Ministerie van Buitenlandse Zaken

charset="iso-8859-1"

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=422323


---

Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Dir. Noord-Afrika en Midden-Oosten Afd. Midden-Oosten Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Datum 23 oktober 2001 Auteur Drs. K.T. Smit Sibinga Kenmerk DAM-403/01 Telefoon 070 - 348 51 92
Blad /9 Fax 070 - 348 66 39
Bijlage(n) E-mail Kt.sibinga@minbuza.nl
Betreft Actuele mensenrechtensituatie in Egypte
C.c.
Ingevolge het verzoek bij brief d.d. 1 juni 2001, kenmerk Buza 2001/57, van de Griffier Uwer Commissie wil ik u gaarne informeren inzake de actuele mensenrechtensituatie in Egypte.


1. Inleiding


In vergelijking met een aantal andere landen in de regio van het Midden-Oosten staat Egypte algemeen bekend als een relatief modern en democratisch land waar andersdenkenden in zekere vrijheid hun mening kunnen verkondigen. Dit beeld is maar ten dele juist. In veel opzichten laat de mensenrechtensituatie in Egypte te wensen over. Vooral het optreden van de Egyptische autoriteiten ten aanzien van organisaties en personen die zich inzetten voor de mensenrechten heeft de afgelopen twee jaar aanleiding gegeven tot zorg. Deze ontwikkeling verdient serieuze aandacht van de Nederlandse regering, te meer omdat het juist in het huidige tijdsgewricht van groot belang is dat een brede dialoog over mensenrechten en democratie met Islamitische landen met extra inzet wordt gevoerd.

Het eerste deel van deze brief geeft een kort beschrijvend overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen aangaande de naleving van de mensenrechten in Egypte. Daarna wordt een speciale paragraaf gewijd aan de positie van mensenrechtenorganisaties. Vervolgens volgt een analyse van de ontwikkelingen op dit terrein. In de laatste paragraaf wordt inzicht gegeven in de opstelling van de Nederlandse regering.


2. Naleving van de mensenrechten: korte beschrijving.

a. De wettelijke context

Egypte is partij bij belangrijke internationale mensenrechtenverdragen zoals het verdrag inzake Burger en Politieke Rechten, het verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten en het Verdrag tegen Marteling. Niet alleen kan volgens Egyptisch recht op deze verdragen bij de Egyptische rechter rechtstreeks een beroep worden gedaan, ook zijn de mensenrechten in de Egyptische grondwet en in nationale wetgeving verankerd.

De Noodwet, van kracht op basis van de noodtoestand die sinds 1956 vrijwel onafgebroken heerst, doet echter de werking van deze nationale wetten op vele gebieden teniet. Zo kunnen krachtens de Noodwet personen gedurende lange tijd zonder vorm van proces worden vastgehouden. Ook stelt de Noodwet grenzen aan de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging, waaronder de vrijheid tot oprichting van politieke partijen.

Daarnaast zijn 'State Security Courts' werkzaam, bevoegd bij zaken betreffende (vermeende) bedreiging van de staatsveiligheid. De rechtsgang in deze rechtbanken wordt gekenmerkt door belangrijke beperkingen van de gebruikelijke rechten van een verdachte. Bovendien is tegen een veroordeling door een 'State Security Court' slechts beperkt beroep mogelijk.

Tenslotte staat de Islamitische shari'a regelgeving ten dele op gespannen voet met de mensenrechten. Dit geldt met name voor de rechten van vrouwen. De Egyptische grondwet noemt het islamitische recht (de shari'a) 'de belangrijkste bron van wetgeving'. De Egyptische overheid stelt zich op het standpunt dat de bestaande Egyptische wetgeving zo goed als volledig in overeenstemming is met de shari'a. De shari'a is vooral van invloed op het gebied van familie- en personenrecht (in Egypte gecodificeerd in de 'Personal Status Law').

b. Marteling/ detentie/ doodstraf

Hoewel van systematische martelpraktijken geen sprake is, komt marteling van arrestanten voor (het aantal gevallen is niet met zekerheid aan te geven). Bestraffing van politiefunctionarissen die zich hieraan schuldig maken komt vrijwel nooit voor. Vaak worden arrestanten lange tijd zonder vorm van proces vastgehouden. In de strijd tegen het terrorisme van moslimextremisten is in de loop der jaren een groot aantal (vermeende) extremisten opgepakt en zonder proces gevangen gezet. Omdat de dreiging van terrorisme leek te zijn afgenomen, is het aantal arrestaties van moslimextremisten de laatste jaren teruggelopen. Niettemin zit thans nog een groot aantal personen vast dat wordt verdacht van lidmaatschap van of betrokkenheid bij terroristische organisaties en/of van betrokkenheid bij het beramen of voorbereiden van misdaden .

Van een eerlijke rechtsgang is niet altijd sprake, vooral bij politiek gevoelige rechtszaken (zie ook onder a). De situatie in gevangenissen is in de meeste gevallen slecht ten gevolge van overvolle cellen en ongezonde leefomstandigheden. In 1999 is een programma opgezet voor regelmatiger inspectie van gevangenissen door het Openbaar Ministerie. Er zijn echter geen aanwijzingen dat dit tot verbeteringen heeft geleid. Egypte kent de doodstraf; deze wordt met enige regelmaat toegepast (vorig jaar zo'n 22 gevallen). De doodstraf wordt vooral toegepast voor bestraffing van vergrijpen als moord en drugshandel en vergrijpen die door Egypte worden aangemerkt als terroristische activiteit.

Politieke vrijheden

Politieke vrijheden, zoals vastgelegd in het verdrag inzake Burger en Politieke Rechten, worden beperkt door de grenzen die worden gesteld aan bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van organisatie en vergadering. Het komt regelmatig voor dat de overheid media die te ver van de officiële lijn afwijken onder druk zet onder andere door dreiging met intrekking van vergunning of subsidies. Politieke activiteiten van oppositiegroepen worden slechts in beperkte mate toegestaan. Voor oprichting van een nieuwe politieke partij dient toestemming te worden verkregen van het "Political Parties Committee", dat wordt gedomineerd door leden van de regerende Nationaal Democratische Partij (NDP). Ook kan het comité de toestemming voor bestaande politieke partijen weer intrekken.

d. Godsdienstvrijheid

De Egyptische grondwet garandeert vrijheid van godsdienst, maar legt tevens vast dat de Islam staatsgodsdienst is. In de praktijk betekent dit dat christelijke of joodse minderheden worden gedoogd. De grootste religieuze minderheid is de koptische. Discriminatie van kopten komt voor, zowel door moslim burgers als door overheidsinstellingen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de restrictieve regels voor bouw en onderhoud van kerken, de ondervertegenwoordiging van kopten in openbare ambten en uit het gebrek aan aandacht voor de koptische culturele erfenis in het onderwijs. Ook zijn kopten relatief vaak slachtoffer van hardhandig politieoptreden. Af en toe geven spanningen tussen moslims en kopten aanleiding tot onderling geweld, zoals begin 2000 in de plaats El-Kosh. Overigens wordt naar aanleiding van het gebeurde een strafproces gevoerd tegen 96 personen die worden verdacht van geweldpleging (de meerderheid moslim) . De laatste tijd lijkt de situatie van de kopten geleidelijk te verbeteren. De Egyptische regering heeft daartoe een aantal maatregelen genomen. Als voorbeeld kan worden genoemd de versoepeling van toestemming voor bouw en restauratie van kerken. Recentelijk heeft de Egyptische regering tendentieuze berichtgeving in de Egyptische pers over kopten veroordeeld .

Punt van zorg is voorts het optreden van de Egyptische overheid tegen elementen binnen de fundamentalistische moslimgroeperingen die de mensenrechten en fundamentele vrijheden van anderen aantasten. Zo voeren radicale moslims met enige regelmaat campagnes tegen vermeende tegenstanders van de Islam of personen die zich niet aan de Islamitische wetgeving zouden hebben gehouden. Vaak trachten zij middels een aanklacht voor de rechter met een beroep op het Islamitisch recht dergelijke personen veroordeeld te krijgen. Als dat succes heeft betekent dit voor het slachtoffer sociaal-maatschappelijke uitsluiting. Dit geldt bijvoorbeeld voor de thans in Nederland verblijvende geleerde dr. Nasr Abu Zaid. Hij werd in 1995 op grond van een aanklacht door moslimradicalen veroordeeld wegens afvalligheid. Gevolg hiervan was dat het persoonlijk en maatschappelijk leven van betrokkene ernstig werd ontwricht en dat zijn persoonlijke vrijheden in allerlei opzichten werden aangetast. Een lot dat recent ook de feministische schrijfster Nawal El-Saadawi ten deel leek te vallen toen zij aangeklaagd werd wegens afvalligheid. De Egyptische Openbare Aanklager verklaarde deze aanklacht echter als niet ontvankelijk.

