, of tegen kostprijs op cd-rom of papier: tel. 0900-1719 (30 cent per minuut)).

Andere EPA-bepalingsmethoden dan de Basismethode EPA kunnen eveneens worden gebruikt voor de advisering. Aan de Staatssecretaris van VROM dient dan vooraf te worden aangetoond dat de methode minimaal voldoet aan het programma van eisen EPA zoals dat in de bijlage bij deze ministeriële regeling is vastgelegd.

Om te bepalen of een rekenmodule van een bepalingsmethode voldoet aan het programma van eisen EPA, is een traject gestart voor het opstellen van een 'energiediagnose-referentiemodel' en een beoordelingsrichtlijn (EDR/BRL-traject).


5. Betrouwbaarheid van het EnergiePrestatieAdvies

Het uitgangspunt is dat het EPA door de markt wordt uitgevoerd. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het EPA ligt dan ook bij de markt. Niettemin verdient de kwaliteit van de EPA's vanuit de overheid de nadrukkelijke aandacht, zowel omwille van een kosteneffectieve besteding van overheidsgeld als omwille van het vertrouwen van de consument en direct hiermee verbonden de penetratiegraad en de marktpotentie van het instrument EPA. Om de kwaliteit te borgen, is een programma van eisen opgesteld en is de Basismethode EPA ontwikkeld. Om het gebruik van de Basismethode te stimuleren, wordt deze tegen minimale kosten ter beschikking gesteld, inclusief software en hulpmiddelen. Ook is voor EPA- adviseurs een opleidingsmodule ontwikkeld die is gebaseerd op de Basismethode. Daarnaast worden enkele algemene eisen gesteld aan EPA-adviseurs met betrekking tot aansprakelijkheid en onafhankelijke klachtenafhandeling.

Wat betreft de kennis en ervaring die nodig zijn voor een betrouwbaar EPA bevelen wij het volgende aan:


* MBO+ / HBO-werk- en denkniveau, dan wel enige jaren ervaring op het gebied van energiebesparingstechnieken (kennis omtrent comfort- en binnenmilieuaspecten is een pre);


* basiskennis van bouwfysica en installatietechniek;

* adviesvaardigheid.

Het spreekt overigens vanzelf dat de gegevens uit het EPA-rapport uitsluitend gebruikt mogen worden voor doeleinden die met het doel van het EPA verenigbaar zijn.


6. Monitoring en uitvoering


De Staatssecretaris van VROM zal ten behoeve van het halen van de CO2-reductietaakstelling voor de gebouwde omgeving bepaalde stuurmogelijkheden creëren. Een adequate monitoring en gestructureerde informatievoorziening over de uitvoering van het EPA en inzicht in de kosteneffectiviteit van EPA's zijn hierin een essentieel onderdeel. Voor de uitvoering van deze taken zal een uitvoeringsorganisatie EPA worden opgezet.

In het kader van eventuele onderzoeken naar de effectiviteit, kosteneffectiviteit en dergelijke van EPA's kan de uitvoeringsorganisatie EPA aan de hand van aan de Staatssecretaris van VROM toegestuurde EPA-rapporten op vrijwillige basis nader onderzoek verrichten bij huishoudens die een EPA hebben aangevraagd. De Staatssecretaris van VROM zal jaarlijks een verslag opstellen over de doeltreffendheid, de uitvoering en de kwaliteit van de EPA's.


7. Inwerkingtreding met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2000

De Uitvoeringsregeling energiepremies is in werking getreden met ingang van 1 januari 2000. Gezien de samenhang tussen beide regelingen werkt de onderhavige (louter begunstigende) regeling terug tot en met die datum. Ook een EnergiePrestatie-Advies uitgebracht vóór inwerkingtreding van deze regeling kan derhalve voor een energiepremie in aanmerking komen.


8. Toelichting bij de bijlage (Programma van eisen)

Ad 2. Opname ter plaatse Het doel van de opname is een registratie van alle elementen die van belang zijn voor de energetische kwaliteit van een woning. Hierbij worden de volgende categorieën gehanteerd:


1. Algemeen


De vragen in deze categorie zijn gericht op de projectgebonden kenmerken van een woning.


2. Referentiewoning


De vragen in deze categorie hebben betrekking op het documenteren van de onderzochte woning naar soort, ligging en bewoning.


3. Bouwkundig

De vragen in deze categorie zijn bedoeld om de woning te documenteren op basis van constructieopbouw, afmetingen en bouwkundige voorzieningen.


4. Installaties

De vragen in deze categorie zijn gericht op het documenteren van de woning naar warmteopwekkingsinstallaties, warmtapwatervoorzieningen en ventilatievoorzieningen.


5. Bewonersgedrag

De vragen in deze categorie gaan in op de registratie van het gasverbruik in de woning over een bepaalde periode. De opnamen richten zich op alle gebouwen die als woning in gebruik zijn. Een woning die volledig verhuurd is aan meerdere gebruikers (bijvoorbeeld een studentenhuis), wordt bij een opname als één geheel beschouwd. Als bouw- of installatiedelen incidenteel afwezig zijn door verbouwing of onderhoud, kan een adviseur toch een opname uitvoeren. De adviseur verwerkt dan het afwezige bouw- of installatiedeel alsof het aanwezig is in de verwachte vorm. In zulke situaties zal hij de bewoner moeten vragen welke zaken na uitvoering van onderhoud of verbouwing aanwezig zullen zijn.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.W. Remkes.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink.