Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
VVA. 2001/3707
datum
24-10-2001

onderwerp
Schriftelijke beantwoording Nota-overleg 1 oktober 2001 TRC 2001/10475 doorkiesnummer

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Bijgaand zend ik u - mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport - conform toezegging aan de Kamer, de antwoorden op vragen gesteld tijdens het nota-overleg met de vaste commissies voor LNV en VWS. Onderstaand treft u eerst onze reactie aan op de ingediende motie van de Kamerleden Stellingwerf en Vos.

datum
24-10-2001

kenmerk
VVA. 2001/3707

bijlage

Motie Stellingwerf/Vos:

In de motie wordt gevraagd om de Voorlopige NVa advies te vragen inzake het op lange termijn kunnen garanderen van GGO-vrije voedselketens, alsmede naar randvoorwaarden om dergelijke ketens te garanderen en te stimuleren. De Voorlopige NVa is nog in oprichting. Gelet hierop achten wij het aan de Voorlopige NVa voorleggen van beide vragen op dit moment niet aan de orde.

Wel zal het kabinet op deze punten terugkomen op basis van twee studies die binnenkort (begin november) gereed zijn, te weten:
* Uitkruising van ggo's naar de 'ggovrije' landbouw (inclusief biologische landbouw);

* Traceerbaarheid en handhaafbaarheid van ggo's in de keten.
Vragen van de VVD

Vraag:
Hoe staat het met het treffen van voorzieningen voor kennismanagement en sporenonderzoek (Berenschot)?

Antwoord:
Hiervoor worden systemen opgezet die zich richten op nieuwe, danwel op bekende risico's.
In de beleidsnota is aangegeven dat er wordt gewerkt aan de opzet van een Emerging Risk Identification System (ERIS). Het betreft hier een systeem, waarmee - gebruikmakend van wereldwijde kennis op het gebied van voedselveiligheid en aanpalende onderzoeksgebieden - wordt gezocht naar nieuwe opkomende risico's.
Met het project 'Chaperonnes' wordt een nieuwe monitoringssystematiek ontwikkeld voor gevaren uit oogpunt van voedselveiligheid en diergezondheid waarvan bekend is dat deze in de keten voorkomen. Doel is te komen tot een systematiek die het mogelijk maakt tijdig op (dreigende) crisissituaties te anticiperen.

Vraag:
Hoe worden de bestaande opsporingstechnieken van op mensen overdraagbare ziektes geoptimaliseerd?

Antwoord:
Ten eerste worden voor diverse infectieziektes de diagnostische methodes verbeterd. Snelheid en accuratesse staan daarbij voorop. Ten tweede wordt bezien op welke strategische plaatsen in de productieketens monitoring van micro-organismen kan worden ingezet, opdat een zo groot mogelijke effectiviteit van interventiemaatregelen gerealiseerd kan worden.

Vraag:
Hoe denkt het kabinet over een modulair opgebouwd certificeringssysteem voor elke bedrijfstak van het voedselproducerende bedrijfsleven?

Antwoord:
In het kader van het Food Watch project worden ketens doorgelicht. Onderdeel van deze doorlichting zal zijn op welke wijze 'modulaire certificatiesystemen' opgezet zouden kunnen worden.

Vragen van het CDA

Vraag:
Wat is het effect van opstappen van tal van maatschappelijke organisaties uit het debat over de biotechnologie op ons denken over voedselveiligheid?

Antwoord:
Het opzeggen van het vertrouwen door de 15 organisaties heeft geen gevolgen voor de agenda en inhoud van het publieke debat. De argumenten van de 15 organisaties zijn bekend bij de Commissie Terlouw en zullen worden meegenomen bij de rapportage aan het kabinet. Voedselveiligheid blijft een centraal thema in het publieke debat.

Vraag:
Hoe wordt elders in Europa de consument gewaarschuwd voor mogelijke risico's van besmetting door micro-organismen?

Antwoord:
In andere lidstaten wordt de consument in algemene zin voorgelicht over risico's, net zoals ook in ons land gebeurt. Een verplichte, gerichte waarschuwing zoals de waarschuwende etikettering op pluimveevlees kennen andere lidstaten niet. Iets anders, maar met een gelijke strekking is het benadrukken van veiligheid. In Zweden en Denemarken zijn producenten actief die via etikettering consumenten erop wijzen dat hun producten vrij zijn van salmonella. Indien producten met ziekteverwekkende micro-organismen Europees breed verspreid zijn, worden alle lidstaten op de hoogte gebracht door middel van het Rapid Alert systeem van de Europese Commissie.

Vraag:
Waarom mag elders vlees worden behandeld om het 100% salmonellavrij te maken en in Nederland niet?

Antwoord:
Vlees kan volledig salmonellavrij gemaakt worden middels doorstraling en verhitting, niet door decontaminatie met stoffen zoals melkzuur. Tegen verhitting bestaat geen formeel beletsel. Doorstralen is in Nederland ook niet verboden, maar na een dergelijke behandeling mag het vlees niet op de markt worden gebracht als gewoon vers vlees. Op het etiket moet dan duidelijk worden aangegeven dat het vlees een behandeling heeft ondergaan. De vleessector wil dit zelf niet. Overigens is het vanuit de optiek van LNV en VWS gewenst dat de sector
- door maatregelen op het gebied van hygiëne in zowel houderij als slachterij - de besmetting met salmonella tegengaat. Het nemen van 'noodgrepen' bevordert niet de kwaliteit van ketendenken.

Vraag:
Krijgt de EVA slechts een adviserende stem of daadwerkelijke bevoegdheden?

Antwoord:
Op Europees niveau is gekozen voor een scheiding van verantwoordelijkheden. De EVA krijgt de verantwoordelijkheid voor de risicobeoordeling. Hiervoor zal de EVA zwaarwegende wetenschappelijke adviezen geven. Hieraan zal een breed netwerk van wetenschappelijke instituten in de lidstaten bijdragen. Het risicomanagement blijft een verantwoordelijkheid van de Commissie en de Raad. Het toezicht op de naleving van Europese wet- en regelgeving in de lidstaten ligt bij de Food and Veterinary Office te Dublin.
Met de voorstellen voor de voorlopige NVa sluit Nederland hier op aan.

Vraag:
Wat is het oordeel van de regering over het instellen van een groene tax waardoor de consument gestimuleerd wordt veilige producten te kopen?

Antwoord:
Al het voedsel dat in Nederland wordt aangeboden aan de consument dient te voldoen aan wettelijke eisen op het gebied van veiligheid en kwaliteit. Het instellen van een groene tax is dan ook overbodig en werkt alleen verwarrend voor consumenten.

Vragen van D66

Vraag:
Welke bemoeienis zal het EP met de EVA hebben?

Antwoord:
In de huidige voorstellen zal het EP vertegenwoordigd zijn in de Raad van Bestuur van de EVA. Daarnaast kan het EP aan de EVA onderzoeksopdrachten geven.

Vraag:
Staat de regering al voor ogen hoe de rol van de PBO's wordt ingevuld en welke taken aan de PBO's zullen worden gedelegeerd?

Antwoord:
In de nota Voedsel en Groen heeft het kabinet het uitgangspunt 'meer markt, meer overheid' vastgelegd. Echter: ook een strikte scheiding van publieke en private verantwoordelijkheden is in deze nota aangekondigd. Een aantal taken wordt door het kabinet beschouwd als een publieke verantwoordelijkheid, wat heeft geleid tot het terughalen van een aantal taken bij de PBO's (vergelijk I&R, diervoeders). Wel kan de overheid controle en toezicht afstemmen op private zorgsystemen, zoals ontwikkeld en beheerd door de PBO's. Deze zorgsystemen dienen daarvoor aan een aantal wettelijke eisen te voldoen, zoals aangegeven in de beleidsnota 'veilig voedsel in een veranderende omgeving'.

Vragen van GroenLinks

Vraag:
Wanneer komt het kabinet met een plan van aanpak inzake informatie-uitwisseling tussen schakels in de keten en het toezicht van onafhankelijke controleurs daarop?

Antwoord:
Er wordt nog gewerkt aan een concreet plan van aanpak. De resultaten uit het project Foodwatch (doorlichting op risico's van ketens) van de NVa zullen hiervoor worden benut. Tevens zal aangesloten worden op de uitwerking in Europees verband van de Verordening tot vaststelling van de algemene beginselen en vereisten van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Voedselautoriteit en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden.

Vraag:
Kan worden aangegeven hoe ggo-producten worden geëtiketteerd?

Antwoord:
De etikettering van ggo-voedingsmiddelen en -ingrediënten is op basis van de huidige regelgeving (in hoofdlijnen) verplicht als in een product aantoonbaar ggo-eiwit of -DNA aanwezig is. Voorstel in Brussel en Nederlandse wens is, om deze etikettering uit te breiden met verplichte etikettering als in een product van ggo's afgeleide ingrediënten aanwezig zijn, ook al is geen aantoonbaar ggo-eiwit of DNA aanwezig.
Belangrijke randvoorwaarde is wel dat een dergelijk systeem uitvoerbaar en handhaafbaar dient te zijn.

