Nederlandse Vereniging van journalisten

Brief NVJ over steun aan dagbladen

Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Amsterdam, 18 maart 2002

Geachte heer/mevrouw,

Het aantal pleidooien om dammen op te werpen of juist barrières weg te werken zal zo kort voor de verkiezingen ontmoedigend groot zijn. Toch willen we aan die vloed er nog één toevoegen: de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), de beroepsorganisatie van bijna
10.000 journalisten en informatieve programmamakers, maakt zich grote zorgen over het voortbestaan van een vitaal en gevarieerd bestand aan dagbladen. Wij denken dat dit voor de samenleving van zo groot belang is, dat de fracties in de Tweede Kamer zich bij het komende debat over de Notitie Persbeleid van de staatssecretaris zouden moeten beijveren om de creatiefste oplossingen aan te dragen. Het kabinet heeft de afgelopen jaren wat de media betreft helaas uitsluitend oog gehad voor de publieke omroepen.

Een delegatie van de werkgeversorganisatie de Nederlandse Dagbladpers, van het Genootschap van Hoofdredacteuren en van de NVJ heeft de stiefmoederlijke bedeling van de benarde dagbladwereld in januari 2002 onder de aandacht gebracht van staatssecretaris Rick van der Ploeg. We vragen ons echter af of hij en zijn ambtenaren voor de verkiezingen nog tijd over hebben om dit pleidooi op merites te beoordelen en om eventueel concrete maatregelen te treffen. En na de verkiezingen zal het aantal noodkreten stellig nog stijgen. In dat geweld zal de betrekkelijke nood van de dagbladen pas gehoord worden als in een aantal gevallen van daadwerkelijke doodsnood sprake is. Of als buitenlandse bedrijven of obscure avonturiers met geheel andere (politieke of commerciële) bedoelingen de markt overnemen.

Misschien is het goed de nood van de dagbladen in enkele simpele begrippen te schetsen. Recent zijn acht regionale dagbladtitels verdwenen, of staan op de nominatie binnen enkele maanden te worden samengevoegd, in Groningen, Drente, Gelderland en Limburg. Daarvoor in de plaats kwamen slechts drie nieuwe titels, die een veel grotere, zeer gedifferentieerde regio moeten bedienen. De redactionele zelfstandigheid van vier regionale titels in Noord- en Zuid-Holland, in Zeeland en Noord-Brabant is de laatste maanden uitgehold of opgeheven.
De nu bekende samenvoegingen zullen erin resulteren dat er per mei 2002 nog 21 zelfstandige regionale kranten overblijven, het aantal bedroeg per 1990 35. De vroeger wel gehanteerde stelling, dat andere media de taak van regionale dagbladen overnemen en dat derhalve de regionale en landelijke dagbladenmarkt als een geheel kunnen worden gezien, wordt door ons noch door de NMa gedeeld. Totaal zijn er per mei 2002 dan nog zeven landelijke kranten, vier specifieke kranten en eenentwintig regionale kranten, totaal 32 dagbladen. Het totale aantal bedroeg per 1990 47 kranten. Spits en Metro zijn als gratis vijfdaagse kranten nieuwkomers op de lezersmarkt. De NVJ heeft deze kranten mede gezien als een opstap naar nieuwe jonge en allochtone lezers.
Ten aanzien van een kleine landelijke krant en een regionale krant, behorend tot een en hetzelfde concern, blijven sterke geruchten circuleren dat zij hun tijd hebben gehad omdat zij niet net als hun grotere broers in hetzelfde concern stevig bijdragen aan het gewenste rendement van de onderneming.

Er is ook sprake van uithollingen in de dagbladwereld die zich minder zichtbaar voltrekken. De ons bekende bezuinigingsplannen van de dagbladen voorzien in redactionele inkrimpingen met ruim driehonderd fulltime equivalenten op een totale sterkte van drieduizend. Het gewaagde plan van de benjamin op de dagbladenmarkt, het Friesch Dagblad, om dankzij offers van een zeer toegewijde, kleine lezerskring de redactie met enkele jongere journalisten uit te breiden is het enige lichtpuntje in dit tranendal. Maar dit voorbeeld kunnen de andere kranten, die een veel zakelijker band met hun lezers hebben, onmogelijk volgen. En ook in Friesland gaat het, als gezegd, slechts om een paar nieuwe arbeidsplaatsen, veel te weinig voor een groeiend legertje werklozen en voor een nieuwe generatie journalisten, die na vier tot zes jaar studie de hogeschool of universiteit verlaat.

