European Commission

IP/02/175

Brussel, 30 januari 2002

Commissie keurt eerste voortgangsverslag over economische en sociale cohesie goed

Michel Barnier, Europees Commissaris voor regionaal beleid, heeft de Commissie het eerste voortgangsverslag over de economische en sociale cohesie gepresenteerd. Het verslag is opgesteld omdat de Commissie er zich toe had verbonden de Raad regelmatig te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de cohesie in Europa. Het actualiseert de analyse van de economische en sociale cohesie in het in januari 2001 goedgekeurde tweede cohesieverslag en schetst de stand van zaken bij het debat over het toekomstige cohesiebeleid in de Unie na de uitbreiding. Voor het eerst heeft de Commissie een analyse gemaakt van de ongelijkheden in een Unie met 25 lidstaten, d.w.z. met inbegrip van de tien kandidaat-lidstaten die volgens de conclusies van de Europese Raad van Laken gereed zouden zijn om in 2004 tot de Unie toe te treden indien de onderhandelingen in het huidige tempo voortgaan.

Bij de presentatie van het verslag verklaarde de heer Barnier: "Het cohesiebeleid is de uitdrukking van de solidariteit tussen de staten en regio's van Europa. De Unie heeft veel veranderingen teweeggebracht, en nu is het haar plicht ook de uitbreiding in goede banen te leiden. Het debat is nog lang niet afgelopen. Dankzij dit debat kunnen we bepalen wat de lidstaten samen willen bereiken en wat de behoeften van de actoren inzake cohesie in het veld zijn. De Commissie heeft nu enkele duidelijke vingerwijzingen gekregen, met name dat een sterk en geloofwaardig cohesiebeleid voor een uitgebreide Unie onontbeerlijk is."

Het verslag heeft twee hoofddoelstellingen:

* het analyseren van de economische en sociale cohesie in Europa met voor het eerst een studie van de ongelijkheden in een Unie van 25 landen;

* het samenvatten van de stand van de discussie over de toekomst van het cohesiebeleid na 2006.

De economische en sociale cohesie in de Unie na de uitbreiding

Wat de economie betreft, bevestigt het verslag de belangrijkste tendensen van het tweede cohesieverslag:

* de minder welvarende landen (Spanje, Portugal en Griekenland) halen hun achterstand verder in; de oorspronkelijke achterstand is in tien jaar tijd bijna een derde kleiner geworden (met een stijging van het welvaartscijfer van 68 tot 79% van het communautaire gemiddelde);

* de verschillen tussen de regio's nemen op het niveau van de Unie als geheel steeds verder af, maar niet zo snel als de verschillen tussen de lidstaten. Binnen de lidstaten zijn de verschillen soms zelfs groter geworden. Op het niveau van de Unie is de economische situatie voor het merendeel van de zwakste regio's weliswaar verbeterd, maar dit inhaalproces blijft desondanks een doelstelling die alleen op langere termijn verwezenlijkt kan worden;

* de analyse bevestigt dat de uitbreiding van de Unie tot 25 lidstaten gepaard zal gaan met een aanzienlijke daling van het gemiddelde BBP per inwoner en met een toename van de regionale verschillen. Dit gemiddelde zal in een Unie met 25 lidstaten 13% lager zijn dan het gemiddelde BBP per inwoner in de Unie van 15 (en in een Unie van 27 zelfs 18% lager);

* volgens de huidige gegevens wonen zo'n 37 miljoen Europeanen in regio's die momenteel in aanmerking komen voor steun uit hoofde van doelstelling 1(1), maar die na de uitbreiding tot een Unie van 25 landen boven de subsidiabiliteitsgrens van 75% zouden liggen. Voor twee derde van deze groep is deze uitsluiting het gevolg van de daling van het communautaire gemiddelde. Volgens dezelfde statistieken zou de rest zich nu al boven deze grens bevinden, ook zonder uitbreiding;

* op het gebied van de werkgelegenheid is de situatie in de lidstaten verbeterd (in 2000 zijn er in de Unie drie miljoen nieuwe banen bijgekomen), maar in de kandidaat-lidstaten is de situatie minder gunstig (een verlies van ongeveer 600.000 arbeidsplaatsen) en zou zij zelfs nog kunnen verslechteren door de geplande herstructureringen, met name in de landbouw en de industrie;

* in de periode 1995-1999 was de groei groter in de kandidaat-lidstaten dan in de 15 lidstaten: de in de kandidaat-lidstaten geregistreerde groei op lange termijn ligt jaarlijks gemiddeld 1 % hoger dan de vergelijkbare groei in de huidige lidstaten (3,2% tegenover 2,4%);

* ten slotte blijkt uit het verslag dat er tussen de landen en regio's van Europa nog te grote verschillen bestaan op het gebied van bevolkingsdichtheid, opleidingsniveau en toegang tot nieuwe technologieën.

De toekomst van het regionaal beleid: het debat

Het tweede verslag over de economische en sociale cohesie (januari 2001) en het forum over de cohesie (mei 2001) hebben een van hun belangrijkste doelstellingen kunnen verwezenlijken: er is een levendig debat over de toekomst van het regionaal beleid op gang gekomen. Hieraan hebben onder andere Europese instelIingen, lidstaten, kandidaat-lidstaten, regio's en niet-gouvernementele organisaties deelgenomen. Het debat heeft al tot de volgende conclusies geleid:
* ook wanneer bij een uitbreiding het zwaartepunt van het cohesiebeleid naar het Oosten verschuift, moet de prioritaire behandeling van regio's met een ontwikkelingsachterstand worden gehandhaafd zonder de specifieke problemen van andere regio's uit het oog te verliezen;

* het cohesiebeleid kan alleen geloofwaardig zijn als daarvoor de nodige middelen beschikbaar worden gesteld;
* de Europese financiële steun voor de armste regio's van de huidige 15 lidstaten mag niet plotseling worden stopgezet, louter en alleen omdat hun relatieve welvaart in een uitgebreide Unie toeneemt;

* bij nieuwe Europese programma's moet nog meer de nadruk worden gelegd op de toegevoegde waarde van Europese steunverlening ten opzichte van uitsluitend nationaal beleid;

* het is duidelijk dat het beheer van de Europese programma's moet worden vereenvoudigd met inachtneming van de beginselen van aansprakelijkheid, doelmatigheid en goed financieel beheer.

De Commissie zal haar voorstellen zo spoedig mogelijk indienen bij het Europees Parlement en bij de Raad opdat de uitvoering van de nieuwe generatie programma's bij het begin van de nieuwe programmeringsperiode van start kan gaan. Hiermee zal rekening worden gehouden bij het bepalen van het tijdschema voor de publicatie van het derde cohesieverslag.

(1)
De programmas van doelstelling 1 zijn bedoeld om de ontwikkeling te stimuleren van de regios in de Unie die een ontwikkelingsachterstand hebben en waarvan het BBP lager is dan 75 % van het communautaire gemiddelde.