Verbond tegen scheiding prudentieel en gedragstoezicht
Het Verbond, de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (Opf) en de
Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB) denken dat het niet
mogelijk is om een goede scheiding aan te brengen tussen prudentieel
en gedragstoezicht. Zij pleiten voor nader overleg tussen
brancheorganisaties, toezichthouders en het ministerie, mogelijk via
de SER. Die reactie stuurden zij naar minister Zalm van Financiën en
staatssecretaris Hoogervorst. Aanleiding hiervoor was een brief van de
drie toezichthouders die juist positief staan tegenover de scheiding
tussen prudentieel en gedragstoezicht.
In een gesprek dat het Verbond, de Opf en de VB onlangs met
staatssecretaris Hoogervorst hadden, werd nog benadrukt dat
veranderingen in de vormgeving van het toezicht langs evolutionaire
weg moeten plaatsvinden én in overleg met de financiële sector. Uit de
brief van de drie toezichthouders - De Nederlandsche Bank (DNB), de
Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) en de Stichting Toezicht
Effectenverkeer (STE) - blijkt echter dat de keuze voor het
toezichtmodel al betrekkelijk vaste vormen heeft aangenomen, zonder
overleg met de financiële sector.
De drie toezichthouders stelden in een rapportage dat moet worden
gestreefd naar een betere taakverdeling tussen DNB, PVK en STE.
Daarnaast is het van belang dat zowel de bestuurlijke, beleidsmatige
als de operationele samenwerking tussen de drie toezichthouders wordt
versterkt. Daartoe zou een nieuwe vormgeving van het toezicht
wenselijk zijn. Voor de nieuwe vormgeving kiezen de toezichthouders
voor een functionele invalshoek, waarbij een onderscheid wordt gemaakt
tussen prudentieel toezicht (DNB en PVK) en gedragstoezicht (STE).
Het Verbond, de Opf en de VB zijn echter beducht voor deze splitsing.
Zij zijn van mening dat bepaalde aspecten van gedragstoezicht
onlosmakelijk verbonden zijn met het prudentiële toezicht. Een
verandering in de door de toezichthouders voorgestelde richting zal
volgens hen daarom eerder tot meer dan tot minder overlap leiden.
Daarnaast zijn zij bezorgd over de uitwerking van de voorgestelde
taakverdeling, die gestalte zou moeten krijgen door middel van
vergunningen, deelcertificaten, samenwerkingsconvenanten en
consultatieprocedures. Volgens de drie organisaties kan deze
constructie leiden tot (grens)conflicten tussen zowel instellingen en
toezichthouders als tussen toezichthouders onderling.
Alternatieve benadering
Het Verbond, de Opf en de VB denken dat er betere alternatieven
denkbaar zijn dan de scheiding tussen prudentieel en gedragstoezicht.
Als voorbeeld noemen ze een scheiding tussen het volledige toezicht op
alle (vergunninghoudende) financiële instellingen (DNB en PVK) en het
toezicht op de voor de diverse financiële markten geldende spelregels
en op de naleving daarvan (STE). Volgens de organisaties voorkomt een
dergelijke scheiding overlap, waarborgt het een evenwichtige
taakverdeling tussen de toezichthouders en is het geschikt om zowel de
huidige als de te verwachten marktontwikkelingen vanuit
toezichtoogpunt adequaat het hoofd te kunnen bieden.
Naast de gezamenlijke reactie van het Verbond, de Opf en de VB, heeft
het Verbond nog een aparte brief verstuurd in samenwerking met NVA en
NBVA, over toezicht op tussenpersonen. In de rapportage van de drie
toezichthouders staat namelijk dat toezicht op tussenpersonen buiten
beschouwing blijft, terwijl minister Zalm op 13 september in de Tweede
Kamer heeft gezegd dat dat nou typisch gedragstoezicht is. Het Verbond
geeft er de voorkeur aan om dezelfde toezichthouder te krijgen voor
het assurantie-intermediair als de instantie die toezicht houdt op
verzekeraars en de volmachtkantoren.
Bondig, november 2001