Vraag:
Op welke wijze wordt tracking en tracing Europees vorm gegeven?

Antwoord:
In het voorstel voor een Europese verordening tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Voedselautoriteit en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden én in het voorstel voor een Europese verordening inzake levensmiddelenhygiëne zijn bepalingen opgenomen op grond waarvan levensmiddelenbedrijven dienen te worden geregistreerd en op grond waarvan exploitanten van levensmiddelenbedrijven dienen te beschikken over systemen en procedures waarmee levensmiddelen - en ingrediënten van de levensmiddelen - in alle stadia van productie, verwerking en distributie kunnen worden getraceerd en uit de handel kunnen worden genomen.

Vraag:
Hoe denkt de minister over het voorstel voor een BIRVO? Heeft de minister hiervoor een tijdpad voor ogen?

Antwoord:
De voorlopige NVa zal in haar overlegplatform ook de gedachten van dit schaduwparlement betrekken. Dit zal op een gegeven moment tot definitieve opvattingen leiden. Er is overeenstemming dat de informatieverstrekking aan de consument dient te worden geoptimaliseerd. Verwacht mag worden dat de discussie over de huidige versie van de BIRVO nog de nodige tijd in beslag zal nemen. Een duidelijk tijdpad hiervoor is nog niet vastgelegd.

Vragen van de CU

Vraag:
Kan de Kamer desgewenst ook direct advies aan de NVa vragen of moet een advies altijd via de regering lopen?

Antwoord:
De NVa zal gevraagd en ongevraagd advies kunnen geven. De Tweede Kamer kan de NVa rechtstreeks om advies vragen, maar de NVa bepaalt in principe zelf de onderwerpen waarover zij advies wil uitbrengen.

Vragen van de SGP

Vraag:
Hoe staat het met de oprichting van pendanten van de NVa in de verschillende lidstaten?

Antwoord:
In alle EU-lidstaten is men sinds een aantal jaren (vanaf ca. '98 of later) bezig met de oprichting van een duidelijk herkenbare organisatie ten behoeve van de voedselveiligheid. In het algemeen is dit een overheidsorganisatie die op afstand wordt geplaatst. De invulling is voornamelijk een zaak van de lidstaten. De voorlopige NVa sluit aan bij de opzet in Frankrijk en Duitsland. In Frankrijk heeft men een agentschap opgericht dat zich uitsluitend bezighoudt met de wetenschappelijke advisering c.q. de risicobeoordeling. De controle en handhaving blijft (zoals in Nederland) direct onder 3 betreffende ministeries vallen. Ook Duitsland overweegt een Bondsintituut voor wetenschappelijke advisering op te richten, de controle en handhaving is exclusief een zaak van de Bundesländer.

Vraag:
Wordt HACCP in de primaire sector niet eerder dan in Europees verband ingevoerd?
Hoe ziet HACCP als procesnorm er in het implementatietraject tot aan het boerenerf precies uit?

Antwoord:
In de kabinetsnota 'Voedsel en Groen' geeft de regering aan een voorstander te zijn van de toepassing van het HACCP-principe in de gehele voedselketen, dus ook op het primaire bedrijf. Daarbij wordt tevens aangegeven, dat dit alleen als wettelijke verplichting kan worden ingevoerd als dit in Europees verband gebeurt. Momenteel vinden echter de meeste EU-lidstaten en ook de Europese Commissie dat dit te veel gevraagd is van het primaire agrarische bedrijf. In Nederland wordt momenteel een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd naar mogelijkheden van HACCP-toepassing in zowel de plantaardige als de dierlijke sectoren. Op basis van deze bevindingen en aanbevelingen wordt als eerste stap gedacht aan een stimulering van vrijwillige toepassing van het HACCP-principe. Ervaringen hiermee vormen vervolgens de basis voor vervolgstappen, ook richting de EU.

Vraag:
Is het versterken van de rol van de overheid op het punt van het nemen van spoedmaatregelen onontkoombaar onder gelijktijdig wegschuiven van andere partijen?

Antwoord:
Wil de rijksoverheid haar primaire verantwoordelijkheid voor het terrein van de voedselveiligheid kunnen waarmaken, dan is het noodzakelijk dat zij beschikt over voldoende op haar taak toegesneden bevoegdheden, zoals het kunnen treffen van spoedmaatregelen in geval van calamiteiten. Dit laat onverlet dat anderen dan de overheid een eigen verantwoordelijkheid hebben bij het voorkomen en zo effectief mogelijk bestrijden van een calamiteit.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst

Reageren

---