Nederlandse mededingingsautoriteit (NMa)
BESLUIT
Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse
mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 17 van de
Mededingingswet.
Nummer 1946/29
Betreft zaak: Stivam
Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse
Mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag om ontheffing
als bedoeld in artikel 17 van de Mededingingswet, wegens niet
strijdigheid met artikel 6, eerste lid, Mededingingswet.
1. Op 30 mei 2000 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse
mededingingsautoriteit (hierna: d-g NMa) van Edon N.V. (hierna:
Essent ) en de Stichting Contractpartners VAM (hierna: Stivam)
gezamenlijk een aanvraag ontvangen om voor een tussen hen gesloten
overeenkomst (de HoA) ontheffing te verlenen van het kartelverbod
zoals neergelegd in art. 6, eerste lid, Mw.
I. FEITELIJKE ACHTERGRONDEN
A. Aanvragers
2. Essent is de holdingmaatschappij van een groep van vennootschappen
en ondernemingen die werkzaam zijn in de sectoren (a) energie, (b)
afval en (c) kabel en telecommunicatie. Essent heeft de meerderheid
van het aandelenkapitaal in N.V. VAM overgenomen.
N.V. VAM (hierna: VAM) is de holdingmaatschappij van een groep van
vennootschappen en ondernemingen die werkzaam zijn in de afvalsector.
3. Stivam is een stichting waarin een aantal gemeenten
vertegenwoordigd is. Stivam functioneert onder meer als
overlegorgaan van de gemeenten in verband met hun betrokkenheid bij
een installatie van VAM, de geïntegreerde afvalverbrandingsinstallatie
(GAVI; zie hierna).
B. De aangemelde overeenkomst
4. De aangemelde overeenkomst betreft de wijziging van de
overeenkomsten die per 1 juli 1996 tussen VAM en de Stivam-gemeenten
van kracht werden (hierna genoemd: de oorspronkelijke overeenkomsten).
- De oorspronkelijke overeenkomsten
5. De meeste Stivam-gemeenten zijn georganiseerd in
samenwerkingsverbanden. Deze samenwerkingsverbanden hebben sinds 1992
contracten met VAM terzake van de verwerking van afval. De
oorspronkelijke overeenkomsten (ingegaan per 1 juli 1996) betroffen de
verwerking van afval. Overeengekomen was dat de Stivam-gemeenten alle
door of namens hen ingezameld huishoudelijk en bedrijfsafval aan
VAM ter verwerking aanbieden, onder uitsluiting van het recht dat
afval (ook) aan anderen ter verwerking aan te bieden. Het afval zou
worden verwerkt in de geïntegreerde afvalverbrandingsinstallatie
(GAVI) van VAM te Wijster.
Er was een geïndexeerd verwerkingstarief overeengekomen voor de
looptijd van de contracten. Deze looptijd bedroeg 15 jaar en is
ingegaan per 1 juli 1996, toen de GAVI in gebruik werd genomen.
6. Bij deze overeenkomsten was afgesproken dat het door de
Stivam-gemeenten te betalen verwerkingstarief zou gelden bij een
bepaalde door de betrokken gemeente individueel en door de
Stivam-gemeenten gezamenlijk aan te leveren hoeveelheid afval. VAM had
het recht aanpassingen van het verwerkingstarief in te voeren als
gevolg van het wijzigen van de hoeveelheid aangeleverd afval. Deze
bepalingen werden door VAM zó geïnterpreteerd dat de Stivam-gemeenten
het verwerkingstarief moesten betalen voor de hoeveelheden die waren
begroot, ook indien de feitelijk aangeleverde hoeveelheden minder
waren. De Stivam-gemeenten meenden aldus voor niet verrichte diensten
te moeten betalen en waren het met de interpretatie van de gemaakte
afspraken niet eens. Mede naar aanleiding van dit verschil van inzicht
zijn de HoA overeengekomen.
7. De GAVI is een, in de jaren 1993-1996 door VAM opgezette,
afvalscheidings- en verwerkingsinstallatie met een capaciteit van
720.000 ton. Deze installatie bestaat uit een verbrandingsinstallatie
en een voorscheidingstraject waarin recycleerbare en niet-brandbare
delen worden gescheiden van het brandbare afval. Na deze scheiding
wordt het niet-gevaarlijke afval in de GAVI verbrand. Het
niet-recycleerbare, niet-brandbare afval wordt gestort op de
stortplaats van VAM te Wijster.
- De Heads of Agreement (de aangemelde regeling)
8. In de voor ontheffing aangemelde Heads of Agreement (hierna: HoA)
is het exclusieve verwerkingsrecht van huishoudelijk afval en
bedrijfsafval gehandhaafd. Overeengekomen is dat de Stivam-gemeenten
geen verplichting hebben de door VAM voor hen gereserveerde
verwerkingscapaciteit daadwerkelijk te gebruiken.
9. Ten aanzien van de verwerking zijn in de HoA nieuwe tarieven
afgesproken voor de verwerking van huishoudelijk en bedrijfsafval.
Deze tarieven zijn lager dan die, welke in de overeenkomsten van 1
juli 1996 waren vastgelegd. De nieuwe tarieven zijn per 1 januari 1998
ingegaan. Voor huishoudelijk afval geldt net als onder de
oorspronkelijke overeenkomsten een geïndexeerd vast (maar nu lager)
tarief en voor bedrijfsafval geldt een marktconform tarief dat door
partijen regelmatig aan de in de markt gangbare tarieven kan worden
aangepast. Er zijn tevens vaste regels afgesproken over aanpassing van
de tarieven.
10.De looptijd van de overeenkomsten is in de HoA verlengd met 5 jaar;
hierdoor eindigen de contracten per 1 juli 2016.
11.Voorts is in de HoA bepaald dat Essent een 'right of first refusal'
krijgt om het beheer van afvalstromen en de daarbij behorende
infrastructuur over te nemen van een Stivam-gemeente, indien deze op
enig moment besluit niet langer zelf huishoudelijk of bedrijfsafval in
te zamelen, dan wel indien een bestaande uitbesteding aan een derde
ten einde komt. Daarbij zal de betreffende Stivam-gemeente in staat
blijven uitvoering te geven aan het overheidsbeleid met betrekking tot
de inzameling en verwerking van afval.
II. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
12.In de Staatscourant nr. 247 van 20 december 2000 (blz. 59) is
mededeling gedaan van de ontheffingsaanvraag. Daarbij zijn
belanghebbenden opgeroepen hun zienswijze schriftelijk of mondeling
naar voren te brengen. De aanvraag en de daarop betrekking hebbende
stukken hebben gedurende vier weken ter inzage gelegen ten kantore van
de NMa. Op de oproep is niet gereageerd.
13.Een aantal keren heeft de NMa schriftelijk vragen gesteld.
Daarnaast hebben ambtenaren van de NMa twee keer een gesprek gevoerd
met (vertegenwoordigers van) partijen en is er overleg gevoerd met
vertegenwoordigers van het Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieu.
III. STANDPUNT VAN PARTIJEN
A. Artikel 6, eerste lid, Mw
14.Partijen menen dat het kartelverbod niet van toepassing is. Zij
beschouwen de aanvraag voor een ontheffing van het verbod van art. 6,
eerste lid, Mw voor de HoA als een voorwaardelijk verzoek, dat zij aan
de d-g NMa voorleggen voor het geval hij tot het oordeel komt dat art.
6, eerste lid, Mw op de HoA van toepassing is.
15.Partijen menen dat de afspraken in de oorspronkelijke
overeenkomsten, zoals gewijzigd door de HoA, de mededinging niet op
merkbare wijze beperken. In de verdere argumentatie maken partijen
onderscheid tussen inzameling en verwerking van huishoudelijk afval en
van bedrijfsafval.
- Huishoudelijk afval
16.Partijen wijzen erop dat gemeenten ten aanzien van huishoudelijk
afval van oudsher taken verrichten op het vlak van afvalinzameling en
-verwerking. Zowel op wetgevend, bestuurlijk, toezichthoudend als
uitvoerend terrein. Wat betreft het uitvoerende aspect is gewezen op
de van gemeentewege ter hand genomen inzameling en de daarmee
samenhangende eindverwerking. Ten behoeve van die eindverwerking zijn
vele gemeenten ertoe over gegaan om stortplaatsen in te richten.