e. Maatschappelijke groepen

Vrouwen

Net als in de meeste Arabische landen is de sociale en rechtspostie van vrouwen zwak te noemen. Dit is vooral een gevolg van cultureel en sociaal bepaalde factoren en de invloed van de Islamitische shari'a regelgeving. Zo kan conform de shari'a wetgeving een man zich veel gemakkelijker van zijn vrouw doen scheiden dan vice versa. Tekenend voor de sociale achterstand van vrouwen is het verschil in alfabetisering tussen mannen en vrouwen (mannen: 65%; vrouwen: 42%). De regering neemt soms initiatieven om de positie van vrouwen te verbeteren, bijvoorbeeld door toegang van vrouwen tot onderwijs en gezondheidszorg te stimuleren. Deze initiatieven zijn echter vaak halfslachtig van aard en leiden, ook ten gevolge van de grote maatschappelijke weerstand die dergelijke maatregelen oproepen, niet tot een structurele verbetering van de positie van de vrouw.

Homoseksuelen

Onlangs is de positie van homoseksuelen in Egypte in het nieuws gekomen naar aanleiding van de arrestatie van 52 van homoseksuele activiteiten verdachte personen. Op homoseksualiteit rust in de Egyptische maatschappij een groot taboe. Toch worden homoseksuele relaties over het algemeen gedoogd mits dit geen aanstoot geeft. De arrestatie in mei 2000 van een groep vermeende homoseksuelen doorbreekt echter dit gedoogbeleid. Inmiddels is tegen de betrokken 52 mannen een rechtszaak geopend bij de 'Emergency State Security Court'. De tegen de mannen ingebrachte beschuldigingen hebben o.a. betrekking op vermeende "losbandigheid" en, in twee gevallen, "misinterpretatie van religie" (in de Egyptische strafwet is homoseksualiteit niet als strafbaar feit opgenomen). De mannen bevinden zich in afwachting van de uitkomst van de rechtszaak in voorarrest. Er zijn berichten dat een aantal arrestanten is mishandeld, maar dit kan niet met zekerheid worden bevestigd.


3. Positie van mensenrechtenorganisaties

Een ontwikkeling die in de afgelopen twee jaar in het bijzonder tot zorg aanleiding heeft gegeven is de toegenomen druk op mensenrechtenorganisaties en op individuele mensenrechtenactivisten. Zo had de in 1999 door de regering geïntroduceerde nieuwe "Law on Civil Associations and Institutions" ("de NGO-wet") tot gevolg dat de controle van de overheid op NGO's werd aangescherpt. NGO's moesten zich opnieuw laten registreren en inzicht verschaffen in hun administratie en werkwijze. Voor ontvangst van financiële steun uit het buitenland diende vooraf aan de overheid toestemming te worden gevraagd. De nieuwe wet leidde bij NGO's tot grote onzekerheid over de vereisten waaraan zij moesten voldoen en over de vraag hoe daaraan gevolg te geven. Veel activiteiten van NGO's zijn als gevolg daarvan vertraagd of stopgezet. De nieuwe NGO-wet is overigens in juni 2000 door de Egyptische Supreme Constitutional Council op procedurele gronden ongrondwettig verklaard. De Egyptische regering zal de wet in de toekomst naar verwachting opnieuw, in nauwelijks gewijzigde vorm, voorleggen aan het Parlement. Met de ongeldig verklaring van de wet is de onzekerheid voor de NGO's overigens niet verdwenen, temeer omdat de overheid op grond van bestaande regels (incl. de Noodwet) de druk op NGO's voortzet.

De druk is verder opgevoerd met de arrestatie van vooraanstaande activisten. In februari 2000 werd een arrestatiebevel uitgevaardigd tegen Hafez Abu Seada, Secretaris-Generaal van de gerenommeerde Egyptian Organisation for Human Rights (EOHR). Hij werd o.a. beschuldigd van het zonder toestemming aannemen van buitenlandse gelden. De zaak is echter in mei 2000 geseponeerd.

Kort na de zaak van Abu Seada werd in juli 2000 Dr. Saad El-Din Ibrahim van het Ibn Khaldoun Centre for Development Studies gearresteerd, tegelijk met een aantal van zijn medewerkers (27 personen). Dr. Saad staat bekend als een gerenommeerd sociaal onderzoeker en een onvermoeibaar ijveraar voor democratisering. Alles wijst erop dat de zaak tegen dr. Saad politiek gemotiveerd is. Door zijn arrestatie en daaropvolgende veroordeling heeft de Egyptische regering zich (voorlopig) ontdaan van één van de meest prominente critici van het bestaande bestel. De beschuldigingen tegen Saad hadden overigens, evenals eerder bij Abu Seada, vooral betrekking op vermeende financiële onregelmatigheden: het zonder toestemming aannemen van buitenlandse fondsen en het plegen van fraude. Daarnaast zou hij door verspreiding van foutieve en negatieve informatie de goede naam van Egypte hebben geschaad. Op 21 mei j.l. is dr. Saad veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf. Ook de meeste medeverdachten zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van één tot drie jaar of voorlopige straffen.


