Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de Tijdelijke Commissie Biotechnologie van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Culturele
Samenwerking, Onderwijs en Onderzoek Afdeling Onderzoek en Communicatie
Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 24 januari 2002 Auteur Theo van de Sande
Kenmerk DCO-037/02 Telefoon 070 3485441
Blad /3 Fax 070 3485888
Bijlage(n) geen E-mail theo.sande@minbuza.nl
Betreft Beantwoording van de vragen van de leden van de Tijdelijke Commissie
Biotechnologie over biotechnologie en Ontwikkelingssamenwerking
C.c.
Zeer geachte Voorzitter,
Zoals toegezegd door de Minister van VROM, treft u hierbij de antwoorden aan
op de vragen op het gebied van Ontwikkelingssamenwerking, zoals gesteld
tijdens het Nota-overleg Biotechnologie dat de Tijdelijke Commissie
Biotechnologie heeft gehad met de Ministers van VROM, EZ, LNV, VWS en OCW op
21 januari jongstleden.
Vragen voortvloeiend uit het Nota-overleg Biotechnologie van 21 januari op
het gebied van Ontwikkelingssamenwerking:
Dhr Udo, VVD
Kan het kabinet zijn politieke visie daarop (i.e. uiteindelijk zullen de
ontwikkelingslanden niet in een afhankelijkheidspositie van industriële
monopolies mogen worden gemanoeuvreerd) geven? Wat zal de bijdrage van het
kabinet worden in bilaterale betrekkingen met ontwikkelingslanden? Is het
kabinet bereid de Kamer hierover jaarlijks te rapporteren in een aparte
rapportage bij de begroting.
Wil het kabinet alleen die landen steunen waar al een relatie mee wordt
onderhouden?Hoe wordt er in andere derde-wereldlanden dan met dit probleem
omgegaan? Hebben wij niet een mondiale verantwoordelijkheid om er voor te
zorgen dat de markt niet haar wil gaat opleggen aan derde-wereldlanden?
Dhr. Van der Vlies, SGP
Hoe kan worden voorkomen dat de afhankelijkheidsrelatie van
derde-wereldlanden ten opzichte van multinationals zou kunnen toenemen?
Het antwoord luidt:
In reactie op vragen van dhr. Udo, mw. Ross-van Dorp en dhr. Van der Vlies
kan in algemene zin worden opgemerkt dat de uitgangspunten en doelstellingen
van de OS activiteiten op het gebied van biotechnologie en
ontwikkelingssamenwerking zijn uiteengezet in para 4.3 van de Integrale Nota
Biotechnologie. Kort samengevat komen deze er op neer dat biotechnologie,
naast bedreigingen, ook kansen biedt voor duurzamer en milieuvriendelijker
landbouw, verhoogde voedselzekerheid en -veiligheid, verbeterde
gezondheidszorg en - meer algemeen - duurzame ontwikkeling in
ontwikkelingslanden.
De kern van het OS-beleid is dat, gezien de zeer uiteenlopende
omstandigheden in ontwikkelingslanden en om recht te doen aan de zeggenschap
van de ontwikkelingslanden, door betrokkenen in de landen zelf besloten moet
worden of en welke rol biotechnologie in de landbouw, gezondheidszorg en
voedselvoorziening kan spelen. Nederland zal binnen die kaders sterk blijven
pleiten voor de ondersteuning van ontwikkelingslanden om zelfstandig de
potentiële voordelen van de biotechnologie te benutten en de risico's te
evalueren. Daarmee wordt voorkomen dat ontwikkelingslanden afhankelijk
worden van multinationals. In de door OS ondersteunde biotechnologie
programma's wordt met name uitgebreid aandacht besteed aan de formulering en
prioritering van onderzoeksagenda's die gebaseerd zijn op de specifieke
problemen en mogelijkheden van kleinschalige boeren.
In de antwoorden op de vragen 10, 32, 70 en 109 van de Tijdelijke Commissie Biotechnologie (27 428 Beleidsnota Biotechnologie) is nader aangegeven langs welke lijnen, door welke activiteiten en in welke omvang ontwikkelingslanden worden gesteund om vanuit het perspectief van kleinschalige boeren optimaal gebruik te maken van de kansen van biotechnologie en om mogelijke bedreigingen tegen te gaan. Vanuit het besef van een mondiale verantwoordelijkheid op dit gebied wordt daartoe capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden ondersteund, ook in regionaal en multilateraal verband. In het antwoord op de vragen 31 en 109 is nader ingegaan op de inzet van moderne biotechnologie als (mogelijk) onderdeel van een meer omvattende strategie ter verhoging van de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden.
In het antwoord op vraag 32 is aangegeven dat de programma's inzake
biotechnologie en ontwikkelingssamenwerking vallen onder het
Onderzoekprogramma. De integratie van het voormalige Stimuleringsprogramma
Biotechnologie en Ontwikkelingssamenwerking in het Onderzoekprogramma is
ingegeven door de overeenstemming in uitgangpsunten en doelstellingen ten
aanzien van onderzoek: vraaggerichtheid, capaciteitsopbouw en ownership. Er
is geen nut of noodzaak voor de (her-)oprichting van een apart
Biotechnologieprogramma. Verzoeken om financiering van additionele
voorstellen door de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, zullen worden
beoordeeld op de algemene uitgangspunten van het OS-beleid en die van het
Onderzoekprogramma.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Eveline Herfkens
Kenmerk DCO-037/02
Blad /1
===