17.De laatste decennia is ter voorkoming van verder grootschalig
beslag op gronden, door de nationale overheid gekozen voor
afvalverbranding als eerste verwerkingsmethode boven het storten.
Gemeenten hebben deze keuze zo veel als hen mogelijk was gevolgd, door
het door of namens hen ingezamelde afval daar waar mogelijk te laten
verbranden in plaats van te storten. Ook de Stivam-gemeenten hebben in
dat verband in de jaren 90 besloten hun afval zo veel mogelijk te
laten verbranden, waartoe zij contracten zijn aangegaan met VAM.
18.Ook hebben de Stivam-gemeenten zelf bijgedragen aan de
totstandkoming van nieuwe verbrandingscapaciteit via medefinanciering
resp. via gemeentelijke garantstellingen van de financiering van de
bouw van de GAVI. Deze medebetrokkenheid van de gemeenten is inmiddels
geëindigd.
19.Op grond van deze gegevens menen partijen dat de oorspronkelijke
afspraken zijn gemaakt tussen louter overheidsinstellingen.
- Bedrijfsafval
20.Partijen geven aan dat ten aanzien van de inzameling en verwerking
van bedrijfsafval gemeenten geen bijzondere verplichtingen of
verantwoordelijkheden hebben. Er is volgens hen dan ook sprake van een
vrije markt, waarop gemeenten als onderneming actief zijn. Op die
markt hebben de gemeenten als inzamelaars slechts een zeer gering
percentage marktaandeel. Partijen menen dat daarom de afspraken ten
aanzien van de exclusieve leveringsplicht van bedrijfsafval de
mededinging niet merkbaar beperken, en er aldus geen sprake is van
overtreding van art. 6, eerste lid, Mw.
B. Toepasselijkheid van art. 11 Mw
21.Zou de dg-NMa menen dat de aangemelde HoA wel mededingingsbeperkend
in de zin van art. 6, eerste lid, Mw is, dan achten partijen de
vrijstelling als bedoeld in art. 11 Mw, inzake het verrichten van
diensten van algemeen economisch belang, van toepassing.
C. Toepasselijkheid van art. 17 Mw
22.Zou de HoA niet onder de vrijstelling van art. 11 Mw vallen, dan
komt de aangemelde regeling naar het oordeel van partijen in
aanmerking voor een ontheffing als bedoeld in art. 17 Mw. Partijen
hebben aangevoerd dat de HoA voldoet aan alle in dat artikel gestelde
ontheffingscriteria.
IV. BEOORDELING
Toepasselijkheid van art. 6, eerste lid, Mw
23.Artikel 6, eerste lid, Mw luidt:
Verboden zijn overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van
ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen
van ondernemingen, die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de
mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt
verhinderd, beperkt of vervalst.
24.De HoA is een overeenkomst tussen een afvalverwerker en een aantal
gemeenten.
25.Afvalverwerkers zoals Essent zijn ondernemingen in de zin van de
Mededingingswet.
26.Voor een verdere beoordeling dient te worden vastgesteld in welke
hoedanigheid de betrokken gemeenten hebben gehandeld. Mocht het gaan
om het handelen van een overheidsorgaan dat (primair) strekt tot het
behartigen van een algemeen publiek belang van niet-economische aard
en dat kan worden herleid tot of gerelateerd aan (andere) taken en
bevoegdheden van het betrokken overheidsorgaan, dan moet dit handelen
als overheidshandelen worden aangemerkt . Dat handelen zou om die
reden dan niet onder het kartelverbod van art. 6, eerste lid, Mw
kunnen vallen.
27.Ter beoordeling van de vraag of in het onderhavige geval de
gemeenten handelen als onderneming, is het noodzakelijk om de
achtergronden van de oorspronkelijke verwerkingscontracten en de HoA
tussen de VAM en de Stivam-gemeenten te bezien, in samenhang met de
economische en juridische context waarbinnen die contracten tot stand
zijn gekomen. Daarbij dienen onder meer de relevante wettelijke
bepalingen te worden betrokken. In de Wet Milieubeheer (hierna: Wm) is
de afvalvoorziening wettelijk geregeld, onder meer op basis van type
afval, de verschillende stadia in de inzamel- en verwerkingsketen en
naar onderscheiden entiteiten.