4. Algemene tendensen

Nog altijd steekt de mensenrechtensituatie in Egypte relatief gunstig af bij veel andere landen in de Midden-Oosten regio. Zoals uit het voorgaande blijkt zijn er in Egypte een aantal positieve ontwikkelingen. Toch blijft op belangrijke onderdelen een structurele verbetering uit of lijkt zelfs sprake van een negatieve tendens. De reden hiervoor lijkt te zijn dat de Egyptische regering fundamentalistische stromingen in het land op deze wijze zoveel mogelijk de wind uit de zeilen wil nemen.

In de afgelopen jaren is de Egyptische regering er in geslaagd met hard optreden het geweld van de kant van moslimextremisten, dat medio jaren'90 ernstige vormen had aangenomen, te onderdrukken. Het gevaar van terrorisme lijkt hiermee in Egypte onder controle te zijn gebracht. De Egyptische regering is zich echter ter dege bewust van het risico dat dit gevaar opnieuw de kop op steekt. Bewegingen zoals de moslimbroeders blijven in Egypte een politieke factor van groot belang. De conservatief islamitische waarden die de moslimbroeders voorstaan worden door grote delen van de bevolking gedeeld, zoals de laatste parlementsverkiezingen in Egypte van november 2000 bewezen. Ondanks inspanningen van de Egyptische overheid om kandidaten van de moslimbroeders zoveel mogelijk te dwarsbomen, zijn toch 17 moslimbroeders in het Parlement gekozen. Daarmee vormen de moslimbroeders de grootste oppositiegroepering in het Parlement. Het optreden van de Egyptische regering tegen groepen zoals homoseksuelen en mensenrechtenactivisten, die bij de meeste Egyptenaren op weinig symphatie kunnen rekenen, kan voor een belangrijk deel worden verklaard uit een streven de legitimiteit van de regering in de ogen van het conservatieve volksdeel te vergroten en tegelijkertijd de aantrekkingskracht van stromingen als de moslimbroeders te verminderen.


5. Nederlandse positie

De Nederlandse regering is bezorgd over de mensenrechtensituatie in Egypte. De indruk bestaat dat de Egyptische overheid in de afgelopen periode in toenemende mate de activiteiten van mensenrechtenorganisaties tracht te ontmoedigen. Ook de doorbreking van het gedoogbeleid ten aanzien van homoseksuelen is een zorgwekkende ontwikkeling.

Er is naar het oordeel van de Nederlandse regering aanleiding om intensieve aandacht aan deze zorgwekkende ontwikkeling te besteden. Juist in dit tijdsgewricht is als gevolg van de dramatische gebeurtenissen in de VS wereldwijd het besef gegroeid van de noodzaak tot versterking van een brede dialoog met de overheden en de volkeren in Islamitische landen. Een dergelijke dialoog dient te worden gevoerd op basis van wederzijds respect. Dit betekent niet dat 'lastige' onderwerpen, zoals mensenrechten en democratisering uit de weg moeten worden gegaan. Het betekent wel dat in die dialoog wordt geluisterd naar de legitieme zorgen van het andere land en dat oog bestaat voor de samenleving zoals die in dat land functioneert. Het betekent meer nog dan tot dusverre wellicht het geval was een samen zoeken naar (mogelijke) oplossingen of verbeteringen. Dit geldt in het bijzonder voor Egypte, dat op veel gebieden een leidende positie bekleedt in de Arabische wereld. Egypte is tevens van oudsher een land met een relatief open samenleving waar bijvoorbeeld mensen van verschillende religieuze gezindten vreedzaam samenleven. De Egyptische regering heeft bovendien de waarden van democratie en mensenrechten onderschreven. De Egyptische regering staat, zo is in het verleden gebleken, open voor een dialoog hierover met westerse landen. Nederland acht het derhalve van belang door middel van intensivering van de kritische dialoog met de Egyptische overheid, maar ook met vertegenwoordigers van de Egyptische samenleving buiten de overheid, de gezamenlijke verdediging van waarden van democratie en mensenrechten te versterken.

