Op voorstel van Vlaams Onderwijsminister Marleen VANDER- POORTEN heeft de Vlaamse regering principieel het licht op groen gezet voor het voorontwerp van decreet betref- fende een gelijkekansenbeleid in het onderwijs. Het voorontwerp tekent een gelijkekansenbeleid voor het onderwijs uit vanuit drie belangrijke principes :
- een principieel recht op inschrijving in de school van
keuze; een leerling kan nog slechts in een beperkt aantal
gevallen geweigerd worden of doorverwezen worden naar een
andere school.
- de uitbouw van een lokaal gelijkekansenbeleid; het
decreet tekent lokale overlegplatforms uit waarin onder-
wijsverstrekkers én lokale actoren zetelen. Belangrijk is
dat de integratiesector en migrantenverenigingen een
eigen stem binnen dit overleg krijgen.
- de bundeling van de bestaande ondersteunende maatrege-
len in één transparant geïntegreerd ondersteuningsaanbod;
dit aanbod moet scholen en personeelsleden het nodige
comfort bieden om een zorgbrede werking te ontwikkelen.
Recht op inschrijving
Elke leerling die voldoet aan de algemene toelatings-
voorwaarden (inzake leeftijd en bekwaamheid) heeft een
recht op inschrijving in de door de ouders gekozen
school. Allochtone en (kans)arme autochtone kinderen
krijgen aldus een gewaarborgd recht op toegang tot alle
scholen.
Het voorontwerp van decreet voorziet in het belang van de
leerling en de school in drie nuanceringen op dit basis-
beginsel:
1. Leerlingen kunnen pas worden ingeschreven wanneer de
ouders uitdrukkelijk instemmen met het pedagogisch pro-
ject en het schoolreglement van de school. De inrichten-
de macht kan echter zelf niet de inschatting maken of een
leerling al dan niet aan het project en het reglement zal
kunnen voldoen. Elke leerling krijgt aldus een faire
kans om onderwezen te worden binnen het pedagogisch en
onderwijskundig kader waarvoor de ouders uitdrukkelijk
kiezen.
2. Een inrichtende macht kan om twee redenen beslissen
om een leerling niet in te schrijven:
- indien een bijkomende inschrijving omwille van mate-
riële omstandigheden de veiligheid van de leerlingen in
het gedrang zou brengen;
- indien de leerling het vorige schooljaar door de
inrichtende macht disciplinair werd uitgesloten.
3. Een leerling kan om twee redenen worden doorverwezen.
Dat betekent dat de school een beroep kan doen op een
lokaal overlegplatform om een andere school voor de leer-
ling te vinden. Terwijl het overlegplatform tussen ouders
en scholen bemiddelt, wordt de leerling voorlopig inge-
schreven in de school van aanmelding:
- enerzijds kan een school voor gewoon onderwijs een
leerling met een zware handicap doorverwijzen, wanneer
haar draagvlak niet voldoende is om de leerling te onder-
steunen;
- anderzijds kan een school een leerling waarvan de
thuistaal niet het Nederlands is, doorverwijzen, wanneer
de school reeds een bepaald percentage van deze leerlin-
gen telt en inspanningen levert naar allochtone en
(kans)arme autochtone leerlingen.
Het voorontwerp voorziet in de oprichting van een Commis-
sie inzake leerlingenrechten, die toeziet op het correct
verloop van weigeringen en doorverwijzingen.
Lokaal gelijkekansenbeleid
Over heel Vlaanderen worden lokale overlegplatforms opge-
richt. Zij bestaan uit de onderwijsverstrekkers en lokale
actoren, zoals vertegenwoordigers van allochtone en
(kans)arme autochtone gemeenschappen, van de integratie-
sector, van socio-economische partners, etc. Door een
open samenstelling kan het lokaal overleg verbanden leg-
gen met andere beleidsterreinen zoals huisvesting en mo-
biliteit.
In principe stemt het werkingsgebied van een platform
overeen met het grondgebied van een gemeente. Een plat-
form kan echter ook worden opgericht op het niveau van
een stadsdisctrict (Antwerpen) of meerdere gemeenten
omspannen (voornamelijk in het secundair onderwijs).