28.Art. 10.11, eerste lid, Wm bepaalt:
Elke gemeente draagt er, al dan niet in samenwerking met andere
gemeenten, zorg voor dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke
afvalstoffen - grove huishoudelijke afvalstoffen daaronder niet
begrepen - worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen
perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan.
Op grond van art. 10.10, eerste lid, Wm is iedere gemeente (onder
meer) verplicht om bij verordening een inzameldienst aan te wijzen.
Dit kan zowel een gemeentelijke tak van dienst (reinigingsdienst) als
een externe entiteit zijn.
29.Art. 15.33, eerste lid, bepaalt: "Elke gemeente kan ter bestrijding
van de kosten die voor haar verbonden zijn aan de verwijdering van
huishoudelijke afvalstoffen een heffing instellen, waaraan kunnen
worden onderworpen degenen die, al dan niet krachtens een zakelijk of
persoonlijk recht, feitelijk gebruik maken van een perceel ten aanzien
waarvan krachtens art. 10.11 een verplichting tot het inzamelen van
huishoudelijke afvalstoffen geldt."
30.Huishoudens zijn derhalve niet vrij in de wijze waarop zij zich van
hun afval kunnen ontdoen. Noch ten aanzien van de inzameling, noch ten
aanzien van de verwerking van hun huishoudelijk afval hebben burgers
een zelfstandige keuzevrijheid. Over zowel de inzameling als de
verwerking van huishoudelijk afval wordt door de gemeente besloten.
31.Door betaling van de Afvalstoffenheffing zijn het de inwoners
van de gemeenten die indirect de financiering van de inzamelings- en
verwerkingskosten dragen. Er is hierdoor geen directe relatie tussen
geleverde diensten en hoogte van die heffing. Vanwege de gekozen
financieringsvorm, alsmede op grond van een inzamel- en
verwerkingstarief dat bepaald wordt door de kosten, is gegarandeerd
dat de inwoners van iedere gemeente verzekerd zijn van een continue,
milieuverantwoorde inzameling en eindverwijdering van hun
huishoudelijk afval.
32.In de huidige Nederlandse verhoudingen en tegen de achtergrond van
het samenstel van wettelijke bepalingen zijn gemeenten derhalve ten
behoeve van hun burgers verantwoordelijk voor de organisatie van de
inzameling en de organisatie van de eindverwerking van het ingezamelde
huishoudelijk afval. Dit moet worden opgevat als een typische
overheidstaak.
33.Daarom kan het aangaan van contracten namens hun burgers door
gemeenten op het vlak van inzameling en eindverwerking van
huishoudelijk afval niet worden aangemerkt als handelen van een
onderneming. De oorspronkelijke verwerkingscontracten van 1 juli 1996
en de HoA zijn door de Stivam-gemeenten aangegaan in hun hoedanigheid
van overheid en niet als onderneming. Om die reden is er geen
overeenkomst tussen ondernemingen aan de orde, zoals bedoeld in art.
6, eerste lid, Mw.
- Bedrijfsafval
34. Met partijen moet worden vastgesteld dat ten aanzien van het
inzamelen en (laten) verwerken van bedrijfsafval, de gemeenten als
onderneming handelen. Zoals partijen zelf memoreren, is er geen
wettelijke taak voor gemeenten om bedrijfsafval in te zamelen en te
laten verwerken.
35. De Stivam-gemeenten zijn aldus ten aanzien van het inzamelen en
het laten verwerken van bedrijfsafval te beschouwen als concurrenten.
Doordat de oorspronkelijke verwerkingscontracten alsook de HoA
gezamenlijk door de Stivam-gemeenten met VAM zijn aangegaan, kunnen er
horizontale mededingingsbeperkingen aan de orde zijn.
