Universiteit Maastricht
Persbericht
5 april 2002
Onderzoek naar het voorkomen van vallen bij ouderen
Universiteit Maastricht en gemeente Maastricht werken samen in
Valpreventie-project
De onderzoekers Fleur de Bruijn en Marike Hendriks van de Universiteit
Maastricht (UM) zijn een studie begonnen naar het voorkomen van vallen en
het verminderen van functionele achteruitgang bij ouderen, nadat zij al een
keer zijn gevallen. De Bruin en Hendriks zijn werkzaam voor de
capaciteitsgroep Medische Sociologie van de UM.
In eerste instantie gaat het om een vooronderzoek, waarin zelfstandig
wonende personen van vijfenzestig jaar of ouder worden gevolgd na een val.
Indien dit vooronderzoek succesvol is, wordt start men een grootschaliger
vervolgonderzoek.
De gemeente Maastricht neemt deel aan dit Valpreventie-project: vanuit de
Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) brengt zij, indien noodzakelijk,
aanpassingen en/of voorzieningen aan in woningen van de proefpersonen.
Ongeveer een derde van de mensen van vijfenzestig jaar en ouder valt jaarlijks. En bijna twintig procent van de mensen die vallen, heeft na de val een medische behandeling nodig. Momenteel is de reguliere zorg voor deze mensen beperkt tot behandeling van de verwondingen. De kans echter dat zij opnieuw vallen, is groot. Bovendien zijn de kosten die gepaard gaan met de gevolgen van valincidenten aanzienlijk. Om het effect te onderzoeken van een nieuwe zorgmethode, is de UM daarom bovengenoemd project gestart. Het gaat om een combinatie van zowel medisch onderzoek en behandeling als ergotherapeutisch advies en het eventueel aanbrengen van voorzieningen in het huis gericht op het voorkomen van een nieuwe val.
Reden voor de gemeente om deel te nemen is dat het project volledig aansluit
bij de gedachtengang van de WVG. Door het aanpassen van woningen c.q. het
aanbrengen van voorzieningen in woningen kunnen ouderen en mensen met
beperkingen op een veilige manier zo lang mogelijk zelfstandig blijven
wonen.
Een veertigtal ouderen wordt nadat zij zich na een val hebben gemeld bij de
afdeling Spoed Eisende Hulp of Huisartsenpost, gevraagd deel te nemen aan
het onderzoek. De helft daarvan wordt door een loting ingedeeld in de
zogenaamde interventiegroep. De andere helft in een controlegroep. De
controlegroep ondergaat de reguliere zorg. De interventiegroep ondergaat het
gecombineerde traject: een medische screening, mogelijk met behandeling, en
ergotherapeutisch onderzoek met eventueel het aanbrengen van
aanpassingen/voorzieningen in de woning.
Tijdens de medische screening wordt nagegaan of medische oorzaken ten
grondslag liggen aan de val, zoals bijvoorbeeld evenwichtsstoornissen, en of
deze behandeld kunnen worden.
Tijdens het ergotherapeutisch onderzoek wordt de woning van de proefpersoon
op gevaarlijke situaties onderzocht, die het risico om te vallen vergroten.
En zonodig wordt, in overleg met de gemeente en de proefpersoon, de woning
aangepast c.q. voorzieningen in de woning aangebracht, waardoor de
veiligheid en de zelfredzaamheid van de proefpersoon wordt vergroot.
De onderzoekers volgen de proefpersonen gedurende vier weken: eventuele
valpartijen en gemaakte gezondsheidskosten worden geregistreerd. Daarna
worden de controle- en interventiegroep met elkaar vergeleken en kunnen
geldige uitspraken worden gedaan over het effect van de gecombineerde
methode.
Op basis van het vooronderzoek wordt na september 2002 beslist of het
onderzoek wordt voortgezet.