Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
KAB. 2002/30
datum
25-01-2002

onderwerp
Uitvoering van moties, ingediend bij de behandeling van de begroting LNV 2002
TRC 2002/495

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Tijdens de stemmingen over de moties, ingediend tijdens de behandeling van de verschillende onderdelen van de LNV-begroting voor het jaar 2002, zijn enkele moties door uw Kamer aangenomen. Onderstaand geven wij een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot een aantal moties weer.

datum
25-01-2002

kenmerk
KAB. 2002/30

bijlage

riettelers
De motie Schreijer-Pierik c.s. (Kamerstukken II, 2001-2002, 28 000 XIV, nr. 12) verzoekt de regering maatregelen te nemen zodat financiële middelen uit Programma Beheer voor het telen van riet daadwerkelijk bij de riettelers terecht komen. Zoals aangegeven tijdens het nota-overleg over de natuurbegroting, zijn reeds afspraken gemaakt met de riettelers en de betrokken terreinbeherende organisaties. Conform deze afspraak komen de subsidiegelden terecht bij de riettelers, die inmiddels een subsidie-aanvraag hebben ingediend.

visserij
In de motie O.P.G. Vos c.s. (Kamerstukken II, 2001-2002, 28 000 XIV, nr. 32) wordt de regering verzocht een nieuwe beleidsnota voor de zee- en kustvisserij op te stellen voor de periode tot 2010. De huidige nota Zee- en kustvisserij zal volgend jaar worden geëvalueerd middels het EVA II-programma, zoals ook bij de Kamerbehandeling van deze nota besproken is. De contouren van het nieuwe zeevisserijbeleid zullen in het kader van de discussie over de herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid in de loop van 2002 helder worden. Op grond van beide genoemde elementen zal besluitvorming over een nieuwe Nota aan de orde zijn.

Het verzoek aan de regering in de motie-Augusteijn (Kamerstukken II, 2001-2002, 28 000 XIV, nr. 33) om een inzamelpunt voor oude visnetten aan te wijzen sluit niet aan bij het adagium 'de vervuiler betaalt'. Op de LNV-begroting is hiervoor dan ook geen budget beschikbaar. In overleg met betrokkenen zal bezien worden of de huidige voorzieningen voldoen, waarna het onderwerp zo nodig onder de aandacht van de minister van Verkeer en Waterstaat kan worden gebracht, die op grond van internationale wetgeving hiervoor de eerste verantwoordelijkheid draagt.

legbatterijen
In de moties-Stellingwerf c.s. (Kamerstukken II, 2001-2002, 28000 XIV, nrs. 53 en 54) wordt de regering verzocht maatregelen te nemen ten aanzien van legbatterijen, zowel in de periode tot 2012 als in de periode daarna. Wat betreft de periode tot 2012 is uitgesproken dat met de pluimveesector een zodanige regeling getroffen dient te worden dat de tussen nu en 2012 vrijkomende legbatterijen uit de markt worden genomen en vernietigd. Voor de periode na 2012 is verzocht de mogelijkheden te onderzoeken om de buiten de EU in legbatterijen geproduceerde eieren aan de Europese buitengrenzen te weren.

Wat betreft de problematiek van de legbatterijen tot 2012 ben ik van mening dat deze in EU-verband moet worden aangepakt. Immers, ook legbatterijen uit andere EU-landen kunnen door bedrijven uit niet-Europese landen worden opgekocht. Ik zal er in EU-verband nogmaals op aandringen dat ook pré-accessie landen in 2012 aan dezelfde regelgeving moeten voldoen als de overige Europese landen. Eventuele opkoop van legbatterijen en daaruit voortvloeiende oneigenlijke concurrentie door deze landen wordt daarmee tegengegaan.

Overigens wijs ik erop dat een regeling gericht op opkoop van legbatterijen een steunmaatregel is in de zin van het gemeenschapsrecht en derhalve vooraf door de Europese Commissie dient te worden goedgekeurd. Bij de beoordeling van de steunmaatregel zal de Commissie toetsen aan de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector. Een dergelijke opkoopregeling is volgens de Europese voorschriften alleen toegestaan bij vervroegde uittreding of definitieve beëindiging van de desbetreffende landbouwactiviteit (in casu het houden van kippen) of wegens opheffing van capaciteit in het kader van een sanering van de sector. Deze situaties zijn evenwel bij de door uw Kamer bedoelde opkoopregeling niet aan de orde.

De opkoopregeling zal tegen die achtergrond gezien worden als verkapte investeringssteun, waarvoor de communautaire eisen zeer beperkend zijn. Geen steun mag worden verleend voor gewone vervangingsinvesteringen of voor het voldoen aan wettelijke normen op het gebied van milieu, hygiëne en dierenwelzijn. Richtlijn 1999/74/EG van de Raad van 19 -07-1999 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen verbiedt het gebruik van legbatterijen met ingang van 2012. Dit betekent dat van de sector verwacht wordt dat deze in de periode voorafgaand aan het verbod de omschakeling naar andere houderijsystemen pleegt. De sector is daarom wettelijk verplicht om de legbatterijen te verwijderen. Een opkoopregeling vergoedt de waarde van legbatterijen die binnen de EU waardeloos zijn geworden. Er is dan sprake van (a) een subsidiëring van het voldoen aan wettelijke normen en (b) een subsidiëring van vervangingsinvesteringen. Zoals bovenstaand is aangegeven, zijn hiervoor Europeesrechtelijke beperkingen aangebracht.