36.De markten voor inzameling en verwerking van bedrijfsafval zijn
landelijke markten. Ook partijen gaan uit van die marktafbakening.
Van de totale hoeveelheid bedrijfsafval wordt blijkens gegevens van
het Afval Overleg Orgaan (AOO) circa 5 % ingezameld door
gemeenten.
37.Totaal wordt in Nederland jaarlijks circa 5,5 miljoen ton afval
verbrand. Daarvan bestaat ongeveer 2,6 miljoen ton uit huishoudelijk
afval. Er is dus jaarlijks 2,9 miljoen ton brandbaar
bedrijfsafval.
38.De door de Stivam-gemeenten aangeleverde hoeveelheid huishoudelijk
afval bij VAM bedroeg in 1998 ongeveer ton, de aangeleverde
hoeveelheid bedrijfsafval ruim ton. Afgezet tegen de ruim 2,9
miljoen ton brandbaar bedrijfsafval, zamelen de Stivam-gemeenten circa
van het brandbaar bedrijfsafval in.
39.Gelet op deze gegevens, gaat er noch van de oorspronkelijke, noch
van de HoA een merkbaar mededingingsbeperkend effect uit op de markten
voor inzameling en verwerking van bedrijfsafval.
- Conclusies
40.De betrokken gemeenten, tezamen opererend in de stichting Stivam,
kunnen voor wat betreft de oorspronkelijke overeenkomsten en de HoA
niet worden aangemerkt als ondernemingen in de zin van de
Mededingingswet.
41.Ten aanzien van de inzameling en verwerking van bedrijfsafval
leiden de oorspronkelijke contracten, noch de HoA tot merkbare
mededingingsbeperkingen.
42.Op grond van voorgaande luidt de conclusie dat de HoA niet vallen
onder het verbod van art. 6, eerste lid, Mw.
V. BESLUIT
43.De aanvraag om ontheffing van het verbod van artikel 6, eerste lid,
Mw wordt afgewezen, aangezien er geen sprake is van een inbreuk op dat
artikel/lid.
Datum: 24 maart 2002
w.g. A.W. Kist
Directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit, een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, Juridische Dienst, Postbus 16326, 2500 BH Den Haag.
Klik hier voor het persbericht van 4 april 2002
---
---
Edon maakt na de fusie met PNEM/MEGA onderdeel uit van de Essent
groep (zie het Besluit van de d-g NMa in zaak 1331, PNEM/Mega-Edon,
d.d. 20 oktober 1999). De uitwerking en invulling van de afspraken met
Stivam vonden door Edon plaats tot de herstructurering van de Essent
groep was voltooid. Inmiddels is de naam van NV Edon Groep gewijzigd
in Essent NV.
Hiermee is een concentratie tot stand gebracht. De d-g NMa heeft
bij besluit van 21 april 1999 meegedeeld dat voor het tot stand
brengen van deze concentratie geen vergunning is vereist (zaaknummer
1277). Essent heeft 99% van de aandelen in VAM van de Staat der
Nederlanden overgenomen: de resterende 1% wordt gehouden door de
provincie Drenthe.
Het gaat hierbij om gemeenten uit Drenthe, en verder gemeenten uit
Overijssel (IJssel-Vecht), de Duin- en Bollenstreek en de Gooi- en
Vechtstreek.
Naast verwerking zullen de termen verwijdering en eindverwijdering
als synoniemen worden gehanteerd.
Onder huishoudelijk afval wordt verstaan het afval ingezameld van
particuliere huishoudens, niet zijnde GFT-afval. GFT-afval is
gescheiden ingezameld afval bestaande uit de (resten van) groente,
fruit en tuinproducten en andere composteerbare zaken. Onder
bedrijfsafval wordt verstaan het afval van bedrijven, niet zijnde
GFT-afval of bouwafval. Bouwafval is gescheiden ingezameld afval
bestaande uit (restanten) van bouwmaterialen.