De Geassocieerde Persdienst (GPD) is na de overname van de VNU-dagbladen door Wegener voor vrijwel alle regionale kranten een belangrijke nieuwsbron voor binnen- en buitenlands nieuws geworden. Bij verdere tegenvallers van bezorgkosten of advertentieopbrengsten zal voor deze regionale kranten de verleiding groot worden om het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP) de rug toe te keren. Aarzelende omroepen en niet al te rijke landelijke dagbladen zullen deze tegenvaller niet kunnen opvangen, waarmee het ANP zich dan voor existentiële problemen geplaatst zou zien. Mocht dit zwarte scenario geheel of ten dele uitkomen, dan betekent dit overigens niet alleen een ernstige verschraling van de nieuwsvoorziening via de dagbladen - ook voor andere media heeft het ANP grote waarde als bron van nieuws en aandrager van ideeën.

We noemden al even de sterke stijging van de bezorgkosten en de afnemende opbrengst van de advertenties als bedreigingen voor de dagbladen. Het is veelzeggend dat concerns die elkaar voorheen meden waar dat mogelijk was, thans experimenteren met gezamenlijke bezorging om toch iets te kunnen doen tegen de dramatische problemen bij de bezorging van de krant.
Maar helaas is er ook nog eens sprake van ontlezing. Nieuwe generaties grijpen niet automatisch naar de krant als bron van informatie en ook in gebieden waar de autochtone bewoners een minderheid (zijn) gaan vormen, krijgen de dagbladen het steeds moeilijker. Wij menen dat de toegang tot het product dagblad, evenals dat het geval is bij de publieke omroep, bij wijze van spreken als een grondrecht moet worden gezien in een moderne democratische samenleving.

De analyse van het Nederlandse (dagblad)landschap in de Notitie Persbeleid is zo vroegtijdig gemaakt dat er helaas geen rekening kon worden gehouden met de dramatische ontwikkelingen na 11 september 2001. De maatregelen die in de notitie door de staatssecretaris zijn voorgesteld kunnen niet of nauwelijks worden beschouwd als voorwaarden die bijdragen tot een versterking van de positie van de Nederlandse dagbladpers. Een versterking die nodig is om grotendeels ondernemingsgewijs geproduceerde maar redactioneel volstrekt onafhankelijke dagbladen in de toekomst te kunnen behouden.

Ons relaas is dan ook niet bedoeld om structurele overheidssubsidies te vergaren voor de dagbladen. Juist om nieuwe generaties en andere groepen aan zich te binden zouden de dagbladen hun redacties ook moeten kunnen versterken met jong, allochtoon talent. Door de inkrimpingen is echter slechts sprake van vergrijzende en verkleinde, overbelaste, blanke bolwerken. En uit geldnood hebben de dagbladen hun experimenten met elektronische nieuwsberichtgeving gestaakt of flink teruggebracht, zodat het zoeken naar nieuwe inkomensbronnen niet echt van de grond kan komen.

Wij vrezen in dit klimaat voor de komende jaren een neerwaartse spiraal in de dagbladwereld, die zal leiden tot afname van kwaliteit, verdere vermindering van de nog resterende pluriformiteit en verzwakking van de financiële positie van de krantenbedrijven. Door dat laatste lopen zeker de grotere, beursgenoteerde concerns een gerede kans in buitenlandse handen te vallen. Dat hoeft niet in alle gevallen zonder meer betreurenswaardig te zijn. Maar er zijn vele scenario's denkbaar waarin zo'n overname voor de samenleving allerminst een verrijking van de informatievoorziening betekent - we hoeven daarvoor niet alleen naar Italië of Oostenrijk te kijken.

Het spreekt vanzelf dat de eerste verantwoordelijkheid voor het keren van de kansen ligt bij de dagbladen zelf, bij de directies en de (hoofd)redacties. We menen evenwel dat ook 'de politiek' een rol van betekenis kan spelen door het klimaat voor krantenbedrijven te verbeteren. Daarbij denken we aan lagere BTW (ook in het buitenland gangbaar - Nederland hoeft niet altijd de braafste van de klas te zijn), versoepeling van regels voor krantenbezorging door uitkeringsgerechtigden of asielzoekers, subsidiering door het Bedrijfsfonds van nieuwe technieken als internetkranten, tegemoetkoming van de overheid in gratis inburgeringsabonnementen van één jaar (tweede jaar 50% korting) op een krant naar keuze voor nieuwkomers, verruiming van de mogelijkheden voor dagbladbedrijven om in de omroepen actief te zijn.

Wij zijn van mening dat bovenstaand voorstellenpakket voor de komende vier jaar dringend gewenst is en wij hopen dat u het concreet wilt meenemen in het debat met de staatssecretaris. Uiteraard zijn wij tot nadere toelichting bereid.

Hoogachtend en met vriendelijke groet,

Ron Abram, Hans Verploeg,
voorzitter algemeen secretaris

C.C. dhr. dr. F. van der Ploeg
Nederlandse Dagbladpers
Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren
Bedrijfsfonds voor de Pers
Commissariaat voor de Media