---

Kamervragen en antwoorden
---

Antwoord op vraag van het lid Verhagen

12-04-2002

Naar aanleiding van de vraag van de heer Verhagen tijdens de regeling van werkzaamheden op 11 april jl. naar aanleiding van mijn uitlatingen in de Nova-uitzending van 10 april jl. deel ik U het volgende mee. Ik heb in die uitzending gezegd dat ik nog vragen heb ten aanzien van de conclusie van het Niod dat er bij de informatievoorziening aan de bewindslieden van Defensie in de zomer en het najaar van 1995 niet alleen sprake is geweest van onkunde, maar ook van onwil. Ik gaf daarmee uitdrukking aan mijn wens nauwgezet te bestuderen welke gronden het Niod voor die conclusie aanvoert en deze zorgvuldig te wegen, vooral ook in het licht van de informatievoorziening door de minister van Defensie aan het parlement. Ik heb niet beoogd een nieuw eigen onderzoek aan te kondigen; er is dus ook geen afzonderlijke rapportage aan de Kamer over dit onderwerp te verwachten.

Het spreekt vanzelf dat de conclusie van het Niod inzake het rapport van de commissie Van Kemenade aan de orde zal komen in de reactie op hoofdlijnen van het kabinet. Het komende Kamerdebat biedt de gelegenheid hierover van gedachten te wisselen.

DE MINISTER VAN DEFENSIE

Mr. F.H.G. de Grave

Nieuws Ministerie van Defensie