Ministerie van Justitie

Evaluatie van het Nationaal Opsporingsteam Voor Oorlogsmisdrijven

A. Beijer, A.H. Klip, M.A. Oomen, A.M.J. van der Spek Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap i.s.m. Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen, Universiteit Utrecht Bestelling: boekhandel, ISBN-nr. 90-2684-002-0
Kenmerk: EWB/01.070

samenvatting

Dit is een samenvatting van de rapportage van een evaluatie-onderzoek naar de werkwijze van het Nationaal Opsporingsteam Voor Oorlogsmisdrijven (NOVO-team) in de periode januari 1998 - juli 2001. Hierin is het functioneren van het verantwoordelijk team van Openbaar Ministerie, het Wet Oorlogsstrafrecht-team (WOS-team), nauw betrokken. Het onderzoek is uitgevoerd door de Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap in samenwerking met het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen (Universiteit Utrecht).

Het onderzoek had een interdisciplinair karakter en omvat een organisatorische analyse, een juridische analyse en een verkennend rechtsvergelijkend onderzoek. Gehanteerde dataverzamelingsmethoden waren: interviews, dossieronderzoek, een workshop met (ex-)leden van het NOVO-team en literatuuronderzoek.

Het NOVO- en WOS-team beoordeelt aan de hand van aangiftes en informatie verstrekt door de IND of Nederland rechtsmacht heeft en voldoende bewijs van enig strafbaar feit bestaat. Het wettelijk kader hiervoor wordt gevormd door de Wet Oorlogsstrafrecht, de Uitvoeringswet Folteringverdrag en de Uitvoeringswet Genocideverdrag.

Hieronder volgen de belangrijkste conclusies uit het onderzoek:
* In de onderzochte periode is geen dagvaarding uitgebracht. De uitgevoerde opsporingsonderzoeken zijn veelal in een vroeg stadium gestaakt, wegens gebrek aan bewijs.

* Een verkennende rechtsvergelijking leert dat het feit dat de opsporing van oorlogsmisdrijven in termen van aantallen vervolgingen zo weinig succesvol is geweest, niet te verklaren is door belemmeringen in het Nederlandse wettelijke kader.
* Daarentegen hebben feitelijke omstandigheden een succesvolle taakuitvoering belemmerd. Het verzamelen van bewijs in het kader van de taakstelling van WOS- en NOVO- team is immers uiterst complex:

- delicten zijn in de meeste gevallen gepleegd in een ver verleden;

- delicten zijn gepleegd in een ver land;
- getuigen zijn vaak getraumatiseerd;

- betrouwbare getuigen zijn moeilijk te vinden;
- rechtshulp is moeilijk te verkrijgen van door oorlog beschadigde landen.

* Geconcludeerd kan worden dat ook bij een optimaal samengesteld en toegerust team vervolgingen en veroordelingen in Nederland niet gegarandeerd kunnen worden.

* Los van de effectiviteit van functioneren van NOVO- en WOS-team, is de politiek symbolische functie van het actief trachten op te sporen van oorlogsmisdrijven groot.

De volgende organisatorisch aspecten hebben de uitvoering van de taken beïnvloed:

* Er zijn geen doelstellingen geformuleerd waaraan het eigen optreden kon worden getoetst.

* De werkwijze van het WOS-team was voornamelijk inputgericht (het zo zorgvuldig mogelijk verwerken van binnengekomen dossiers), terwijl het NOVO-team voornamelijk outputgericht wenste te werken (zoveel mogelijk processen verbaal en veroordelingen).
* Het NOVO-team was qua expertise toegesneden op een reguliere strafzaak, terwijl de opsporing van oorlogsmisdrijven om een sterk gespecialiseerd multidisciplinair team vraagt, waarin naast politiecompetentie ook vooral sociaal-wetenschappelijke, historische en juridische competentie vertegenwoordigd is.
* Gezag- en beheerslijnen zijn bij het NOVO-team gescheiden en onvoldoende afgestemd.

* Gebleken is dat het NOVO-team zeer veelvuldig van samenstelling is gewisseld. De door ervaring opgebouwde kennis kon zo niet worden vastgehouden. Beide teams kwamen nooit op volle sterkte.
* De aansturing van het NOVO-team was onvoldoende en de verslaglegging was tot kort geleden gebrekkig.
* Er was geen sprake van een soepele werkverhouding tussen het WOS- en het NOVO-team. De deskundigheid werd wederzijds in twijfel getrokken.

* Het NOVO- en WOS-team hebben zich niet gesteund gevoeld door de justitiële, politiële en politieke leiding.

Het onderzoek is afgesloten met enige beleidsaanbevelingen, waarvan hier de belangrijkste:

* Het onderzoek naar oorlogsmisdrijven is zeer complex en uiterst tijdrovend. Dit vereist een multidisciplinair samengesteld team.
* Op basis van concrete doelstellingen zijn wijziging en uitbreiding van personele en financiële middelen derhalve noodzakelijk.
* Gezag en beheer dienen transparant georganiseerd te zijn, bijvoorbeeld door de gezagstaak bij het Landelijk Parket onder te brengen.

* De uitvoering van de 1-F procedure van de IND dient nader afgestemd te worden op een mogelijk strafrechtelijk procedure door het WOS-team. Gegevens van IND dienen zo snel mogelijk aan het oorlogsmisdrijventeam te worden toegezonden. Efficiëntie kan vergroot worden door in het gehoor door de IND-ambtenaar bijvoorbeeld al aandacht te geven aan relevante punten in verband met mogelijke strafrechtelijke vervolging door het WOS-team.
* Internationale afstemming van opsporing is essentieel voor succes in de toekomst.

* Verwachtingen ten aanzien van de uitkomst in termen van aantallen succesvolle vervolgingen dienen gezien de complexiteit van de taak bescheiden te zijn.

WODC- informatiedesk / e-mail: wodc-informatiedesk@best-dep.minjus.nl Redacteur: Hans van Netburg

Laatst gewijzigd: 05-04-2002