Partij van de Arbeid

Den Haag, 19 maart 2002

Bijdrage van khadija arib (pvda) aan algemeen overleg wet advies-en meldpunten kindermishandeling

Voorzitter,
Het wetsvoorstel strekt ertoe de taken en bevoegdheden van de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK's) wettelijk te regelen en daartoe de Wet op de jeugdhulpverlening (WJHV) te wijzigen. Reeds een groot aantal jaren functioneren bureaus vertrouwensartsen kindermishandeling, die recentelijk zijn omgevormd tot AMK's. De positie van deze instellingen ligt op het snijvlak van het medische, het justitiële en het hulpverleningscircuit. Mede hierdoor hebben zich juridische knelpunten en onzekerheden voorgedaan die een adequaat functioneren van de AMK's kunnen belemmeren. De uitoefening van een aantal taken van de AMK's brengt met zich mee dat men ongevraagd bemoeienis heeft met het privé- of gezinsleven van burgers. Het AMK kan zijn taken alleen naar behoren uitoefenen als de mogelijkheid voor het AMK bestaat in bepaalde situaties van de WBP (Wet Bescherming Persoonsgegevens) af te wijken. Die mogelijkheid wordt in het wetsvoorstel voor verschillende situaties en voor verschillende vormen van verwerking van gegevens gegeven. Ook wordt het begrip kindermishandeling in deze wet duidelijk omschreven, van waaruit de AMK's te werk kunnen gaan. Dit wordt voortaan omschreven als: elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkent of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.

Voorzitter,
De PvdA ondersteunt het wetsvoorstel. Wij zijn van mening dat met dit voorstel voorzien wordt in de jarenlang aanwezige behoefte aan duidelijkheid rond de positie van de beroepsbeoefenaren die in het belang van de jeugdige, gevraagd en ongevraagd, aan het AMK informatie verschaffen. Onzekerheid hierover bleek in de praktijk tot een verminderde bereidheid te leiden om het AMK te informeren over (een vermoeden van) kindermishandeling. De PvdA juicht deze duidelijkheid toe en gaat er van uit dat deze wet de beroepsbeoefenaren zal ondersteunen in het signaleren en doorverwijzen van kindermishandeling. Er wordt geen meldplicht ingevoerd, maar er wordt bescherming geboden aan hen die hun zorgen over kinderen durven melden. Toch is er meer nodig dan alleen het bieden van bescherming aan melders. Kindermishandeling is een grove schending van mensenrechten. Uit onderzoek blijkt dat jaarlijks tussen de 50.000 en 80.000 kinderen blootstaan aan mishandeling. 40 a 50 kinderen overlijden jaarlijks aan de gevolgen van kindermishandeling. Bij de AMK's worden jaarlijks 21.000 meldingen van kinderen gedaan. Nog steeds kunnen niet alle kinderen op adequate hulp rekenen. De PvdA heeft eerder via een motie om een integrale aanpak van kindermishandeling gevraagd, waarin de belangrijkste departementen worden betrokken en waar preventie, hulpverlening en behandeling centraal in dienen te staan. Het kabinet achtte dit plan niet noodzakelijk. Hier neemt de PvdA geen genoegen mee (uitvoering motie Arib).

De PvdA is van mening dat een integrale aanpak van kindermishandeling wel degelijk noodzakelijk is. Het voorliggende wetsvoorstel regelt de positie van melders en de positie van de AMK's, maar daarmee ben je er nog niet!!. Met het melden zijn de problemen niet opgelost. Er moet adequate hulp beschikbaar zijn. De AMK's signaleren, verwijzen door en geven consulten. De diagnose, behandeling en hulp zijn niet geregeld. Terwijl het hier om een ernstige zaak gaat waarbij kinderen worden misbruikt, geslagen en verwaarloosd!! Er is geen specialistische hulp voor deze kinderen. De diagnostische centra waar eerder een motie over is ingediend en bij de begrotingsbehandeling een amendement is aangenomen, zijn er nog steeds niet. Aan het veld ligt het niet, er liggen plannen, maar kennelijk stokt het bij de ambtenaren van VWS en Justitie. Graag een reactie hierop. Het kan zijn dat ik niet goed ben geïnformeerd, want ik heb op internet wel een toespraak van de Directeur-generaal Preventie, Jeugd en Sancties, drs. Mulock Houwer gelezen, op 18 december 2001 namens de sts. van Justitie, waarin wordt gesteld dat er structurele voorzieningen voor gespecialiseerde diagnostiek en behandeling, die multidisciplinair van karakter zijn, nodig zijn en dat de ontwikkeling en verspreiding van deze vorm van hulpverlening door middel van proefprojekten zal worden gestimuleerd. Graag wil ik weten waar die proefprojecten zijn en in welke regio? Ook dient er een landelijk publiekscampagne te worden gevoerd om dit maatschappelijk probleem (zinloos geweld) bespreekbaar te maken. Tot voor kort was men hier huiverig voor vanwege de eventuele toename van aanmelding bij de AMK's. Maar ik vind dat een voorlichtingscampagne prioriteit dient te krijgen boven de eventuele toename van aanmeldingen. Eventueel moeten er meer middelen beschikbaar komen wanneer het aantal meldingen toeneemt.

