Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

http://www.minbzk.nl

Onduidelijkheid in verkeers- en vervoersbeleid

Raad voor de financiële verhoudingen in advies aan de minister:

Onduidelijkheid in verkeers- en vervoersbeleid maakt slagen van regionaal beleid onzeker

De Raad voor de financiële verhoudingen vindt het onduidelijk of de 19 regio's in Nederland voldoende middelen van het rijk ontvangen om de kosten voor het verkeers- en vervoersbeleid te kunnen betalen. Ook niet duidelijk zijn de regels van het rijk over de vrijheid die de regio's krijgen om hun eigen beleid vorm te geven. Wel is de Raad voor de financiële verhoudingen het eens met het plan van het kabinet om geld voor verkeer en vervoer over te hevelen naar twaalf provincies en zeven grootstedelijke gebieden, de zogenaamde kaderwetgebieden. Dat plan mag doorgaan, maar dan moeten de regio's beter weten waar zij aan toe zijn. Dit schrijft de Raad in een brief aan de minister van Verkeer en Waterstaat.

Op verzoek van de minister heeft de Raad voor de financiële verhoudingen een advies opgesteld over de verdeling van de middelen voor de zogenaamde Gebundelde Doel Uitkering, de GDU. Provincies en grootstedelijke gebieden krijgen een budget waaruit zij zelf verkeer en vervoersprojecten tot een maximum bedrag van 225 miljoen euro per project moeten betalen. Het budget dat voor alle betrokken 19 regio's tezamen in 2003 beschikbaar komt bedraagt voorlopig 332 miljoen euro. De provincies en kaderwetgebieden moeten dus lang sparen of lenen om ooit grote projecten rond het maximum vrij te besteden bedrag uit te kunnen voeren. De Raad constateert dat de beleidsvrijheid hierdoor wel eens geringer kan zijn dan de regeling veronderstelt. De regio's zullen het geld gaan gebruiken voor langlopende leningen en dat betekent dat het rijk voor een lange periode financiële zekerheid moet bieden. Die zekerheid is er nu niet.

De budgetten die de regio's ontvangen hebben geen relatie met de werkelijk te maken kosten. De decentrale overheden zijn gebonden aan de uitvoering van het Nationaal Verkeers en Vervoers Plan, het NVVP, maar of hiervoor voldoende middelen beschikbaar worden gesteld als de nieuwe regeling van kracht gaat, is niet bekend. Wie vervolgens de verantwoordelijkheid heeft om te bepalen welke plannen wel en niet uitgevoerd worden, het rijk of de betrokken regio, is niet duidelijk.
De Raad is het wel eens met de nieuwe maatregel die het geld over de 19 regio's verdeelt. De maatstaven uit deze regeling zijn objectief en inzichtelijk. Er zijn bovendien geen regio's die straks ineens veel meer of juist veel minder ontvangen dan tot nu toe het geval is. Voor de continuïteit van verkeers- en vervoersbeleid in de regio's is dat goed, maar tegelijk is het de vraag of het model past bij nieuw beleid dat wellicht om een andere verdeling van de middelen vraagt. De minister kan op de ingezette weg voortgaan, vindt de Raad, maar dan moet het departement van Verkeer en Waterstaat de komende jaren een grote verantwoordelijkheid houden voor invoering van het nieuwe model.

Noot voor de redactie/