D66

29 januari 2002

Voorkeursrecht gemeenten bijna geregeld

Francisca Ravestein

Reacties: f.ravestein@tk.parlement.nl
Staf Depla (PvdA), Peter van Wijmen (CDA) en Francisca Ravestein (D66) verdedigen deze week de initiatiefwet voorkeursrecht gemeenten. Bedoeling is dat gemeenten weer de mogelijkheid krijgen om bij de uitvoering van bouwplannen een marktpartij te kiezen die voor de burgers het beste plan tegen de laagste prijs kan realiseren.

Het wetsvoorstel beoogt de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) te repareren. De wet biedt gemeenten de mogelijkheid om met voorkeur grond te verwerven. Het is dan ook een belangrijk onderdeel van het grondpolitieke instrumentarium. Gemeenten kunnen hiermee hun regiefunctie bij het realiseren van publieke doelen waarmaken. Recente gerechtelijke uitspraken door de Hoge Raad en ontwikkelingen op de grondmarkt maken het voor projectontwikkelaars en grondhandelaren makkelijker de voorkeurspositie van de gemeente te ontwijken. Dit is niet gewenst. Gemeenten worden op die momenten gedwongen met een marktpartij in zee te gaan die toevallig de grond verworven heeft. De initiatiefnemers vinden het gewenst dat gemeenten voldoende mogelijkheden behouden om de marktpartij uit te kiezen die voor de burgers het plan realiseert met de beste kwaliteit tegen de laagste kosten. Reparatie van de wet is daarom noodzakelijk. Spoed is vereist, gezien de vele bouwplannen die op stapel staan. In de nota grondpolitiek heeft de regering aangekondigd dit onderdeel van de Wvg vooralsnog niet te willen repareren. Daarom is een initiatiefwetsvoorstel ingediend. De initiatiefnemers passen allereerst artikel 26 van de Wvg aan. Door uitspraken van de Hoge Raad over artikel 26 mogen marktpartijen het gemeentelijk voorkeursrecht ontwijken, als zij aan kunnen tonen dat het gemeentelijk belang voldoende gewaarborgd is. Het uiteindelijk juridisch vaststellen of het gemeentelijk belang voldoende gewaarborgd is, kan vele jaren van onderhandelen en procederen in beslag nemen. Dit leidt tot langdurige onduidelijkheid voor alle betrokkenen met risico's van grote vertraging dan wel afstel van realisering van publieke projecten. De initiatiefnemers vinden dit niet wenselijk. Daarom wordt in artikel 26 van de Wvg de bepaling geschrapt dat aangetoond moet worden dat het gemeentelijk belang in het geding is. Hierbij sluiten de initiatiefnemers aan bij uitspraken van gerechtshoven. Gemeenten krijgen nu de mogelijkheid alle transacties te laten vernietigen die het doel hebben de voorkeurspositie van een gemeente te ontwijken. Het is overigens niet de bedoeling het recht van zelfrealisatie van het bestemmingsplan door de oorspronkelijke eigenaar aan te tasten. Artikel 10 van de Wvg regelt vrijstellingen die grondeigenaren krijgen van de Wet voorkeursrecht gemeenten. Eén van die vrijstellingen is het afsluiten van een optieovereenkomst of een koopovereenkomst door een projectontwikkelaar of grondhandelaar met een grondeigenaar voordat het voorkeursrecht gevestigd is.

Een steeds groter deel van de ontwijking van het voorkeursrecht vindt op deze manier plaats. Voordat het voorkeursrecht wordt gevestigd, begeven tussenhandelaren zich risicoloos met optiecontracten op de markt. Risicoloos omdat de optie pas koop wordt als de bestemming inderdaad "rood" wordt of omdat in het contract wordt opgenomen dat de koop gesloten wordt met een nader vast te stellen "meester" en prijs. Deze constructies hebben weinig te maken met het recht van de eigenaar om het bestemmingsplan op eigen grond te realiseren. De initiatiefnemers passen artikel 10 zo aan dat het onaantrekkelijk wordt om het voorkeursrecht te ontwijken. Vrijstelling voor het voorkeursrecht voor optiecontracten en koopovereenkomsten wordt slechts verleend als het contract is ingeschreven en de prijs en de naam van de koper zijn vastgelegd.

Met deze reparatie van de Wet voorkeursrecht gemeenten behouden gemeenten de mogelijkheid de private partij op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding uit te kiezen. Bovendien maakt het gemeenten ook makkelijker grond te verwerven zodat ze kan participeren in publiek-private-samenwerkingsconstructies. Dit alles zonder het risico van lang slepende onderhandelingen en gerechtelijke procedures.