Voorzitter,
Zie Plan PvdA "aanpak kindermishandeling"
1. Preventieve rol hulpverlening inzake kindermishandeling In de meeste gevallen van kindermishandeling blijkt achteraf dat er al aanwijzingen zijn geweest die duiden op verwaarlozing en kindermishandeling. Het voorbeeld van het meisje dat vier jaar lang door haar psychiatrische moeder verwaarloosd en ondervoed in een wiegje op een bovenwoning in Den Haag is gehouden zal de meeste mensen bij zijn gebleven. Verschillende hulpverlenende instanties hadden bij dit meisje een vermoeden dat er iets niet klopte, maar er werd niets ondernomen. Niemand voelde zich verantwoordelijk. Juist deze signalen zijn bepalend voor de aanpak van kindermishandeling en verwaarlozing. Met name instanties die beroepshalve met kinderen werken, worden in een onmogelijke en machteloze positie gedwongen waardoor zij meestal ernstig tekort schieten. Het vroegtijdig herkennen van kindermishandeling is cruciaal. Hulpverleners, inclusief artsen, dienen geschoold en getraind te worden in het vroegtijdig herkennen van mishandeling van kinderen. Hulpverleners dienen verplicht te worden zich in te spannen om de mishandeling te stoppen. Zij kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan een daadwerkelijke aanpak van geweldpleging. Een inspanningsverplichting wil zeggen dat de hulpverlener actie onderneemt wanneer er duidelijke signalen van kindermishandeling en verwaarlozing aanwezig zijn. Het gaat er niet om dat artsen hun vermoedens altijd moeten melden. Een meldplicht heeft immers het grote risico dat ouders helemaal niet naar een hulpverlener komen uit angst dat ze worden aangegeven. Het gaat om de plicht om na het constateren van kindermishandeling, adequate hulpverlening in gang te zetten om het kind en in veel gevallen ook de ouders te helpen de mishandeling tot staan te brengen. Alleen op deze wijze kan er sprake zijn van effectieve aanpak van kindermishandeling. De angst voor reacties van ouders, de angst voor aantasting van de autonomie van het ouderschap, de angst voor aantasting van het professionele beroepsgeheim leidt te vaak tot passiviteit, met alle gevolgen van dien. Kindermishandeling kan immers leiden tot immense psychische trauma's bij mensen; en tot stijgende kosten van de (geestelijke)gezondheidszorg en justitie. Preventie via signalering door beroepsgroepen die zorg en verantwoordelijkheid voor kinderen hebben is van belang. Bij voorkeur dient eerst hulpverlening in de thuissituatie voor kind en ouders plaats te vinden. Mishandeling is volgens het strafrecht strafbaar. Juridisch valt het mishandelen van kinderen onder mishandeling algemeen en zou in principe strafbaar moeten zijn. Echter, in de praktijk wordt door het Openbaar Ministerie en de politie niet actief hiertegen opgetreden. Mishandeling van kinderen kan effectief worden aangepakt via de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen in het Wetboek van Strafrecht. Wel dienen aangiftes van kindermishandeling serieus te worden behandeld. Het is noodzakelijk, dat het Openbaar Ministerie vervolgingsrichtlijnen opstelt en dat de politie verplicht wordt om aangiftes altijd in behandeling te nemen. Preventie en bestrijding van kindermishandeling kunnen en mogen niet alleen aan het particulier initiatief worden overgelaten, maar moet een permanent speerpunt zijn, als uitwerking van artikel 19 van het VN-verdrag inzake de Rechten van het kind waarin staat: " De staten die partij zijn nemen alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen en maatregelen op sociaal en opvoedkundig gebied om het kind te beschermen tegen alle vormen van lichamelijk en geestelijk geweld, letsel of misbruik, lichamelijke of geestelijke verwaarlozing of nalatige behandeling, mishandeling of exploitatie, met inbegrip van seksueel misbruik, terwijl het kind onder de hoede is van de ouder(s), wettige voogd(en) of iemand anders die de zorg voor het kind heeft".