Wat betreft de periode na 2012 merk ik - in lijn van hetgeen ik tijdens de behandeling van de begroting op 12 -12-2001 betoogde - op dat het kabinet zich inzet om de non-trade concerns in WTO-verband aan de orde te stellen. In die zin past de motie die betrekking heeft op de periode na 2012 in deze inzet van het kabinet.

Fonds MKZ
In de door de Tweede Kamer aangenomen motie-Atsma c.s. (Kamerstukken II, 2001-2002, 28 000 XIV, nr. 58) wordt de regering verzocht om de voorwaarden om voor een bijdrage uit het Noodfonds MKZ in aanmerking te komen te versoepelen en de termijn van de aanvragen te verlengen tot 1 juli 2002.

Zoals ik in de Tweede Kamer tijdens de begrotingsbesprekingen reeds heb uiteengezet, is het zeer problematisch om de subsidievoorwaarden aan te passen. De mogelijkheden hiertoe worden sterk beperkt door de Brusselse kaders voor de verlening van staatssteun, zowel aan de landbouw als aan het MKB. Daarnaast is de steun uit het Fonds MKZ specifiek gericht op bedrijven die als gevolg van MKZ in continuïteitsproblemen zijn gekomen. Bij versoepeling van de voorwaarden zullen ook bedrijven waar geen sprake is van discontinuïteit in de bedrijfsuitoefening ten gevolge van MKZ in aanmerking kunnen komen. Het oprekken van de voorwaarden zou overigens ook leiden tot rechtsongelijkheid ten opzichte van de reeds beoordeelde aanvragen. Dit acht ik niet wenselijk.

De beperkingen van het Brusselse steunkader gelden ook voor de gevraagde verlenging van de termijn waarbinnen aanvragen kunnen worden ingediend. Naar verwachting zal de Europese Commissie zich op het standpunt stellen dat een verlenging van de openstelling niet aanvaardbaar is, omdat thans geen directe relatie met de ten tijde van de MKZ-crisis getroffen veterinaire maatregelen meer kan worden gelegd. Deze relatie is met name van belang omdat uit de Brusselse regelgeving voortvloeit dat steun slechts kan worden gegeven voorzover deze is gericht op en deel uitmaakt van de veterinaire maatregelen die in het kader van de MKZ-crisis zijn getroffen.

Op basis van bovenstaande gegevens - die ik reeds verwoordde in mijn brief van
20 december 2001 (Kamerstukken II, 2001-2002, 28 000 XIV, nr. 62) - is het kabinet van oordeel dat aan deze motie geen op door de indieners gewenst wijze uitvoering kan worden gegeven. Teneinde de sector toch tegemoet te komen heb ik in het begrotingsdebat aangegeven samen met de provincies en LTO Nederland tot een alternatieve besteding van het resterende beschikbare budget in het Fonds MKZ te zullen komen. Het betreft in de eerste plaats gebiedsgericht beleid in de provincies Gelderland, Overijssel en Friesland. In de tweede plaats zullen innovatieve projecten worden ondersteund en ten slotte zullen gelden worden ingezet voor veterinaire maatregelen in verband met preventie. Hierover zijn reeds afspraken met de betrokken provincies gemaakt.

vestigingssteun
Tijdens de begrotingsbehandeling is uitvoerig van gedachten gewisseld over de wijze waarop vestigingssteun aan jonge boeren verleend zou kunnen worden. Reeds in mijn brief van 4 -09-2001 (Kamerstukken II, 2000-2001, 27 400 XIV, nr. 117) heb ik aangegeven dat ik geen generieke steun aan startende ondernemers voorsta. Ook na aanvaarding van het amendement-Van der Vlies c.s. (Kamerstukken II, 2001-2002, 28 000 XIV, nr. 42) blijf ik van mening dat steun niet bij alle bedrijfsovernames of startende ondernemers aan de orde kan zijn. In de discussie over dit amendement is ook van de zijde van uw Kamer aangegeven dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is om iedere bedrijfsovername met vestigingssteun door de overheid te begeleiden.

Het is daarom zinvol - en voor betrokkenen wenselijk - om helderheid te bieden over de voorwaarden waaronder aanspraak gemaakt kan worden op vestigingssteun. Om die reden zal ik binnen afzienbare tijd een bijeenkomst organiseren, waarin met vertegenwoordigers van de sector over dit thema van gedachten zal worden gewisseld. Ook de leden van de vaste commissie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van uw Kamer zullen hiervoor worden uitgenodigd.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst

De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

G.H. Faber


---