European Commission


Brussel, 15 januari 2002

Commissie geeft gedeeltelijk negatieve eindbeschikking voor steun aan Klausner Nordic Timber GmbH & Co KG

De Europese Commissie heeft besloten om met een gedeeltelijk negatieve eindbeschikking de formele onderzoekprocedure af te sluiten die zij had ingeleid ten aanzien van een deel van de steun die aan Klausner Nordic Timber GmbH & Co KG was toegekend. Een deel van de steun die was toegekend voor de uitbreiding van een zagerij in het Duitse Wismar, overschreed het plafond voor regionale steun in dit gebied.

Na een reeks klachten over overheidssteun die aan Klausner Nordic Timber GmbH & Co. KG (KNT) was toegekend, gelastte de Europese Commissie Duitsland in augustus 2000 informatie te verstrekken over de steun die aan de onderneming toegekend was. Duitsland bevestigde dat steun was toegekend voor de vestiging en uitbreiding van de zagerij te Wismar (Mecklenburg-Voor-Pommeren). Volgens Duitsland was de omvang van de steun ten behoeve van deze investeringen toegestaan en in overeenstemming met door de Commissie goedgekeurde regionale-steunregelingen, aangezien KNT een KMO was en daarom aanspraak kon maken op de toegekende steunintensiteit. Toch kon de informatie van Duitsland de twijfel bij de Commissie niet wegnemen ten aanzien van de verenigbaarheid van het volledige steunbedrag. Daarom opende de Commissie op 20 juni 2001 de formele onderzoekprocedure.

KNT is een onderneming die volledig in handen is van Fritz Klausner. Fritz Klausner heeft ook aandelen in andere ondernemingen die actief zijn in de sector houtverwerking, en met name in Klausner Holz Thüringen GmbH & Co KG (KHT) dat een zagerij exploiteert in Friesau. De Commissie was van oordeel dat het voordeel dat de steun oplevert, niet beperkt kon worden tot de rechtspersoon KNT, maar ook KHT omvatte. Uit informatie afkomstig van zowel de websites van de ondernemingen als van concurrenten is gebleken dat beide ondernemingen onderling verbonden zijn via gemeenschappelijke aandeelhouders en managers; ook treden zij op de markt op als één speler.

In 1997 en 1998 werden diverse steunmaatregelen toegekend voor de oprichting van de zagerij in Wismar. De begunstigde onderneming, zoals die zo-even werd beschreven, had de status van een KMO in de zin van de desbetreffende aanbeveling van de Commissie. Daarom oordeelde de Commissie dat de steun met een intensiteit van 43,2% van de 22,4 miljoen EUR subsidiabele kosten onder de toepassing viel van goedgekeurde steunregelingen en bestaande steun vormde. De steun die in 1998 werd toegekend voor de uitbreiding van het project en een steunintensiteit had van 48,58% van de 11,8 miljoen EUR subsidiabele kosten, viel eveneens onder de toepassing van goedgekeurde steunregelingen.

In 1999 kreeg de begunstigde onderneming nog twee steunmaatregelen toegekend. Op het tijdstip dat deze beide maatregelen werden toegekend, had de begunstigde onderneming niet langer de status van KMO. Daarom was de Commissie van oordeel dat de garantie voor een lening van 29,75 miljoen EUR met een steunelement van 0,5% niet onder een goedgekeurde steunregeling viel en niet voldeed aan de criteria om verenigbaar te worden verklaard met de gemeenschappelijke markt.

Voorts concludeerde de Commissie dat het deel van de fiscale investeringspremie voor 1999 dat de 2 027 982 EUR overschreed, niet onder een goedgekeurde steunregeling viel en niet voldeed aan de criteria om verenigbaar verklaard te worden. Bijgevolg heeft de Commissie de formele onderzoekprocedure afgesloten met een gedeeltelijk negatieve eindbeschikking en heeft zij de terugvordering van de onverenigbare steun gelast.