In verband met genoemd interpretatieverschil, het feit dat de
Stivam-gemeenten minder afval aanleverden dan begroot en de
aanloopverliezen van de GAVI in 1996 en 1997, ontstonden steeds meer
problemen tussen de Stivam-gemeenten en VAM Door de verkoop van de
aandelen in VAM door de staat is een escalatie voorkomen, dan wel
uitgesteld. Essent heeft, toentertijd als mogelijk toekomstig
eigenaar, met de Stivam-gemeenten onderhandeld teneinde een regeling
te treffen voor de gerezen verschillen en teneinde de steun van de
Stivam-gemeenten te verwerven als mogelijke overname-kandidaat van de
VAM-aandelen. Deze regeling is tot stand gekomen in de vorm van de
hierbij ter ontheffing aangemelde HoA.
Zie bijvoorbeeld het besluit van de d-g NMa in zaak 294,
Gedragscode herstructurering, d.d. 19 december 2000.
Zie v.w.b. de Europese praktijk: de arresten van het Hof van
Justitie inzake Bodson (4 mei 1988, Jur.2479, randnr. 18 ; Höfner, 23
april 1991, C-41/90, Jur. 1991, I-1979, r.o. 21 en Diego Cali, 17
maart 1997, C-343/95, Jur. I-1547, r.o. 16.
Rechtbank Rotterdam, 1 augustus 2001, MEDED 99/1874-SIMO, Amsterdamse
bloemenmarkt. Het feit dat het overheidshandelen een zeker economisch
-of eventueel zelfs mededingingsbeperkend- effect heeft, maakt die
beoordeling volgens de Rechtbank niet anders.
Besluit van de d-g NMa van 28 oktober 1998, zaak 1004, randnr. 17.
Art. 15:33 Wm.
In vergelijkbare zin: Hof van Justitie, arrest van 19 januari
1994, Eurocontrol, C-364/92, Jur. 1994, I-43, randnrs. 25- 30 en
arrest van 17 maart 1997, Diego Cali, C- 343/95 Jur. I-1547, randnrs.
19 t/m 25.
De hiervoor genoemde elementen onderscheiden zich van de
omstandigheden waarin (Franse) gemeentelijke overheden opereerden in
een zaak waarin de Europese Commissie op 15 juni 2001 een beschikking
heeft genomen (PBEG L 233; Eco-Emballages). In dat besluit oordeelt de
Commissie dat, in de context van de betreffende zaak, de betrokken
gemeenten niet handelden als overheid, maar als onderneming. In dit
verband worden als relevante feiten onder meer genoemd het ontvangen
van financiële steun van Eco-Emballages, het verstrekken van een
bewijs van terugwinning, en het door de gemeenten wederverkopen van de
(door hen) gescheiden huishoudelijke verpakkingen.
Dit laat onverlet de wijze waarop de inzameling en de
eindverwerking geschiedt.
Zie ook het Jaarverslag 1999 van NMa en DTe, par. 3.3.
Over mededinging in de afvalsector heeft de d-g NMa al eerder een
besluit genomen. In dit besluit (zaak 294, Gedragscode
herstructurering, d.d. 19 december 2000), betreffende een overeenkomst
tussen stortplaatsexploitanten, zijn o.m. ook het ondernemingsbegrip,
inzameling en eindverwijdering aan de orde geweest. Geoordeeld werd
dat stortplaatsexploitanten ondernemingen zijn. Voorts constateerde de
d-g NMa dat tot stortplaatsexploitanten geen wettelijke taakopdracht
is gericht in de zin van art. 11 Mw (randnr. 65 van dat besluit), noch
dat de betreffende taak kan worden afgeleid uit de zorgplicht inzake
de inzameling van huishoudelijk afval (randnr. 67 van dat besluit).
Een reden hiervoor is, onder meer, dat de in art. 10:11 Wm vervatte
zorgplicht gericht is tot gemeenten en niet tot
stortplaatsexploitanten (randnummer 68).
Zie besluit van de d-g NMa van 28 oktober 1998, zaak 1004,
randnr. 39.
AOO: De afvalmarkt: structuur en ontwikkelingen (AOO 2000-02,
blz. 20).
KPMG-rapport, opgesteld in opdracht van de NMa, april 2000.
bevat vertrouwelijke gegevens.
bevat vertrouwelijke gegevens.
bevat een percentage kleiner dan 5%.
terug
Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.