De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
14 november 2001 AFP 2001-00857 M
Onderwerp
Tweede nota van wijziging op het Belastingplan 2002 deel IV (28 015)
Hierbij bied ik u aan de tweede nota van wijziging op het voorstel van wet houdende wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 IV- Herziening successie- en schenkingsrecht, BTW-maatregelen, artiesten- en sportersregeling, alsmede overige aanpassingen).
De staatssecretaris van Financiën,
28 015 Wijziging van belastingwetten c.a
(Belastingplan 2002 IV - Herziening successie- en schenkingsrecht, BTW-maatregelen, artiesten- en
sportersregeling, alsmede overige aanpassingen)
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel IV worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A.
Onderdeel C vervalt.
B.
Onderdeel D vervalt.
C.
In onderdeel E wordt "de partner van de erflater, noch behoort tot diens bloed- of aanverwanten tot
en met de vierde graad of hun partners" vervangen door: de echtgenoot van de erflater, noch behoort
tot diens bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad of hun echtgenoten, noch een verkrijger
als bedoeld in artikel 24, tweede lid.
D.
Onderdeel F wordt vervangen door:
F. In Artikel 11, vijfde lid, onder 2°, wordt "bedoeld in artikel 24, tweede lid, letters a en b"
vervangen door: als bedoeld in artikel 24, tweede lid.
E.
Onderdeel G vervalt.
F.
Onderdeel H vervalt.
G.
Onderdeel I vervalt.
H.
Onderdeel K wordt vervangen door:
K. Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1.
In het eerste lid wordt in de tabel "als bedoeld in het tweede lid, letters a en b" vervangen door:
als bedoeld in het tweede lid.
2.
Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Onder verkrijger in tariefgroep I
wordt verstaan een verkrijger - niet zijnde de echtgenoot - die:
a. tot het tijdstip van het overlijden of de schenking samen met de erflater of de schenker een als
duurzaam bedoelde gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd, welke huishouding in geval van
overlijden reeds zes maanden heeft geduurd en in geval van schenking reeds twee jaar heeft geduurd,
waarbij slechts in aanmerking wordt genomen een periode na het bereiken van de 18-jarige leeftijd.
Het voeren van een gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in dit letteronderdeel wordt slechts
aangenomen indien de verkrijger en de erflater of de schenker volgens de basisadministratie
persoonsgegevens of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende administratie buiten
Nederland op hetzelfde woonadres staan ingeschreven en een wederzijdse zorgverplichting zijn
aangegaan, vastgelegd in een notarieel samenlevingscontract. Dit letteronderdeel is niet van
toepassing op bloedverwanten in de rechte lijn van de erflater of schenker en op verkrijgers die
gedurende de laatste vijf kalenderjaren voorafgaand aan het kalenderjaar van overlijden
onderscheidenlijk van schenking, voor de heffing van de inkomstenbelasting hadden kunnen
kwalificeren als partner van de erflater of schenker, doch zulks hebben nagelaten. De in dit
letteronderdeel bedoelde verkrijger dient als enige persoon te voldoen aan de in dit onderdeel
gestelde eisen; of
b. tot het tijdstip van het overlijden of de schenking samen met de erflater of de schenker na hun
22e jaar gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 5 jaren en met geen ander dan met een
of meer kinderen jonger dan 27 jaar van een van hen of van hen beiden een gemeenschappelijke
huishouding heeft gevoerd. Voor dit letteronderdeel wordt met een kind gelijkgesteld een pleegkind,
waaronder voor de toepassing van dit letteronderdeel wordt verstaan een kind dat door de verkrijger
en de erflater of de schenker als een eigen kind is onderhouden en opgevoed; dan wel
c. tot het tijdstip van het overlijden of de schenking samen met de erflater of de schenker na hun
22e jaar gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 5 jaren een gemeenschappelijke
huishouding heeft gevoerd.
3.
Het vijfde lid wordt vervangen door:
5. De overdrachtsbelasting betaald over het bedrag waarover recht van schenking of recht van
overgang verschuldigd is, strekt in mindering van het recht van schenking onderscheidenlijk het
recht van overgang.
I. In onderdeel L, tweede lid, wordt "die
partners van elkaar zijn" vervangen door: als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter a.
J. In onderdeel M wordt "die partners van elkaar zijn" vervangen door: als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter a.
K. Onderdeel N vervalt.
L. Onderdeel O vervalt.
M. Onderdeel P vervalt.
N. Onderdeel R wordt vervangen door:
R. Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, ten vierde, onder a,
wordt vervangen door:
a. echtgenoot of verkrijger als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter a: ¤ 453.780;.
2. Het eerste lid, ten vierde, onder e,
wordt vervangen door:
e. verkrijger als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter b: ¤ 453.780 en verkrijgers als bedoeld
in artikel 24, tweede lid, letter c: ¤ 226.890; indien de in genoemde bepalingen bedoelde
gemeenschappelijke huishouding vier, drie of twee jaren heeft geduurd bedraagt de vrijstelling
onderscheidenlijk ¤ 181 510, ¤ 136.130 en ¤ 90.750;.
