European Commission

IP/02/65

Brussel, 15 januari 2002

Commissie begint formeel onderzoek naar steun van Duitsland aan Capro Schwedt GmbH

De Europese Commissie heeft besloten de formele onderzoeksprocedure van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van het door Duitsland aangemelde voornemen om overheidssteun ten belope van 92,71 miljoen EUR te verlenen voor een investeringsproject onder leiding van Capro Schwedt GmbH. De totale kosten van het project bedragen 331,11 miljoen EU, waarmee de bouw moet worden bekostigd van een nieuw complex voor de productie van caprolactam, waarbij drie andere ondernemingen in de stad Schwedt, Brandenburg, zijn betrokken.

In augustus 2001 meldden de Duitse autoriteiten overeenkomstig de Multisectorale kaderregeling voor grote investeringsprojecten hun voornemen aan, een project te steunen dat onder leiding staat van Capro Schwedt. Het gaat om een bedrag van 92,71 miljoen EUR, hetgeen neerkomt op een steunintensiteit van 28% van de totale kosten. Capro Schwedt is een nieuwe onderneming die eigendom is van Aquafil, een Italiaanse producent van synthetische vezels. Het bedrijf zal gevestigd worden in Schwedt, Brandenburg, op een nieuw aangelegd industrieterrein voor chemische bedrijven. De onderneming gaat caprolactam produceren, de voornaamste grondstof voor de productie van synthetische vezels. Naast projectleider Capro Schwedt nemen nog drie andere ondernemingen deel aan het project; zij zullen zich bezighouden met de productie van oleum/zwavelzuur, cyclohexaan en waterstof, enkele van de belangrijkste grondstoffen voor de productie van caprolactam. Deze drie ondernemingen zijn thans nog slechts "project-ondernemingen" die eigendom zijn van overheidsinstanties, maar Duitsland heeft zich ertoe verbonden de drie ondernemingen te verkopen aan drie particuliere ondernemingen die geen deel uitmaken van het MKB.

Op grond van een voorlopig onderzoek plaatst de Commissie twijfels bij de verenigbaarheid van de aangemelde steun. De twijfels betreffen hoofdzakelijk de onvoltooide omschrijving van het project, waarbij de drie rechtstreekse toeleveranciers thans slechts "project-ondernemingen" zijn. Dit betekent dat vele vragen onbeantwoord blijven, namelijk met betrekking tot de totale reële investeringskosten van het project en in het bijzonder het aantal rechtstreeks te creëren arbeidsplaatsen, aangezien dit aantal van invloed is op de steunintensiteit die voor het project kan worden toegestaan. Een ander probleem in verband met de omschrijving van het project betreft de mogelijkheid dat de infrastructuuronderneming die eigendom is van de staat aanvullende overheidssteun verleent aan het project. Evenmin is duidelijk of de aan te leggen infrastructuur specifiek bestemd is voor het bedrijf en of deze meer omvat dan gebruikelijk is voor een project waarbij één enkele onderneming is betrokken, noch of voor het gebruik van dergelijke infrastructuur een marktconforme vergoeding zal worden betaald.