Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie

PERSBERICHT LBR

Den Haag/Rotterdam, 7 maart 2002

Vrijheid van meningsuiting niet strijdig met handhaving artikel 1
Minister Korthals onderstreept belang bestrijding rassendiscriminatie

De vrijheid van meningsuiting heeft weinig te vrezen van organisaties, overheidsinstanties en specialisten die zich inzetten voor de
bestrijding van rassendiscriminatie. Dat is de conclusie na een discussiemiddag in Den Haag die werd gehouden bij de presentatie van de
jurisprudentiebundel Rechtspraak
Rassendiscriminatie. Het eerste exemplaar van Rechtspraak Rassendiscriminatie werd bij die gelegenheid door het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie (LBR) aangeboden aan minister Korthals van Justitie.

Minister Korthals ging in een korte toespraak, waarin hij het LBR feliciteerde met de
totstandkoming van de bundel, in op een aantal verbeteringen die ophanden zijn op het terrein van de juridische bestrijding van
rassendiscriminatie. Hij noemde bijvoorbeeld het voorstel voor nieuwe wetgeving die voorziet in hogere straffen bij structurele discriminatie. Het Openbaar Ministerie, dat in 2001 aanzienlijk minder discriminatiezaken seponeerde, kreeg een compliment voor het feit dat 90% van de
voorgebrachte gevallen tot een veroordeling leidt. Wel gaf hij aan dat wordt onderzocht of het Openbaar Ministerie niet 'te voorzichtig' is bij discriminatiezaken en of de politie niet 'te weinig ambitieus is' wanneer het om discriminatie gaat. Hij sprak zijn vertrouwen uit in het nut van het nieuwe Landelijk Bureau
Discriminatiezaken bij de politie.

Bij de presentatie gaven panelleden hun mening over het functioneren van het Nederlandse juridische stelsel met betrekking tot
rassendiscriminatie en over de relatie tussen vrijheid van meningsuiting en het recht op bescherming tegen rassendiscriminatie.
In het panel -onder leiding van mr B.O. Dittrich (Tweede Kamerlid D'66), en met mr A.C.E. Clijnk (Ministerie van Justitie), prof. mr J.E. Goldschmidt (Commissie gelijke behandeling), mr A.A.M. Mattijssen (Landelijk Expertise Centrum Discriminatie), C. Triesscheijn
(Antidiscriminatiebureau Rotterdam: RADAR), Prof mr Th. A. de Roos (Rijksuniversiteit Leiden, advocaat) en Mr drs J.W. Nieuwboer (Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie)- kwam onder meer naar voren dat de vrijheid van meningsuiting minderheidsgroepen de mogelijkheid geeft hun meningen en opinies te uiten, ook wanneer die afwijkend zijn van gangbare opinies. In het algemeen werd gesteld dat samenlevingen met 'weinig vrijheid van meningsuiting' vaak ook weinig rechten toestaan aan minderheden. Benadrukt werd dat in de gevallen dat Artikel 1 van de grondwet en de vrijheid van meningsuiting tegenover elkaar staan, daar in de juridische praktijk zorgvuldig mee wordt omgegaan.
Aan de hand van voorbeelden uit Rechtspraak Rassendiscriminatie werd wel duidelijk dat er verschil van mening bestaat over waar bij concrete gevallen grenzen gesteld moeten worden. De meningen verschilden eveneens over de vraag of het noodzakelijk is de straffen in deze gevallen - het gaat vaak om lage boetes- te verhogen. Het gehele panel sprak waardering uit voor de aangekondigde wetgeving voor hogere straffen bij structurele discriminatie.