Vlaamse Volksunie

Regering prutst opnieuw aan taalwetgeving! (14/11/01)

Afgelopen weekend viel bij de Kamerleden plots een omvangrijk 'Wetsontwerp tot wijziging van de taalwetgeving in bestuurszaken' (doc 1458) in de bus, inclusief de mededeling tot dringende agendering in de Commissie Binnenlandse Zaken op dinsdagvoormiddag. De bedoeling van de regering is duidelijk: de wijziging van de taalwetgeving aan een recordtempo - en als het even kan kritiekloos - door het parlement jagen. De N-VA protesteert heftig tegen deze werkwijze. Nu plots roept men de hoogdringendheid in, niettegenstaande reeds op de ministerraad van 26 januari de principes werden goedgekeurd. Toch diende de regering gisteren nog twee amendementen in die tegemoet komen aan bijkomende eisen van de Franstalige regeringspartners.

Reeds van bij het aantreden van deze regering werd verkondigd dat de top van de federale ambtenarij grondig zou hervormd worden. Voortaan zou steeds de juiste man op de juiste plaats komen. Niet langer de politieke of taalaanhorigheid zou een bepalende rol spelen, maar de competenties van de kandidaat. VLD, SP en Agalev zijn echter opnieuw bezweken voor de Franstalige druk en leveren een miskleun van jewelste af. De nieuwe wetgeving staat vol uitzonderingen, onduidelijkheden en achterpoortjes.

Het wetsontwerp introduceert een nieuwe taalregeling voor de top van de nieuwe federale overheidsdiensten (FODs). Volgens het wetsontwerp komt het nog steeds de regering toe om, voor de duur van zes jaar, het percentage betrekkingen vast te leggen voor het Nederlandstalig en Franstalig kader in de openbare diensten. Voor de managementfuncties blijft de regel van de pariteit gelden. Een Vlaamse kandidaat mag dus nog zo talentvol zijn, indien reeds de helft van de plaatsen is ingevuld door Vlamingen, wordt een Franstalige kandidaat benoemd. Ook al scoort deze 10 keer slechter dan de Vlaming. Managementprincipes noemt men dit dan.

Daarnaast worden ook de nieuwe voorzitters van de directiecomités behandeld. Ook hier geldt de paritaire verdeling over de twee taalgroepen. Klein probleempje echter: aanvankelijk was er maar in 13 overheidsdiensten en evenveel voorzitters voorzien, een oneven aantal. In een eerste versie van het voorontwerp werd bepaald dat de overheidsdienst die ressorteert onder de eerste minister uit de paritaire verdeling werd gelicht. Na protest van de Franstalige meerderheidspartijen werd op de ministerraad van 5 oktober dan maar beslist om ook de afgevaardigd bestuurder van Selor mee op te nemen in de verdeling. Dit is dan weer een opsteker voor de SP en minister Luc Van den Bossche. Hierdoor weet zijn kabinetschef, Marc van Hemelryck, gedoodverfde kandidaat voor deze vacature, zijn functie in velerlei opzichten opgewaardeerd. En zo krijgen de Franstaligen weer hun pariteit. De beslissing van de ministerraad van 5/10 werd angstvallig geheim gehouden.

Daarenboven wemelt het wetsontwerp van onduidelijkheden, uitzonderingen en achterpoortjes. Zo is er voor de managementfuncties een louter functionele tweetaligheid vereist. Echter, tenzij zij vooraf aan de hand van een examen het bewijs leveren dat zij de andere taal even goed kennen. Nergens wordt aangegeven over welk examen, door wie georganiseerd, het dan wel mag gaan.
Daarenboven, bij wijze van tweede veiligheidsgrendel, houdt de regering zich het recht voor om achteraf vast te stellen welke betrekkingen overeenstemmen met de managementfuncties. Meer nog, men moet niet tweetalig zijn bij de sollicitatie. De kennis moet pas bewezen worden uiterlijk zes maanden na de aanstelling. Te gek voor woorden: eerst wordt je aangesteld, maar pas na zes maanden, moet je je kennis bewijzen. Anderzijds moeten diezelfde managers wél instaan voor de evaluatie van anderstalige ondergeschikten! Is het echt te veel gevraagd van federale topmanagers, die enkele honderdduizenden fr. per maand verdienen, om écht tweetalig te zijn?

Blijkbaar maakt men zich ook in de regering weinig begoochelingen over de effectieve tweetaligheid van de managers. Immers, in het wetsontwerp zorgt men ervoor dat diezelfde managers die worden verondersteld tweetalig te zijn, kunnen rekenen op een vertaler voor het opstellen van documenten.

En het houdt niet op. Enkel wanneer ze een functie uitoefenen die de eenheid in de rechtspraak verzekert moeten ambtenaren de kennis leveren van de administratieve en juridische woordenschat in de tweede taal. Ook hier houdt de regering zich weer het recht voor om achteraf vast te leggen over welke functies het gaat.

Gisteren nog werden onder Franstalige druk twee regeringsamendementen ingediend. Een eerste amendement garandeert de Franstaligen het voorzitterschap van het directiecomité van minstens één van de vier horizontale overheidsdiensten (Kanselarij, ICT, Personeel, Budget). Een tweede amendement stelt dat diplomaten en attachés vrijgesteld worden van de functionele taalkennis. De diplomatie, een Franstalig bastion bij uitstek en berucht vanwege de gebrekkige kennis van het Nederlands, wordt zodoende ontzien. Tweetaligheid is volgens de regering niet besteed aan het uithangbord van het federale België in het buitenland.

Deze regeling staat haaks op de principes van goed bestuur én op het federalistisch beginsel. Nogmaals wordt bewezen dat België niet de minste democratische meerwaarde heeft. De permanente tegenstellingen tussen Vlaanderen en Wallonië maken een goed bestuur onmogelijk.

Auteur:
Nieuw-Vlaamse Alliantie
Karel Van Hoorebeke, kamerlid, Frieda Brepoels, fractievoorzitter, Geert Bourgeois, alg. voorzitter

Meer informatie:
Contactpersoon: Ben Weyts, woordvoerder
Telefoon: 02/219.49.30
Fax: 02/217.35.10
E-post: ben.weyts@n-va.be
Url: www.n-va.be