3. In het derde lid wordt "artikel 24,
tweede lid, letters a en b" vervangen door "artikel 24, tweede lid, letters a, b en c". Voorts
wordt het grootste in dat lid genoemde bedrag vervangen door: ¤ 129.650 en het kleinste in dat lid
genoemde bedrag door: ¤ 64.830. Vervolgens wordt "een verkrijger als bedoeld in artikel 24, tweede
lid, letter a" vervangen door: een verkrijger als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter
b.Tenslotte wordt "een verkrijger als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter b" vervangen door:
een verkrijger als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter c.
O. Onderdeel S vervalt.
P. Onderdeel T vervalt.
II
In artikel XD vervalt onderdeel C.
III
Na artikel XD wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel XE
De in artikel 24, tweede lid, letter a, van de
Successiewet 1956 genoemde termijn van vijf kalenderjaren begint te lopen met ingang van 1 januari
2001.
TOELICHTING
Deze nota van wijziging bevat de integratie op het gebied van de successiewetgeving die ik heden in
het debat heb aangekondigd. Het betreft een combinatie van elementen uit het wetsvoorstel met
elementen uit reeds ingediende of aangekondigde amendementen. Met de in deze nota opgenomen
wijzigingen wordt bereikt dat de in het wetsvoorstel voorgestelde modernisering van het
partnerbegrip wordt gerealiseerd terwijl tegelijkertijd die elementen behouden blijven van de in
het huidige artikel 24, tweede lid, van de Successiewet 1956 opgenomen regeling voor ongehuwd
samenwonenden waarvoor blijkens het debat politieke steun bestaat. Voorts is bij deze nota van
wijziging de oorspronkelijk voorgestelde algehele vrijstelling voor partners in het successierecht
teruggebracht naar een vrijstelling tot een bedrag van f 1 mln (¤ 453 780), onder handhaving van de
bestaande ingroeiregeling voor bepaalde ongehuwd samenwonenden.
Op de hoofdlijnen van de voorgestelde wijzigingen wordt hierna nader ingegaan.
In artikel 24, tweede lid, zijn de voorwaarden opgenomen waaraan ongehuwd samenwonenden moeten
voldoen om voor de heffing van successie- en schenkingsrecht te worden belast op de voet van
tariefgroep I. In dit tweede lid zijn drie letteronderdelen opgenomen. Letteronderdeel a is nieuw
ten opzichte van de bestaande regeling van artikel 24, tweede lid en is materieel gelijk aan het
oorspronkelijk voorgestelde artikel 19a van de Successiewet 1956. De letteronderdelen b en c zijn
gelijk aan de thans bestaande letteronderdelen b en c van artikel 24, tweede lid, van de
Successiewet 1956. In onderlinge samenhang bezien, ontstaat aldus een regeling waarin sprake is van
drie verschillende regelingen voor personen die ongehuwd zijn, en een duurzame gezamenlijke
huishouding voeren.
De regeling in letteronderdeel a stemt overeen met het oorspronkelijk voorgestelde artikel 19a. Dit
onderdeel is van toepassing na een relatief korte samenleving maar stelt wel als eis dat de
betrokkenen een notariele samenlevingingsovereenkomst zijn aangegaan.
De regelingen in de onderdelen b en c gaan uit van een samenlevingsperiode van vijf jaren doch
eisen, anders dan de regeling in onderdeel a, geen notarieel samenlevingscontract. Onderdeel b ziet
op tweerelaties, waaronder de de relatie ouder-kind en onderdeel c ziet op de meerrelaties. De
regelingen in de letteronderdelen b en c zijn ongewijzigd overgenomen uit de huidige Successiewet
1956. Door de handhaving van deze regelingen wordt onder meer tegemoetgekomen aan de wens om - met
name in situaties waarin sprake is van mantelzorg tussen bedoelde bloed- en aanverwanten - de
bestaande regeling te continueren.
Het voorstel voor een gelimiteerde vrijstelling van f 1mln is opgenomen in de wijzigingen in
artikel 32. Voor deze vrijstelling komen in aanmerking de langstlevende echtgenoot, alsmede de
samenlevers bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter a en b. Samenlevers als bedoeld in letter c
van dat lid (meerrelaties) komen, conform de huidige regeling, in aanmerking voor de helft van deze
vrijstelling. Voor de samenlevers bedoeld in de letters b en c, waarbij de samenleving nog geen
vijf jaren heeft geduurd, geldt conform de huidige regeling een ingroeiregeling: na twee jaar
samenleving onstaat voor het eerst recht op een vrijstelling, die daarna jaarlijks toeneemt tot na
vijf jaar de vrijstelling van f 1 mln, respectievelijk (voor onderdeel c) de helft daarvan, wordt
bereikt. De wijziging van het derde lid van artikel 32 strekt er toe dat het bedrag aan
vrijstelling dat minimaal resteert na de pensioenimputatie proportioneel wordt verhoogd.
Al de bepalingen in het wetsvoorstel waarbij de het begrip echtgenoot werd vervangen door partner
zijn vervallen.
Door de maatregelen die in deze nota van wijziging worden voorgesteld, wordt het budgettair beslag
van het wetsvoorstel verminderd met bijna f 100 mln.
De Staatssecretaris van Financiën,