Voorzitter,
In Nederland is het nog steeds mogelijk kinderen te slaan. Er is geen wet die fysiek straffen en vernederen van kinderen verbiedt. Ter voorbereiding van dit wetsvoorstel heeft de PvdA de vraag gesteld een onderzoek in te stellen naar de voor en nadelen van het verbod op mishandeling van kinderen. De antwoorden van de sts. vind ik onbevredigend. Dat het ingewikkeld is geloof ik graag, maar om dit idee af te doen als symbolische wetgeving is erg kort door de bocht. De sts. neemt niet eens de moeite om naar ervaringen van andere landen te kijken, waaruit wel blijkt dat zo'n wet een preventieve werking biedt. Graag opnieuw de vraag aan de sts. of ze bereid is alsnog de mogelijkheid van het verbod op slaan wettelijk te regelen in het familierecht maar niet in het strafrecht want daar staat dat het toepassen van geweld met enig lichamelijk letsel tot gevolg, reeds strafbaar is gesteld in artikel 300 van het wetboek van Strafrecht. Het gebruik van geweld om kinderen te disciplineren is in strijd met het VN-verdrag inzake het rechten van het kind. Ook Nederland heeft dit verdrag ondertekend, maar verzuimt tot nu toe om deze fraaie volzinnen om te smeden tot een wettelijke regeling. Landen als Noorwegen, Zweden, Denemarken, Finland, Duitsland, Oostenrijk, Italie, Denemarken gingen ons inmiddels voor. In al die landen is een verbod op fysiek en psychisch geweld vastgelegd in het familierecht. (motie voor onderzoek naar het verbod op geweld tegen kinderen in het familierecht op te nemen).

Verder heb ik voorzitter een aantal opmerkingen waar ik graag een reactie van de sts. op wil hebben.

De belangrijkste opmerkingen betreffen het volgende: 1. De PvdA maakt zich grote zorgen over de herkenbaarheid en toegankelijkheid van de AMK's, nu ze ondergebracht zijn bij de bureaus Jeugdzorg. De reactie van het kabinet is dat ondanks de onderbrenging hiervan de herkenbaarheid en toegankelijkheid zal worden gewaarborgd. Ik wil meer duidelijkheid hierover en goede 'garanties' dat men het AMK zal weten te vinden wanneer dat nodig is. 2. De positie van de AMK's maakt het mogelijk de problematiek van kindermishandeling vanuit de vrijwillige hulpverlening te benaderen. Dit is niet altijd mogelijk en in sommige situaties dient sprake te zijn van dwang en moet het justitiële traject ook niet worden uitgesloten. Dit punt blijft in de wet onderbelicht. 3. De financiering van de AMK's. Zoals uit de rapportages van de commissie Peer van het Landelijk Platform Jeugdzorg, blijkt bestaan er bij veel AMK's aanzienlijke wachttijden alvorens kontakt met een gezin kan worden opgenomen, ook al worden de zeer urgente situaties bij voorrang behandeld. De wachttijden kunnen oplopen tot enkele maande. Aktiviteiten van de AMK's om de meldingsbereidheid te verhogen (b.v. invoering van een landelijk meldnummer en de publiciteit daaromheen) leiden steeds tot het verder oplopen van de wachttijden. In 2000 is het aantal gezinnen waarover kontakt met het AMK gezocht wordt met 10% gestegen. Deze stijging bedraagt de laatste drie jaar 46%. De financiering van het AMK's houdt volstrekt geen gelijke trend met de stijging van het aantal meldingen. Er is een onderzoek ingesteld om tot een actualisering van de normering te komen. Er zijn nieuwe normen ontwikkeld op basis van productfinanciering. Veel zou gewonnen zijn indien de AMK's jaarlijks, op basis van het aantal te verwachten meldingen voor het komend jaar, met de provincies tot productieafspraken en de bijbehorende financiering zouden komen. Graag een reactie van de sts. Als laatste voorzitter, wil ik graag het volgende aan de sts. voorleggen. Het meldrecht wordt nu geregeld. Een goede zaak, maar dit gaat over artsen die in hun praktijk met situaties van kindermishandeling worden geconfronteerd. Misbruik vindt niet alleen binnen het gezin plaats, maar ook daarbuiten. Met name komt het helaas nog steeds voor dat binnen voorzieningen waar kinderen verblijven soms beroepskrachten zich aan kinderen vergrijpen. Dit kunnen voorzieningen voor gehandicapte kinderen, justitiele jeugdinrichtingen enz. Voor deze problematiek bestaat er geen meldplicht. (zie onderwijs).
Ik wil ook pleiten voor de invoering van een meldplicht voor seksueel misbruik in instellingen en voorzieningen voor kinderen zoals: gehandicaptensector, jeugd-ggz, kinderopvang enz. Het gaat mij hierbij om situaties waarbij sprake is van seksueel contact tussen beroepskrachten en aan hen toevertrouwde kinderen. Dit is onaanvaardbaar. In een eerdere motie heeft de PvdA gepleit voor het invoeren van een aangifteplicht voor dit soort situaties. Dit heeft het kabinet steeds afgehouden, zonder duidelijke argumentatie. Op dit moment bestaat geen zicht op dit probleem. Af en toe bereiken de media berichten over seksueel misbruik van pupillen in justitiële jeugdinrichtingen of in de gehandicaptensector. Afhankelijk van de bereidheid van instellingsdirecteuren of besturen wordt wel of geen aangifte gedaan. Om te voorkomen dat dit soort gevallen in de doofpot verdwijnen dient er een meldplicht (aangifteplicht) te komen (amendement). 4. Evaluatie; ik wil erop aandringen dat de evaluatie (die tegelijkertijd met de evaluatie van de wet op de jeugdzorg is voorzien) naar voren wordt gehaald (amendement).