De scholen nemen verplicht deel aan het overleg; het is
immers van het grootste belang dat alle onderwijs-
verstrekkers betrokken worden bij een lokaal beleid om
onderwijskansarmoede weg te werken. Het overleg wordt
ondersteund door een deskundige.
Het overlegplatform bemiddelt na een weigering of door-
verwijzing van een leerling om een inschrijving in een
andere school te realiseren. Het platform voert ook een
beleid inzake de opvang en oriëntering van allochtone en
(kans)arme autochtone jongeren. Binnen het overleg kunnen
bijvoorbeeld overeenkomsten tussen 'witte scholen' en
'concentratiescholen' tot stand komen; op die manier kun-
nen witte scholen aangespoord worden om ook een werking
naar onderwijskansarme leerlingen te ontwikkelen.
Geïntegreerd ondersteuningsaanbod
De tijdelijke projecten "onderwijsvoorrang" en "zorgver-
breding" worden stopgezet; de voorziene middelen worden
gebundeld in één ondersteuningsaanbod.
Het ondersteuningsaanbod valt uiteen in een luik voor het
basisonderwijs en de eerste graad van het secundair
onderwijs en een luik voor de tweede en derde graad van
het secundair onderwijs.
Het eerste luik wil onderwijskansarme leerlingen doen
doorstromen naar kansrijke studierichtingen. Het tweede
luik beoogt vooral de opvang en begeleiding van leerlin-
gen in problematische situaties en de bevordering van een
gekwalificeerde uitstroom.
In het eerste luik wordt onderwijskansarmoede gemeten op
basis van socio-economische indicatoren, zoals het oplei-
dingsniveau van de moeder. In het tweede luik gelden de
schoolse achterstand van de leerling en het aantal neven-
instromers als indicatoren. Aan elke indicator wordt een
bepaald gewicht toegekend. Op basis van deze gewichten
genereren de leerlingen een aantal punten, op basis waar-
van een extra omkadering worden berekend.
De scholen krijgen door het ondersteuningsaanbod voor
drie (i.p.v. de huidige één) jaar de zekerheid van een
extra omkadering. Dat stelt hun in staat om de aanwending
van de extra middelen beter te plannen.
Onderwijsvoorrang en zorgverbreding maken de extra omka-
dering vandaag afhankelijk van een aanwendingsplan.
Directies en leerkrachten komen daardoor jaarlijks onder
druk te staan om volgens een vast stramien een uitgebreid
plan uit te schrijven met het oog op een zo hoog mogelij-
ke 'score'. Het geïntegreerd ondersteuningsaanbod kent
de middelen mathematisch toe. Wel moeten scholen achter-
af verantwoording afleggen over de aanwending van de mid-
delen. Bij het begin van de drie jaar onderschrijven zij
een aantal reglementair vastgelegde concrete doelstellin-
gen. Na anderhalf jaar voeren zij daaromtrent een zelf-
evaluatie uit. Op het einde van de drie schooljaren con-
troleert de inspectie in welke mate de doelstellingen
werden behaald.
Tijdelijk project voor het buitengewoon onderwijs
Het buitengewoon onderwijs zal binnenkort het voorwerp uitmaken van een maatschappelijk debat. Om dit debat gefundeerd te kunnen voeren, voorziet het voorontwerp in een decretale basis voor de uitwerking van experimenten inzake de samenwerking tussen gewoon en buitengewoon onderwijs. De experimenten zijn gericht op de integratie van een aantal onderwijstypes in het gewoon onderwijs.
* * *
Het voorontwerp van decreet zal nu voor advies worden
voorgelegd aan de Vlaamse Onderwijsraad en de SERV, en er
zal over onderhandeld worden met alle representatieve
vakorganisaties en de inrichtende machten.
persinfo : Nic Vandermarliere, woordvoerder van
minister Vanderpoorten - tel. 02 553 99 11
e-mail: persdienst.vanderpoorten@vlaanderen.be
---