De Egyptische regering is overigens niet onbekend met de zorgen die leven in Nederland en bij andere westerse landen met betrekking tot de mensenrechtensituatie in dat land. De internationale gemeenschap heeft bijvoorbeeld krachtig gereageerd op de veroordeling van dr. Saad. Zo heeft de Europese Unie in een verklaring van 25 mei j.l. haar verontrusting laten blijken over de harde straffen die in deze zaak zijn opgelegd en de Egyptische regering aangesproken over de gebrekkige rechtsgang en het ontbreken van mogelijkheden van hoger beroep. Egypte is tevens herinnerd aan het belang van ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld waaraan Egypte zich in het kader van het Barcelona-proces heeft gecommitteerd. De Europese Unie was direct bij deze zaak betrokken omdat de aanklacht tegen dr. Saad gedeeltelijk betrekking had op vermeende fraude met fondsen van de Europese Commissie. Na onderzoek heeft de Commissie in december 2000 een verklaring uitgegeven dat bij financiële controles over aan het Ibn Khaldoun Centre beschikbaar gestelde fondsen geen enkele onregelmatigheid was geconstateerd. Evenals de EU heeft ook de VS het vonnis veroordeeld.

De Egyptische autoriteiten waren overigens ook vóór de zaak van dr. Saad zowel bilateraal door Nederland als in EU-verband op de mensenrechtensituatie aangesproken. De ontwikkelingen rond de NGO-wetgeving en de zaak Abu Seada gaven hiertoe aanleiding. Voor wat betreft de positie van de Nederlandse regering met betrekking tot de arrestatie van de groep vermeende homoseksuele mannen verwijs ik naar de antwoorden op Kamervragen hierover van de leden Dittrich en Hoekema die de Kamer onlangs zijn toegegaan.

Aangaande contacten met de overheid zal Nederland ook de bestaande dialoog in het kader van de ontwikkelingssamenwerking blijven gebruiken als kanaal om mensenrechtenproblemen bespreekbaar te maken en samen met Egypte mogelijkheden tot verbeteringen te verkennen. Voorts zal Nederland de OS-activiteiten specifiek gericht op verbetering van de mensenrechtensituatie voortzetten.

Zoals gezegd schuwt de Egyptische overheid een dialoog over de mensenrechten niet. Nederland waardeert deze opstelling maar zal de Egyptische overheid blijven aanspreken op haar daden inzake de naleving van de mensenrechten. Egypte heeft zich door ondertekening van de betreffende verdragen hieraan gecommitteerd. Nederland zal ook in EU-verband voortgaan een actieve opstelling op dit gebied te bepleiten. Het associatieverdrag dat de EU op 25 juni met Egypte heeft ondertekend biedt een instrument om regelmatig in EU-verband de dialoog met Egypte over democratie en mensenrechten te voeren.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Kenmerk
Blad /1
Voor Christenen is hun kerkelijk recht geldig in dit soort zaken, zij kunnen deze rechten voor de Egyptische rechter inroepen en zijn niet gebonden aan de op de shari'a gebaseerde 'Personal Status Law'.

Op grond van de Egyptische wet is betrokkenheid bij het beramen van een misdaad strafbaar. Begin juni 2001 oordeelde de Egyptische rechter echter dat deze bepaling ongrondwettig is. Welk gevolg deze uitspraak in de praktijk zal hebben is nog onduidelijk.

Andere godsdiensten worden door de Islam niet erkend. Actieve beoefening van deze godsdiensten is in de praktijk verboden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de kleine groep Baha'i in Egypte.

De zaak was eerder geëindigd in vrijspraak van de meeste verdachten, maar is thans in hoger beroep hervat.

Dit betrof een publicatie in een sensatieblad betreffende vermeend seksueel wangedrag van een koptische priester. Het verhaal, dat bleek te zijn gebaseerd op onjuistheden, leidde aanvankelijk tot grote onrust onder de koptische minderheid.

De aanklachten zijn gebaseerd op het zgn. 'hisba' principe op grond waarvan een moslim is gehouden het goede te bevorderen en het kwade te bestrijden. De Egyptische regering heeft overigens getracht het gebruik hiervan aan banden te leggen door in de wet op te nemen dat een dergelijke aanklacht eerst aan de Openbare Aanklager moet worden voorgelegd, die over de ontvankelijkheid van de aanklacht beslist (wet van 1996, daarvoor kon een aanklacht direct door klager bij de rechter worden neergelegd).

Ook bestaande regels bieden de overheid allerlei middelen voor toezicht en controle op NGO's.

De parlementsleden die tot de molimbroeders worden gerekend zijn formeel als onafhankelijke kandidaten in het Parlement gekozen. De partij van de moslimbroeders was voor de verkiezingen door de autoriteiten verboden.

De zaak kreeg veel aandacht in de VS mede omdat Dr. Saad naast de Egyptische ook de Amerikaanse nationaliteit bezit.

Antwoord van oktober 2001 kenmerk DAM-632/01

===